Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-12-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0484

Zaaknummer

R. 3252/09.84

Inhoudsindicatie

Niet reageren op verzoeken van de Deken, nalaten het opgavenformulier CCV in te dienen en nalaten hoofdelijke omslag te betalen is klachtwaardig. Klacht gegrond. Voorwaardelijke schorsing twee weken.

Uitspraak

PROCEDUREVERLOOP

1.1        Bij brief van 26 mei 2009 heeft klaagster ambtshalve een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2        De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3        De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 5 oktober 2009. Verschenen is klaagster. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Ter zitting is gebleken van een kort voor de zitting door verweerder ingediend verzoek om aanhouding. De Raad heeft dit verzoek niet gehonoreerd daar het te laat bij de Raad is binnengekomen en het strijd oplevert met een goede procesorde.

 

FEITEN

2.1        Per fax en e-mail van december 2007 heeft de algemeen secretaris van de Raad van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten aan verweerder verzocht om over het jaar 2007 opgave te doen betreffende de naleving van de Verordening op de praktijkuitoefening (onderdeel WID en wet MOT), de Verordening op de beroepsaansprakelijkheid 1991, de Boekhoudverordening 1998 en de Verordening Permanente Opleiding 2000. Daartoe werd aan verweerder een opgaveformulier CCV gezonden.

2.2        Per e-mail van 6 februari 2008 is verweerder door de algemeen secretaris voornoemd eraan herinnerd dat hij het opgavenformulier CCV voor 1 maart 2008 diende in te dienen.

2.3        Per e-mail van 7 april 2009 heeft de algemeen secretaris aan verweerder meegedeeld dat nog geen opgave in het kader van de CCV was ontvangen. De algemeen secretaris verzocht verweerder alsnog de opgave te doen en deelde mee dat, indien de opgave niet voor 1 juni 2008 zou zijn ontvangen, dit aan de Deken zou worden gemeld.

2.4        Bij brief van 1 augustus 2008 heeft de stafjurist van de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, hierna: de stafjurist, namens klaagster meegedeeld dat van verweerder werd verwacht dat hij de volledige opgave over 2007, gestaafd met bewijsstukken, binnen twee weken nadien zou hebben ingediend. Bij gebreke daarvan is een dekenbezwaar in het vooruitzicht gesteld.

2.5        Bij brief van 1 oktober 2008 heeft de stafjurist wederom aan verweerder meegedeeld dat klaagster het uitblijven van de opgave CCV onaanvaardbaar achtte. De stafjurist heeft verweerder gewezen op gedragsregel 37 en heeft verzocht om toezending van de aangifte CCV 2007 binnen 10 dagen nadien onder aankondiging van een ambtshalve dekenbezwaar indien verweerder hieraan niet zou voldoen.

2.6        Per e-mail van 31 oktober 2008 heeft verweerder aan klaagster meegedeeld dat het hem was ontgaan dat hij de opgave 2007 voor 31 maart 2008 had moeten indienen. Verweerder deelde mee dat hij, in verband met zijn gehoudenheid om de gegevens met bewijzen te doen toekomen, een accountant wenste te benaderen teneinde een rapport van feitelijke bevindingen te verkrijgen. Verweerder verzocht enige tijd respijt.

2.7        Bij brieven van de adjunct-secretaris van de Raad van Toezicht voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 5 november 2008, 18 februari 2009, 4 maart 2009 en 20 mei 2009 is verweerder verzocht en aangemaand om de hoofdelijke omslag voor het ordejaar 2008/2009 te voldoen.

2.8        Klaagster heeft op laatstbedoelde verzoeken en aanmaningen geen reactie ontvangen.

 

KLACHT

3.1    De klacht behelst de volgende verwijten:

 

A.     Verweerder reageert onvoldoende voortvarend op verzoeken om informatie van of namens de Deken. Verweerder heeft, ondanks drie brieven van de NOVA, twee brieven en een telefonisch rappel van de stafjurist van de Haagse Orde, geen ingevuld en ondertekend opgaveformulier Centrale Controle Verordeningen 2007 aan het bureau van de Haagse Orde toegezonden. Dit opgaveformulier had voor 1 maart 2008 ingediend moeten worden. Ook over 2008 heeft verweerder nagelaten een ingevuld opgaveformulier CCV in te dienen.

B.     Verweerder heeft ondanks herhaalde verzoeken de hoofdelijke omslag 2007/2008, die uiterlijk op 31 december 2007 betaald had moeten zijn, betaald op 13 augustus 2008. Verweerder heeft de hoofdelijke omslag over het jaar 2008/2009 niet betaald.

 

 

VERWEER

4.             Verweerder heeft zich niet tegen de klacht verweerd.

 

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Klachtonderdeel A

5.1        Gelet op de dossierstukken en de stellingen van klaagster, die niet door verweerder zijn weersproken, staat vast dat verweerder, ondanks herhaalde verzoeken en aanmaningen van de zijde van klaagster, heeft nagelaten het opgaveformulier Centrale Controle Verordeningen 2007 met de daartoe vereiste bijlagen aan het Bureau van de Haagse Orde te zenden.

5.2        Door zijn nalaten heeft verweerder gehandeld in strijd met de op hem rustende verplichtingen op grond van de onder nummer 2.1 genoemde verordeningen, alsmede in strijd met het bepaalde bij gedragsregel 37. Verweerder heeft daardoor niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.3        Het voorgaande brengt mee dat klachtonderdeel A gegrond is.

Klachtonderdeel B

5.4        Ook ten aanzien van dit klachtonderdeel geldt dat de stellingen van klaagster niet zijn weersproken, zodat vaststaat dat verweerder heeft nagelaten de hoofdelijke omslag als genoemd in dit klachtonderdeel tijdig te betalen.

Ter zitting heeft klaagster gemeld dat de hoofdelijke omslag over het jaar 2008/2009 op 10 juni 2009 betaald is. Dit doet niet af aan het voorgaande. Van een geldige reden voor de te late betalingen is niet gebleken.

5.5        De Raad is van oordeel dat verweerder met betrekking tot de door hem verschuldigde hoofdelijke omslag over de jaren 2007/2008 en 2008/2009 niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.6        Ook klachtonderdeel B is gegrond.

 

 

MAATREGEL

6.1        De Raad acht een zware maatregel geboden, daar verweerder zich door zijn nalaten onttrekt aan de door de wet aan klaagster opgelegde taak om te toetsen of verweerder voldoet aan de verordeningen welke voor hem als advocaat van kracht zijn.

De Raad acht de hierna vermelde maatregel passend en geboden.

 

BESLISSING

7.1        De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

-               verklaart de klachtonderdelen A en B gegrond;

-               legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken, met bepaling dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de Raad van Discipline anders mocht bepalen op grond dat verweerder niet voldoet aan de voorwaarde dat hij het opgaveformulier Centrale Controle Verordeningen 2007 met de daarbij behorende bewijsstukken binnen twee maanden na de verzending van de onderhavige beslissing aan klaagster heeft afgegeven.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. N.J. van der Giessen, mr. A.A.J. Maat en mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, grif­fier, en uitgespro­ken ter openbare zit­ting van 7 december 2009.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli­ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.