Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-07-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA0907
Zaaknummer
R. 3394/10.24
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft zich in strijd met gedragsregel 18 rechtstreeks tot de wederpartij van een kantoorgenoot gewend. Klacht gegrond. Gegrondheid klacht in hoedanigheid van curator niet vast komen te staan
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 30 november 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 4 februari 2010 ontvangen door de Raad.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.
1.3 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 17 mei 2010. Ter zitting is verweerder verschenen
2. FEITEN
2.1 In de periode november 2008-januari 2009 stond klager vennootschap X, vertegenwoordigd door de heer B., bij in een arbeidsconflict met één van haar werknemers.
2.2 De werknemer in de hiervoor bedoelde zaak werd bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder. De echtgenote van deze werknemer was als secretaresse werkzaam op het kantoor van verweerder.
2.3 Tussen werkgever en werknemer is door tussenkomst van hun beider advocaten een minnelijke regeling getroffen. De nakoming daarvan verliep niet probleemloos.
2.4 Twee cliënten van klager werden op 29 september 2009 in staat van faillissement verklaard. Als curator werd verweerder aangesteld. In die hoedanigheid had hij contact met de bestuurder van de vennootschappen.
3. DE KLACHT
De klacht
3.1 Klager verwijt verweerder dat hij:
a. rechtstreeks contact heeft opgenomen met een cliënt van klager;
b. als curator in strijd met Gedragsregel 1 heeft gehandeld door expliciet aan derden – de bestuurder van de gefailleerde vennootschappen - mededeling te doen van het feit dat hij ondanks dat dat “eigenlijk niet kan”, een zaak rechtstreeks met de onder a. bedoelde cliënt en buiten diens advocaat om had geregeld, waardoor het vertrouwen in de advocatuur of de eigen beroepsuitoefening is geschaad.
4. HET VERWEER
4.1 In zijn algemeenheid betreurt verweerder het dat klager zich niet eerst tot hem heeft gewend, maar onmiddellijk de Deken heeft ingeschakeld en deze zelfs heeft verzocht de klacht direct door te zenden aan de Raad van Discipline.
Ten aanzien van klachtonderdeel a.
4.2 Verweerder voert aan dat de cliënt van klager in kwestie voor hem geen onbekende was. Er was sprake van een arbeidsconflict tussen hem als werkgever en de echtgenoot van een secretaresse van het kantoor van verweerder. Een kantoorgenoot van verweerder trad als advocaat van de echtgenoot op. Op enig moment bleek dat de kwestie de secretaresse niet in de koude kleren ging zitten. Omdat zij al op de nodige vlakken problemen had in de privé-sfeer, heeft verweerder zich - ook als werkgever - het lot van de secretaresse aangetrokken en in haar belang contact opgenomen met de cliënt van klager. Omdat hij dat duidelijk zag als privé-actie heeft hij daarover zijn kantoorgenoot niet ingelicht. Dat is pas later gebeurd, toen de cliënt in kwestie had toegezegd het in orde te maken. Toen heeft ook de cliënt in kwestie klager geïnformeerd en met hem afgesproken dat klager de zaak zou laten rusten.
Ten aanzien van klachtonderdeel b.
4.3 Verweerder acht hetgeen klager in dit verband stelt buiten proporties, betwist dat en herkent zich ook in het geheel niet in het door klager geschetste beeld.
5. BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.2 De Raad overweegt als volgt.
Klachtonderdeel a.
5.3 Dit klachtonderdeel acht de Raad gegrond. Verweerder heeft zich in strijd met Gedragsregel 18 rechtstreeks en zonder voorafgaande toestemming van klager tot de cliënt van laatstgenoemde gewend, terwijl hij wist dat klager hem als advocaat bij stond.
Klachtonderdeel b.
5.4 Dit klachtonderdeel acht de Raad ongegrond. De door klager gegeven lezing wordt door verweerder bestreden en daarvoor is ook geen steun te vinden in de verklaring van de derde in kwestie die verweerder terzake heeft overgelegd. Integendeel. Daarin wordt de door klager aan verweerder verweten gedraging juist ontkend. De verweten gedraging is mitsdien niet komen vast te staan.
6. MAATREGEL
6.1 Hoewel de Raad klachtonderdeel a. gegrond acht, zal zij gezien de feiten en omstandigheden, mede bezien in verband met de door verweerder gegeven en door klager niet bestreden uitleg voor zijn handelen, daarvoor geen maatregel opleggen.
7. BESLISSING
De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart klachtonderdeel a. gegrond en ziet af van het opleggen van een maatregel;
- verklaart de klacht voor het overige ongegrond.
Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. J.C van den Dries, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman en mr. G.J. Schipper, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 juli 2010.
griffier voorzitter