Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-01-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0832
Zaaknummer
08-088Alk
Inhoudsindicatie
Verzet + klacht gegrond.
Inhoudsindicatie
Verzet en klacht gegrond:enkele waarschuwing. Vrijheid van handelen en grievende uitlatingen advocaat van de wederpartij. De geuite beschuldigingen aan adres van klager bij conclusie van antwoord en ter zitting worden niet gesteund door feiten en zijn dermate ernstig dat verweerster niet, zoals zij kennelijk gedaan heeft, mocht afgaan op de mededelingen van haar cliënte.
Inhoudsindicatie
NB
Inhoudsindicatie
Deze beslissing is bij Hofuitspraak van 4 december 2009 vernietigd en de klacht is ongegrond verklaard.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 6 januari 2009
in de zaak 08-088 Alk
___________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 11 maart 2008, door de raad ontvangen op 13 maart 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 18 maart 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing eveneens op 18 maart 2008 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 31 maart 2008, door de raad ontvangen op 1 april 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 september 2008 in aanwezigheid van klager. Verweerster heeft bij fax van 26 september 2008 aan de raad bericht niet bij de zitting aanwezig te zullen zijn en is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter en van de stukken waarop deze blijkens de tekst daarvan is gewezen en van het verzetschrift van klager van 31 maart 2008.
2 De klacht/het verzet
2.1 De klacht van klager houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in haar conclusie van antwoord in de incassoprocedure en in haar pleitnotities ter gelegenheid van de behandeling van voorlopige voorzieningen in de echtscheidingsprocedure beschuldigingen aan klagers adres heeft geuit, welke onbewezen en feitelijk onjuist zijn. Het betreft de navolgende beschuldigingen dat klager:
- een homofiele relatie onderhoud met Y, (voormalig) echtgenoot van X;
- in het kader van voormelde relatie samenspant met Y tegen X;
- zich in dat verband voorts schuldig maakt aan het fingeren van vorderingen en verzenden/innen van fictieve facturen;
- zich schuldig maakt aan een terreur en/of lastercampagne, pesterijen, trucjes, een hak zetten en de rechtbank een rad voor ogen draait;
- betrokken is bij verduistering en vernieling;
- het niet nauw neemt met de waarheid;
- de zoon van X op oneigenlijke gronden uit klagers bedrijf heeft gewerkt;
- dreigbrieven verzendt;
- X door twee mannen in elkaar heeft laten slaan of daarbij betrokken was.
2.2 Klager acht deze beschuldigingen voorts grievend en schadelijk voor zijn eer en goede naam.
2.3 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerster, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.
2.4 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat de beschuldigingen van verweerster werden gesteund door bewijmateriaal, nu daarvan geen sprake is.Voorts heeft de voorzitter, volgens klager, de zaak niet naar behoren bekeken omdat hij in zijn beslissing vermeldt dat een van de beschuldigingen luidt dat de moeder van X in elkaar is geslagen door twee mannen, terwijl dit X zelf moet zijn. Tenslotte voert klager aan dat de voorzitter ten onrechte van oordeel is dat met name de uitlatingen dat klager een homofiele relatie met Y onderhoudt en dat klager X in elkaar heeft laten slaan niet onnodig grievend zijn.
3 Feiten
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.1 Verweerster staat X bij in een echtscheidingsprocedure tegen Y, werknemer van klager. Voorts heeft verweerster X bijgestaan in een procedure tegen klager, waarbij klager terugbetaling van door hem aan X en Y geleende gelden vorderde. Niet ter discussie staat dat verweerster bij conclusie van antwoord in de incassoprocedure tegen klager en bij de mondelinge behandeling van de door Y verzochte voorlopige voorzieningen in de echtscheidingsprocedure tegen X de uitlatingen heeft gedaan als bedoeld in 2.1. de betreffende processtukken maken deel uit van het klachtdossier.
4 Beoordeling van het verzet/de klacht
4.1 Het verzet en de klacht, die daaraan ten grondslag ligt, lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2 Nu de klacht – wat betreft de incassoprocedure - is gericht tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft de voorzitter terecht als uitgangspunt genomen de door het Hof van Discipline - de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht - gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (i) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (ii) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (iii) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (ii) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen. Met betrekking tot de uitlatingen van verweerster in de echtscheidingsprocedure tussen X en Y merkt de raad op dat klager in die procedure geen partij is en dat verweerster zich derhalve heeft uitgelaten over een derde, hetgeen meebrengt dat hierbij nog grotere behoedzaamheid past dan ten opzichte van de wederpartij in een procedure.
4.3 Met klager is de raad – anders dan de voorzitter - van oordeel dat verweerster door haar uitlatingen bij conclusie van antwoord en tijdens de mondelinge behandeling de grens van de hiervoor onder 4.2 bedoelde vrijheid heeft overschreden en hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.4 De door verweerster geuite beschuldigingen aan het adres van klager worden - anders dan de voorzitter heeft overwogen - naar het oordeel van de raad niet gesteund door feiten en zij zijn van dien aard en dermate ernstig dat verweerster ter zake niet, zoals zij kennelijk gedaan heeft, zonder meer mocht afgaan op de mededelingen van haar cliënte. Verweerster had nader onderzoek moeten (laten) doen naar de vraag of er voldoende feiten en omstandigheden waren die het bezigen van de onderhavige beschuldigingen in alle redelijkheid zouden kunnen rechtvaardigen. Van een dergelijk onderzoek en van dergelijke feiten en omstandigheden is de raad - anders dan de voorzitter in zijn beslissing overweegt - niet gebleken. Er zijn immers door verweerster geen aanknopingspunten hiervoor aangevoerd en dat de uitingen gedaan zijn op meer dan vermoedens is de raad evenmin gebleken. Dat de uitlatingen - voor zover het de echtscheidingsprocedure tussen X en Y betreft - zijn gedaan tijdens een besloten zitting maakt het voorgaande niet anders.
4.5 De raad is voorts van oordeel dat het uiten van deze ernstige beschuldigingen - en dan nog wel in de door verweerster gekozen bewoordingen - niet doelmatig was, nu klager in de echtscheidingsprocedure geen partij was en verweerster evenmin aanknopingspunten daarvoor heeft aangevoerd in de andere procedure. De raad acht de uitlatingen van verweerster dan ook nodeloos grievend. Verweerster heeft nog aangevoerd dat haar cliënte X haar zou hebben verzocht deze beweringen in de beide zaken naar voren te brengen. Of dat zo is kan in het midden blijven nu verweerster als advocaat haar eigen verantwoordelijkheid heeft en geenszins gehouden is alles te zeggen wat de cliënt wil.
4.6 De raad is met klager eens dat de voorzitter ten onrechte heeft overwogen dat de moeder van X in elkaar was geslagen, terwijl dat X zelf was, maar de raad beschouwt dat als kennelijke vergissing.
4.7 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld . De beslissing van de voorzitter kan derhalve niet in stand blijven. Het verzet tegen de beslissing van de voorzitter, waarbij de klacht kennelijk ongegrond is verklaard, is derhalve gegrond. Gelet op hetgeen de raad hiervoor heeft overwogen acht de raad de klacht eveneens gegrond.
5 Maatregel
5.1 Gelet op de gegrondbevinding van de klacht acht de raad het op zijn plaats de maatregel van enkele waarschuwing op te leggen.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet gegrond;
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster op de maatregel van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. P.W.M. Huisman, mr. B.C. Romijn en mr. B. Roodveldt, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607