Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-12-2010
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1138
Zaaknummer
5812
Inhoudsindicatie
Beroepschrift te laat ingediend. Appellant niet-ontvankelijk. Geen verschoonbare termijnoverschrijding.
Uitspraak
6 december 2010
No. 5812
Hof van Discipline
Beslissing
naar aanleiding van het verzet van
klager
tegen:
verweerder.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 11 mei 2010, onder nummer 09 285U, volgens het onderschrift ervan aan partijen toegezonden op 11 mei 2010, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De brief, gedateerd 22 juni 2010, waarbij klager van deze beslissing van de raad in hoger beroep is gekomen, is op 24 juni 2010 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Bij beslissing van 15 juli 2010 heeft de voorzitter van het hof klager kennelijk niet-ontvankelijk geoordeeld in zijn hoger beroep en dat hoger beroep op die grond afgewezen. Een afschrift van deze beslissing is aan partijen toegezonden op 15 juli 2010.
2.3 De verzetschriftuur van klager is door de griffie van het hof ontvangen op 29 juli 2010. Verweerder heeft bij brief van 10 augustus 2010 op het verzetschrift gereageerd. Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 4 oktober 2010, waar niemand is verschenen.
2.4 Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Het verzet strekt tot gegrondbevinding daarvan.
3. De beoordeling van het verzet
3.1 Klager heeft het volgende aangevoerd. De beslissing van de raad heeft hem voor het eerst bereikt door verzending per normale post op 8 juni 2010. Dat is volgens klager dan ook de datum dat de appeltermijn is gaan lopen, zodat zijn appel tijdig is geweest. Eerder dan deze datum is hem geen aangetekend schrijven met de beslissing van de raad aangeboden, noch door overhandiging door de postbode, noch door achterlating van een bericht van vergeefse aanbieding.
3.2 Naar aanleiding van dit betoog overweegt het hof als volgt.
3.3 In het dossier heeft het hof aangetroffen de – aan de afzender op 8 juni 2010 geretourneerde - brief van 11 mei 2010, waarbij de beslissing van de raad per aangetekende post aan klager is verzonden, alsmede de bijbehorende envelop. De brief was voorzien van het juiste adres van klager, terwijl de envelop voorzien is van een plakkaatje met de vermelding “geen gehoor 12-5-2010” en van een plakkaatje met de aankruising “niet afgehaald”.
3.4 Uit een en ander volgt dat de bekendmaking van de beslissing van de raad heeft plaatsgevonden in overeenstemming met artikel 50 lid 1 van de Advocatenwet, door de verzending daarvan aan klager per aangetekende post, op 11 mei 2010. Ingevolge artikel 56 lid 1 van de Advocatenwet van artikel is op die datum de beroepstermijn van dertig dagen aangevangen. Anders dan klager meent, is daartoe niet (mede) vereist dat de zending hem heeft bereikt. Klagers beroepschrift is dan ook buiten de termijn ingekomen (namelijk op 24 juni 2010), en daardoor in beginsel – behoudens verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding – niet-ontvankelijk.
3.5 Bij de beoordeling of sprake is van verschoonbaarheid zoekt het hof aansluiting bij de jurisprudentie op artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht. Dat leidt ertoe dat in het onderhavige geval de termijnoverschrijding verschoonbaar is indien (i) de aangetekende zending klager buiten diens schuld niet heeft bereikt, en (ii) zijn buiten de termijn ingekomen beroepschrift zo spoedig is ingediend als redelijkerwijs van hem kon worden verlangd. Bij de toepassing van deze laatste maatstaf is onder meer van belang op welk tijdstip de appellant – op welke wijze dan ook - bekend geworden is met de beslissing van de raad.
3.6 Zoals verweerder onbestreden en onder bijvoeging van een uitdraai van de desbetreffende e-mail heeft aangevoerd, heeft klager de beslissing van de raad ook van verweerder toegestuurd gekregen, en wel per e-mail op 17 mei 2010. Klager heeft niet eerder dan met de genoemde brief van 22 juni 2010 hoger beroep ingesteld. Het tijdsverloop tussen 17 mei en 22 juni 2010 is te lang (en zelfs langer dan de wettelijke termijn van dertig dagen) om te kunnen oordelen dat het hoger beroep is ingesteld zo spoedig als dit redelijkerwijs kon worden verlangd. Reeds op deze grond is de termijnoverschrijding in het onderhavige geval niet verschoonbaar. In het midden kan blijven of het al dan niet aan schuld van klager te wijten is geweest dat de aangetekende zending hem niet heeft bereikt.
3.7 Het voorgaande betekent dat het hoger beroep van klager niet-ontvankelijk is. De beslissing van de voorzitter van het hof is dus juist, zodat het hof het verzet daartegen ongegrond zal verklaren.
4. De beslissing
Het hof verklaart het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 15 juli 2010 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, G.W.S. de Groot en C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2010.