Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-11-2010

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2010:YA1192

Zaaknummer

H32-2010

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Op geen enkele wijze komen vast te staan dat verweerder binnen zijn vrijheid als advocaat van de wederpartij laakbaar heeft gehandeld.

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

H 32-2010 Verzet

 

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

 

Beslissing

 

inzake

 

het verzet van:

 

mevrouw X

klaagster,

 

tegen de beslissing van de voorzitter van 4 maart 2010 inzake de klacht tegen:

 

 

de heer mr. Y

verweerder.

 

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

 

1.         Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 12 maart 2010, door de raad ontvangen op 16 maart 2010, heeft klaagster verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 4 maart 2010, welke beslissing aan klaagster, verweerder en de deken werd toegezonden op 5 maart 2010.

 

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 27 september 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 9 juli 2010. Daarbij werd hun medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 13 september 2010. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

 

Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster en verweerder verschenen. 

 

2.         De feiten

2.1.      Klaagster was verwikkeld in een civiel geschil met de verhuurder van haar woning.            Verweerder trad in dit geschil op als advocaat van de verhuurder. Bij vonnis d.d. 3 juni            2009 werd de vordering van de verhuurder tot beëindiging van de huurovereenkomst met    nevenvorderingen toegewezen, welk vonnis uitvoerbaar bij voorraad werd verklaard.  Klaagster heeft in een tweetal gedingen (incidentele vordering in appel en kort geding)             een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging ingesteld, welke vorderingen zijn      afgewezen. Verweerder heeft in zijn verweer tegen de vorderingen tot schorsing van de           tenuitvoerlegging van het vonnis van de kantonrechter in beide gedingen de door zijn             cliënte berekende schade ten gevolge van het uitstel van de renovatie ingebracht.

 

 

 

3.         De klacht

 

3.1.      De klacht luidt als volgt:

            Verweerder heeft willens en wetens met onjuiste informatie de rechters misleid om aldus de kans te vergroten een rechtszaak te winnen.

 

4.         Beslissing van de voorzitter

 

4.1.      De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat op geen enkele     wijze is komen vast te staan dat verweerder binnen zijn vrijheid als advocaat van de           wederpartij van klaagster laakbaar heeft gehandeld. Niet gebleken is dat verweerder de         rechters met onjuiste informatie heeft misleid.

 

 

5.         Het verzet

 

5.1.      Het verzet houdt in dat de voorzitter heeft miskend dat verweerder in de betreffende       procedures heeft aangevoerd dat er thans, dat wil zeggen op dat moment, schade door          huurderving was; dat was onjuist.

 

 

 

6.         Beoordeling van het verzet

 

6.1.      De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort  - zoals de voorzitter terecht heeft overwogen - ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem in overleg met zijn cliënt passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van de tegenpartij mag worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De voorzitter heeft voorts terecht overwogen dat een advocaat in beginsel mag afgaan op de informatie die zijn cliënt hem verstrekt, met dien verstande dat hij bij het naar buiten brengen van die informatie zich moet onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze niet juist zijn.

 

6.2       De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

 

6.3.      De raad is van oordeel dat het verweerder vrij stond om een door zijn cliënte          berekende schade ten gevolge van uitstel van de renovatie in de door klaagster      aangespannen gedingen in te brengen. Indien en voor zover klaagster het met die         schadeberekening niet eens was, lag het op haar weg om dit in de procedures te doen aanvoeren.

 

6.4.      De raad is voorts van oordeel dat uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar    voren is gebracht op geen enkele wijze van misleiding door verweerder is gebleken. De          door verweerder op verzoek van zijn cliënt vermelde bedragen betroffen indicatieve  bedragen betreffende de schade die zijn cliënte als gevolg van het uitstel zou lijden. Verweerder heeft dit aangevoerd om het belang bij de tenuitvoerlegging van het door de           kantonrechter gewezen vonnis te onderstrepen. De door verweerder genoemde huurderving had betrekking op het gegeven dat de woningen ten gevolge van uitstel van de renovatie pas later zouden kunnen worden verhuurd, wat volgens de cliënte van verweerder tot een huurderving van ongeveer € 6.000,- per maand zou leiden.

 

6.5.            De raad komt tot de conclusie dat verweerder de grenzen van de aan hem toekomende      vrijheid niet heeft overschreden. Het onderzoek in verzet heeft dan ook niet geleid tot andere            gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ongegrond is.

           

 

 

7.         Beslissing

 

De raad verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, E.P.C.M. Teeuwen, P.J.W.M. Theunissen, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 29 november 2010

 

 

 

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                            mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                    voorzitter.

 

 

Verzonden op: 30 november 2010.

 

 

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.