Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-12-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0478

Zaaknummer

R. 3230/09.62

Inhoudsindicatie

Terugtrekken uit de zaak. Advocaat heeft zich niet onverhoeds uit de zaak teruggetrokken.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1             Bij brieven van 19 juni 2007 en 25 juni 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is door de Raad ontvangen op 21 april 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 12 oktober 2009.

Ter zitting is verweerder verschenen. Klaagster is, alhoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

 

FEITEN

2.1             Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een tweetal zaken, te weten een procedure tegen een gewezen werknemer en een zaak tussen klaagster en een gewezen vennoot c.q. aandeelhouder.

2.2             Tussen klaagster en verweerder is een voortdurend geschil ontstaan over de betaling van de openstaande declaraties van verweerder.

2.3             Verweerder heeft zich op 26 juni 2007 als advocaat aan de zaak van klaagster onttrokken.

2.4             Bij de overdracht van de dossiers is de bemiddeling van de Deken ingeroepen en is door klaagster een bedrag van € 2.214,88 op de dekenrekening gestort.

2.5             Verweerder heeft nadien aangegeven dat het bedrag aan openstaande declaraties hoger was.

2.6             Verweerder heeft het declaratiegeschil aan de civiele rechter voorgelegd.

2.7             De Rechtbank te Utrecht heeft naar mededeling van verweerder zijn vordering volledig toegewezen en klaagster heeft aan het veroordelend vonnis inmiddels voldaan.

 

KLACHT

3.         Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a.                   heeft geweigerd om een toewijzend vonnis in de zaak A. (red.) ten uitvoer te leggen en executiemaatregelen te nemen;

b.                   in de zaak tegen L. geen enkele poging heeft ondernomen om te overleggen met het bestuur van de vennootschap in de kwestie tegen de gewezen vennoot c.q. aandeelhouder;

c.                   in de zaak tegen L. meerdere fouten heeft gemaakt en ook de zaak niet heeft aangebracht ondanks het uitdrukkelijk verzoek van de vennootschap alsmede de inhoud van een pleitnota niet met klaagster heeft besproken;

d.                   onduidelijk declaratiegedrag vertoonde. Afgesproken zou zijn dat uit de door klaagster betaalde voorschotten de kosten van de twee rechtzaken zouden worden betaald. Bij overschrijding van het door klaagster gestorte depot zou dat worden meegedeeld.

 

VERWEER

4.                 Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende

            aangevoerd:

Ten aanzien van de klachtonderdelen a, b en c

4.1      Verweerder heeft gesteld dat hij zijn werkzaamheden voor klaagster in juni 2007 heeft gestaakt. Verweerder is van mening dat hem dat niet verweten kan worden nu hij zich talloze malen, zowel schriftelijk als telefonisch, bereid heeft getoond om overleg te plegen over de zaken. Verweerder heeft aangegeven dat hij ondanks al zijn aansporingen niet werd betaald door klaagster. Verweerder is van mening dat van hem niet kan worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden in de zaken zou voortzetten en nog meer kosten zou maken aan griffierechten, procureurs- en deurwaarderskosten als, ondanks diverse toezeggingen van klaagster, zijn declaraties niet werden betaald.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.2      Ten aanzien van de voorschotnota van 18 maart 2005 heeft verweerder aanvankelijk aangevoerd dat hij geen voorschotnota heeft verstuurd. Verweerder heeft dit standpunt later bijgesteld en aangegeven dat er inderdaad een keer een voorschotnota is verstuurd, maar dat daarna op 1 juni 2005 een declaratie van € 5.959,50 is opgemaakt en verzonden. Deze declaratie is volgens verweerder verrekend met het op 2 april 2005 ontvangen voorschot.

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b

5.1      Op basis van de stukken is de Raad van oordeel dat verweerder zich niet onverhoeds uit de zaak heeft teruggetrokken. Uit de diverse van verweerder aan klaagster gerichte brieven blijkt dat verweerder klaagster vele malen heeft aangespoord om contact met hem op te nemen voor overleg en tot betaling van zijn declaraties. Verweerder heeft ook diverse malen gewaarschuwd voor de consequenties van het niet reageren op zijn brieven en het niet betalen van zijn declaraties. In een brief van 13 februari 2007 heeft verweerder vastgesteld dat er kennelijk bij klaagster geen overleg plaatsvindt met betrekking tot de bij hem in behandeling zijnde zaken. Verweerder heeft in die brief reeds aangegeven dat hij zijn werkzaamheden beëindigt en klaagster gewezen op de stand van zaken in de dossiers. Het stond verweerder naar het oordeel van de Raad vrij zich aan de zaak te onttrekken en dus te weigeren verdere diensten te verlenen nu ondanks zijn herhaalde verzoeken betaling van zijn diensten uitbleef. Deze klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

 

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.2             Op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting kan niet worden vastgesteld dat verweerder fouten heeft gemaakt in de zaak van klaagster. Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij een pleitnota in concept aan klaagster ter beoordeling heeft doen toekomen, zodat ook wat dat betreft geen tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerder kan worden gemaakt. Er is derhalve onvoldoende feitelijke grondslag voor dit klachtonderdeel. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.3             Verweerder heeft ter gelegenheid van de zitting onbetwist gesteld dat de Rechtbank Utrecht de vordering van verweerder op klaagster ten aanzien van het onbetaald blijven van declaraties integraal heeft toegewezen. Indien zoals klaagster stelt, er afwijkende betaalafspraken zijn gemaakt, had het op de weg van klaagster gelegen dit in die civiele procedure aan te voeren. Hiervan is niet gebleken. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

6.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

            -           verklaart de klachtonderdelen a t/m d ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. P.S. Kamminga, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 14 december 2009.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren, na daartoe vooraf gemaakte afspraak.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.