Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-03-2010
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0527
Zaaknummer
5591
Inhoudsindicatie
Verweerster nam zaak over van kantoorgenoot. Wederpartij verwijt verweerster dat de kantoorgenoot zich inhoudelijk met de zaak bleef bemoeien. Ongegrond.
Uitspraak
15 maart 2010
No. 5591
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het hoger beroep van
klaagster,
tegen:
verweerster.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 1 september 2009, onder nummer 09-001Arn, aan partijen toegezonden op 1 september 2009, waarbij een klacht van klaagster tegen verweerster ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klaagster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 30 september 2009 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg;
- de antwoordmemorie van de gemachtigde van verweerster;
- de brief (met bijlage) van 31 december 2009 van de gemachtigde van verweerster aan het hof.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 januari 2010, waar klaagster, vergezeld van haar zus, en verweerster, vergezeld van haar gemachtigde, zijn verschenen.
3. De klacht
De klacht houdt het volgende in dat verweerster:
a. de aan klaagster gerichte brieven niet zelf heeft geschreven, maar dat deze zijn geschreven door haar kantoorgenote, althans dat deze brieven door deze kantoorgenote vergaand zijn geïnspireerd;
b. door de emotionele wijze van benadering in de brieven aan klaagster de verhouding tussen partijen nodeloos heeft verscherpt en het verzoek van klaagster tot mediation zonder redelijke grond bij voorbaat heeft afgewezen:
c. zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling door in weerwil van de relatie tussen haar kantoorgenote en de ex-echtgenoot van klaagster de belangen van deze ex-echtgenoot te blijven behartigen.
Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerster volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
4. De feiten
In overweging 3. heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
5. De beoordeling
5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
5.2 De grieven van klaagster tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.
6. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 1 september 2009.
Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. A. Beker, P. Heidinga, H. van Loo en E. Schutte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2010.