Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-03-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA0552

Zaaknummer

5610

Inhoudsindicatie

Klager wachtte ruim drie jaar met indienen van de klacht. Te lang tijdverloop. NIet-ontvankelijk

Uitspraak

 

         

29 maart 2010

No. 5610

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

tegen:

verweerder.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissingen van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 17 maart 2009, waarbij de onderdelen 1 tot en met van de klachten niet-ontvankelijk zijn verklaard, en van 15 september 2009, onder nummer 08-209U, welke laatste beslissing aan partijen is toegezonden op 22 september 2009, waarbij het onderdeel 6 van de klacht van klager tegen verweerder niet-ontvankelijk is verklaard.

 

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij klager van de beslissing van 15 september 2009 in hoger beroep is gekomen, is op 19 oktober 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 februari 2010, waar klager en verweerder zijn verschenen.

3. De klacht

 Het zesde klachtonderdeel houdt, zakelijk weergegeven, in dat:

 (…)

6. verweerder namens klager een bezwaarschrift heeft ingediend tegen drie door de belastingdienst opgelegde ambtshalve aanslagen inkomstenbelasting waarbij verweerder vervolgens heeft verzuimd om de gronden van dit bezwaarschrift nader aan te vullen en te motiveren, waardoor de belastingdienst op 24 oktober 2004 het bezwaar niet–ontvankelijk heeft verklaard.

Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm – zoals deze is neergelegd in artikel 46 Advocatenwet – geschonden.

4. De feiten

 In overweging 3. van de beslissing van 17 maart 2009 en in overweging 3. van de beslissing van 15 september 2009 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5. De beoordeling

5.1 Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2 De grief van klager tegen de beslissing van de raad – die kort gezegd inhoudt dat klager pas na ontvangst van de stukken van Belastingkamer van het Gerechtshof ’s Hertogenbosch in hoger beroep is gebleken, dat verweerder nalatig is geweest - wordt verworpen, nu deze omstandigheid niet relevant is voor de beoordeling van (de ontvankelijkheid van) het klachtonderdeel, welke immers uitgaat van een verzuim ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift, met welk verzuim klager toentertijd op de hoogte was. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

6. De beslissing

Het hof:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 15 september 2009, nummer 08-209U.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. A. Beker, P.M.A. de Groot-van Dijken, J.C. van Oven en G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2010.