Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-09-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1091

Zaaknummer

B71-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Essentie

Inhoudsindicatie

Dat de beklaagde advocaat tijdens de mondelinge behandeling van een eerdere klachtzaak onwaarheden heeft gesproken is niet gebleken.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

 

 

B71-2010

 

 

raad van discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

 

BESLISSING

 

 

inzake

 

het verzet tegen een voorzittersbeslissing betreffen een klacht van:

 

 “klager”,

 

tegen

 

“verweerder”,

 

____________________________________________________________________

 

1.      Verloop van de procedure

 

1.1.            Bij brief van 3 mei 2010, door de raad ontvangen op 4 mei 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van de raad d.d. 23 april 2010, verzonden op 27 april 2010.

1.2.            Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 19 juli 2010 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 18 juni 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 5 juli 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.3.            Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de raad van 19 juli 2010. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

 

 

2.      Feiten

 

2.1.            De raad gaat uit van de feiten en van de omschrijving van de klacht zoals die in de beslissing van de voorzitter is omschreven nu het verzet daartegen niet is gericht.

3.      Beslissing van de voorzitter

 

3.1.            De voorzitter heeft de klacht van klager ongegrond verklaard. De voorzitter oordeelde dat niet is gebleken dat verweerder de raad van discipline bewust onjuist heeft voorgelicht. Niet valt in te zien hoe klager tot de conclusie kan komen dat verweerder zijn antwoorden met stelligheid heeft gegeven. De voorzitter oordeelt dat verweerder zijn antwoorden met de nodige omzichtigheid heeft gegeven en duidelijk heeft gemaakt en dat hij op de betreffende vragen slechts uit zijn herinnering moest antwoorden.

4.      Het verzet

4.1.      In zijn verzet voert klager het volgende samengevat aan: de voorzittersbeslissing is onjuist omdat de door klager gestelde stelligheid verkeerd door de voorzitter is geïnterpreteerd. Klager heeft hiermee bedoeld dat verweerder zich niet in absolute zin heeft uitgelaten. Het gaat over de twijfel die verweerder heeft uitgesproken en heeft laten voortbestaan.

 

5.      Beoordeling van het verzet

De raad merkt op dat de zitting waarop de klacht betrekking heeft thans is gesloten en er reeds een beslissing dienaangaande is gegeven. De zaak ligt thans voor bij het Hof van Discipline. Daarnaast is de raad met de voorzitter van oordeel dat verweerder zich met de nodige omzichtigheid heeft uitgedrukt en heeft duidelijk gemaakt dat hij net als klager op de betreffende vraag uit zijn herinnering moest antwoorden. Hij heeft daarbij formuleringen gebruikt die allerminst als stellig kunnen worden gekwalificeerd. Er is niet gebleken dat verweerder ter zitting onwaarheden heeft gesproken. Het bewijs hiervan is door klager niet aangeboden laat staan geleverd.

Het onderzoek in verzet heeft ook overigens niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmee de raad zich verenigt.

 

 

6.      Beslissing

De raad wijst het verzet als ongegrond af.

 

Aldus gegeven door Mr P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.D.E. van den Heuvel, P.J.W.M. Theunissen, leden in tegenwoordigheid van Mr P. Beens, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 september 2010.

mr. P. Beens                                                                            mr. P.M. Knaapen      

(plaatsvervangend griffier)                                                     Voorzitter

                                                                                                                                               

Verzonden op: 28 september 2010.

 

In het vervolge het bepaalde in artikel 46 H lid 4 advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.