Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2010:YA1365

Zaaknummer

10-39

Inhoudsindicatie

Verzet (tegen oordeel: kennelijk ongegrond) ongegrond.

Uitspraak

10-39

BESLISSING VAN DE RAAD VAN DISCIPLINE IN HET RECHTSGEBIED VAN HET GERECHTSHOF ARNHEM

Inzake:

klaagster

wonende te [woonplaats]

tegen:

verweerster

advocaat te Z,

1.

Bij brief d.d. 5 mei 2010, door de raad ontvangen op 7 mei 2010,  is klager tijdig in verzet gekomen tegen de beslissing van de voorzitter van de raad d.d. 21 april 2010, verzonden op 23 april 2010, waarbij haar klacht tegen verweerster als kennelijk ongegrond is afgewezen.

Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 27 september 2010, waar klaagster en verweerster zijn verschenen.

Bij de behandeling van het verzet was de raad als volgt samengesteld: mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en de mrs. A.D.G. Bakker, E.D. Breuning ten Cate, C.J. Lunenberg-Demenint en  H.F.J. Maissan, leden van de raad, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier.

2.

Voor de inhoud van de klacht wordt verwezen naar de bestreden beslissing, waarvan een kopie aan deze beslissing is gehecht.

3.

Met de voorzitter en op de gronden die deze in zijn beslissing van 21 april 2010 heeft vermeld acht de raad de klacht van klaagster kennelijk ongegrond. Hetgeen klaagster tegen de beslissing van de voorzitter heeft aangevoerd heeft de raad niet tot een ander oordeel gebracht. De door de voorzitter vermelde gronden kunnen zijn beslissing volledig dragen.

In aanvulling daarop voegt de raad aan dit oordeel nog toe, dat de raad in de brieven van verweerster aan klaagster wel een enkel punt is tegen gekomen, waarin verweerster, gelet op de zorg die zij bij de rechtstreekse communicatie met de wederpartij diende te betrachten, wellicht iets meer rekening had moeten houden met het effect dat (de inhoud van) haar brief op klaagster zou kunnen hebben en dat het voorts wenselijker was geweest indien niet het volledige eindarrest van het Gerechtshof Arnhem betreffende de boedelscheiding bij de makelaar terecht was gekomen, maar alleen het gedeelte dat betrekking had op de veroordeling om aan de verkoop van de woning medewerking te verlenen. Ter zitting heeft verweerder getoond zich van deze eisen van zorgvuldigheid bewust te zijn.

DE BESLISSING VAN DE RAAD LUIDT ALS VOLGT:

Het verzet is ongegrond.

Aldus beslist door de raad in de hiervoor vermelde samenstelling en uitgesproken in het openbaar op 22 november 2010.

Griffier      Voorzitter