Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0211

Zaaknummer

09-267U

Inhoudsindicatie

Ondanks met de deken gemaakte afspraken heeft verweerder nagelaten een dossier waarin declaraties worden betwist ter begroting aan de deken voor te leggen en het betwiste bedrag op de derdenrekening te storten. Maatregel: voorwaardelijke schorsing.

Uitspraak

 

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

BESLISSING d.d. 16 december 2009

in de zaak 09-267U

___________________________________________________________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 25 september 2009 binnengekomen bezwaar van:

 

 

De deken van de orde van advocaten

in het arrondissement Utrecht

Hieronymusplantsoen 12

3512 KV UTRECHT

 

 

tegen:

 

 

Mr.

                               

verweerder

 

 

1.         Verloop van de procedure

 

1.1              Bij brief van 24 september 2009, door de raad ontvangen op 25 september 2009, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Utrecht het bezwaar tegen verweerder, alsmede tegen verweerders kantoorgenoot mr. Z, ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2              Het bezwaar tegen verweerder alsmede het bezwaar tegen mr. Z. zijn gezamenlijk behandeld ter zitting van 19 oktober 2009 in aanwezigheid van de deken, vergezeld van de waarnemend deken mr. H.H. Tan, en van verweerders raadsman mr. J. van Ravenhorst. Verweerder zelf is ondanks behoorlijke oproeping niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Zowel de deken als mr. Van Ravenhorst hebben pleitnotities met bijlagen overgelegd, die aan het proces-verbaal zijn gehecht.

 

1.3              De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 24 september 2009 genoemde inventarislijst.

 

2.         Bezwaar

 

2.1              Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld, omdat hij een door zijn kantoor behandeld dossier niet conform het bepaalde in regel 27 lid 2 en 3 Gedragsregels ter begroting aan de raad van toezicht in het arrondissement Utrecht heeft voorgelegd en het betwiste bedrag ook niet op de derdenrekening van die raad heeft gestort.

 

3.         Feiten

           

3.1              De leden van stichting X. hebben zich in januari 2009 gewend tot het kantoor dat de naam van mr. Z. draagt, waar verweerder werkzaam is, en in het bijzonder tot verweerder, met het verzoek om hen bij te staan in een geschil met vermogensbeheerder Y. De leden hebben voor deze bijstand elk een voorschot van € 750 ex btw betaald.

 

3.2              Vervolgens is tussen (de leden van) stichting X. en (het kantoor van) verweerder een geschil ontstaan omtrent (a) het niet verstrekken van een uurverantwoording van de door verweerder en zijn kantoorgenoten verrichte werkzaamheden, en (b) het niet terugbetalen van het restant van het door de leden van de stichting betaalde voorschot. Op 21 april 2009 heeft stichting X. de deken verzocht om te bemiddelen in het geschil.

 

3.3              In het kader van de bemiddeling heeft op 6 juli 2009 een bespreking bij de deken plaats­gevonden tussen verweerder en enkele leden van stichting X. Voor wat betreft de verplichtingen die (het kantoor van) verweerder betreffen is aldaar afgesproken dat het dossier binnen 14 dagen daarna aan de raad van toezicht van het arrondissement Utrecht zou worden voorgelegd ter begroting en dat het betwiste bedrag ad € 92.225 gelijktijdig op de derdenrekening van de deken zou worden gestort. Verweerder heeft gesteld voor over­making van het bedrag afhankelijk te zijn van de bereidwilligheid van zijn werkgever mr. Z.

 

3.4              De gemaakte afspraken zijn door de deken bij brief d.d. 8 juli 2009 aan de partijen bevestigd.

 

3.5              Ondanks herhaalde verzoeken van de deken om de gemaakte afspraken na te komen hebben verweerder en tevens mr. Z. uiteindelijk elk op 10 september 2009 laten weten daaraan niet te zullen voldoen. Verweerder en mr. Z. hebben beiden betwist dat zou zijn toegezegd dat het bedrag op de derdenrekening zou worden gestort. Mr. Z. heeft daaraan toegevoegd dat het dossier zich ook niet voor begroting leent. Op deze brieven heeft de deken op 15 september 2009 gereageerd.

 

3.6              De rechtbank te Utrecht heeft op 24 november 2009 het faillissement van verweerders kantoor uitgesproken.

 

4.         Beoordeling

 

4.1              De raad overweegt als volgt.

Uit de brief van de deken d.d. 8 juli 2009, waarin de ter gelegenheid van de bespreking d.d. 6 juli 2009 gemaakte afspraken worden bevestigd, leidt de raad af dat met verweerder is afgesproken dat het dossier ter begroting aan de raad van toezicht zou worden voorgelegd en dat het betwiste bedrag op de derdenrekening zou worden gestort.

 

4.2              Aan het bovenstaande doet niet af dat verweerder een voorbehoud gemaakt heeft voor wat betreft de uitvoering van de afspraken, inhoudende dat hij afhankelijk zou zijn van de bereidwilligheid van zijn werk­gever mr. Z. Mede omdat beide verplichtingen direct voortvloeien uit de gedragsregels heeft de deken verweerder terecht gewezen op verweerders eigen verantwoordelijkheid om het ertoe te leiden dat de afgesproken handelingen worden uitgevoerd.

 

4.3              Feitelijk staat evenwel vast dat zulks, in weerwil van de gemaakte afspraken en ondanks herhaaldelijke verzoeken, niet gebeurd is. Naar het oordeel van de raad dient de afgesproken weg echter zo spoedig mogelijk alsnog te worden ingeslagen. Gezien het faillissement van verweerders kantoor kan storting van het betwiste bedrag op de derdenrekening van de deken echter niet meer worden gevergd. Wel dient het dossier alsnog zo spoedig mogelijk ter begroting aan de raad van toezicht aangeboden te worden. Of zulks wordt bereikt door ingrijpen van verweerder, door ingrijpen van mr. Z. of op een andere manier is daarbij niet van belang.

Het bezwaar is dan ook gegrond.

 

5.         Maatregel

 

5.1              Gezien de bovengenoemde omstandigheden acht de raad het opleggen van na te noemen maatregel op zijn plaats.

BESLISSING:

 

De raad van discipline:

 

-          verklaart het bezwaar gegrond;

-          legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand;

-          bepaalt dat de opgelegde schorsing niet zal worden ten uitvoer worden gelegd, indien binnen 14 dagen na heden het dossier ter begroting aan de deken van orde van advocaten te Utrecht zal zijn aangeboden.

-          bepaalt dat indien de opgelegde schorsing wel ten uitvoer wordt gelegd, dit eerst zal gebeuren zodra deze in kracht van gewijsde is gegaan.

 

Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2009 door

mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. J.M. van de Laar, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.C. Romijn, mr. M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier.

 

 

voorzitter                                                                                                                                                     griffier

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

 

-          verweerder

-          de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

-          de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

 

-                 verweerder

-                 de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud wor­den ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d.      Telefonische informatie

076 - 548 4607.