Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2010

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2010:YA1157

Zaaknummer

5838

Inhoudsindicatie

Deken behoeft geen advocaat aan te wijzen. Verzoek was al gedaan bij andere deken. Geen aanwijzingsplicht voor overbruggingsperiode tijdens duur behandeling beklag.

Uitspraak

 

         

6 december 2010

No. 5838

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

klager,

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam,

de deken.

1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet

Klager heeft een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat. Bij brieven van 2 en 5 juli 2010 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam, verder te noemen ‘de deken’, geweigerd een advocaat aan te wijzen als zijn advocaat voor een zaak waarin vertegenwoordiging dan wel bijstand van een advocaat verplicht is. In een klaagschrift gedateerd 6 juli 2010 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

2. Het geding bij het hof

2.1  Het klaagschrift is op 6 juli 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van de antwoordmemorie van de deken.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 4 oktober 2010, waar geen der partijen is verschenen.

3. Het beklag

 Het beklag houdt in dat de deken ten onrechte het verzoek tot aanwijzing van een advocaat heeft afgewezen. Klager stelt dat een eerder door hem gedaan verzoek aan de deken Alkmaar door deze ten onrechte is afgewezen. Klager heeft tegen deze beslissing een beklag ingediend bij het hof en stelt dat de deken Amsterdam, vanwege het tijdsverloop dat met de behandeling van het beklag gepaard gaat en het spoedeisende karakter van de door hem gewenste juridische bijstand, aan klager een advocaat dient aan te wijzen.

4. De beoordeling

4.1 In de zaak, bekend bij het hof onder nummer 5704, heeft het hof bij beslissing van 2 augustus 2010 het beklag van klager tegen de afwijzende beslissing van de deken Alkmaar ongegrond verklaard.

4.2 Klager onderbouwt het onderhavige verzoek met de stelling dat de deken Amsterdam een advocaat dient aan te wijzen, omdat een eerder gedaan verzoek voor dezelfde rechtsbijstand niet (tijdig) door de deken Alkmaar is toegewezen en op het door hem tegen deze beslissing ingestelde beklag niet tijdig door het hof is beslist. Zijn spoedeisend belang vergt volgens hem dat de deken Amsterdam de door hem omschreven overbruggingsvoorziening treft.

4.3 Het onderhavige beklag van klager is reeds daarom ongegrond, omdat aan het inleidende (tot de deken Amsterdam gerichte) verzoek de grondslag is komen te ontvallen doordat het hof inmiddels (in zaak nr. 5704) heeft beslist dat de deken Alkmaar niet gehouden was tot toewijzing van klagers eerdere (aan de deken Alkmaar gerichte) verzoek.

5. De beslissing

Het hof:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissingen van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 2 en 5 juli 2010 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, G.W.S. de Groot en C.A.M.J. Raymakers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 december 2010.