Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-10-2010
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2010:YA1309
Zaaknummer
R. 3438/10.68b
Inhoudsindicatie
Het gestelde tekortschieten van de advocaat is vanwege het ontbreken van stukken niet komen vast te staan
Uitspraak
PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij e-mailbericht van 3 juli 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht
door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 28 april 2010.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de hoofdgriffier, ter
inzage hebben gelegen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 13 september 2010 . Ter zitting is klager verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk op
geroepen, niet verschenen.
FEITEN
2.1 Klager heeft zich op 19 juni 2008 gewend tot verweerder met het verzoek hem bij te staan naar aanleiding van het verzoek dat zijn voormalig echtgenote bij de
Rechtbank ’s-Gravenhage had ingediend, inhoudende het gezamenlijk ouderlijk gezag over het minderjarig kind te wijzigen in een éénhoofdig gezag.
2.2 Bij beschikking van 10 juni 2009 van de Rechtbank ‘s-Gravenhage is het verzoek van de voormalig echtgenote van klager toegewezen.
KLACHT
3. Klager verwijt verweerder dat hij om verschillende redenen tekort is geschoten in zijn functioneren als advocaat van klager, onder meer omdat verweerder
belangrijke vertrouwelijke informatie van klager, buiten zijn toestemming om, heeft doorgespeeld aan de advocaat van de wederpartij alsmede dat sprake is
geweest van miscommunicatie, nu verweerder geen initiatief toonde om klager te informeren over de gang van zaken rond de procedure. Klager is ten slotte van
mening dat verweerder hem onheus heeft behandeld.
VERWEER
4. Verweerder betwist dat hij tekort zou zijn geschoten in zijn functie als advocaat. Verweerder betwist voorts dat hij klager op een onheuse wijze zou hebben
behandeld. Ten slotte heeft verweerder gesteld dat klager hem onvoldoende heeft geïnformeerd waardoor hij niet naar behoren zijn belangen heeft kunnen
behartigen.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5. De Raad heeft vanwege het ontbreken van de onderliggende stukken in deze zaak niet kunnen vaststellen dat de klacht van klager gegrond is. Nu de enkele
stellingen van klager onvoldoende zijn voor gegrond bevinding van de klacht, dient deze door de Raad te worden afgewezen. De klacht is derhalve ongegrond.
Daarbij overweegt de Raad dat de Deken een klacht tegen verweerder heeft ingediend juist omdat verweerder niet had voldaan aan het verzoek van de Deken om
het dossier van klager te overhandigen, zodat de Deken in de gelegenheid zou zijn om de klachten te onderzoeken. Deze klacht is gegrond verklaard en aan
verweerder is in die klachtzaak een maatregel opgelegd.
BESLISSING
6. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, plaatsvervangend voorzitter, mr. M. Aukema, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt , mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 oktober 2010.
griffier voorzitter