Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-06-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0192
Zaaknummer
08-281A
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Onvoldoende voortvarende behandeling van de zaak en ontoereikende communicatie met de cliënt. Niet nakomen van toezegging aan de deken om honorarium terug te betalen. Voorwaardelijke schorsing van een maand en een proeftijd van twee jaar, alsmede het nakomen van een afbetalingsregeling met klaagster.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
Beslissing d.d. 29 juni 2009
in de zaak 08-281A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 7 oktober 2008 bij de raad binnengekomen klacht van:
mevrouw
k l a a g s t e r
tegen:
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure:
1.1 Bij brief van 6 oktober 2008, door de raad ontvangen op 7 oktober 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 21 april 2009. Klaagster en verweerder zijn beiden in persoon verschenen.
1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken genummerd 1 t/m 19 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2. De klacht:
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:
a. de zaak onvoldoende voortvarend heeft behandeld en onvoldoende heeft gecommuniceerd met klaagster;
b. in strijd met de waarheid heeft medegedeeld dat een procedure aanhangig was gemaakt;
c. een toezegging heeft gedaan het door klaagster aan verweerder betaalde bedrag aan verschotten en voorschot te restitueren, hetgeen hij vervolgens heeft nagelaten.
3. Feiten:
3.1 Voor de beoordeling van de klacht zal, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klaagster heeft aan een derde een geldlening verstrekt die zij wilde terugvorderen. Verweerder heeft aan klaagster terzake rechtsbijstand gegeven, vanaf december 2005. Verweerder heeft begin 2006 de wederpartij tweemaal gesommeerd en een (ontkennende) reactie ontvangen, waarvan niet gebleken is dat deze aan klaagster is toegestuurd. Klaagster heeft in de loop van 2006 diverse malen telefonisch bij verweerder geïnformeerd naar de stand van zaken en zij heeft verweerder nadere gegevens en stukken gezonden. Verweerder heeft 11 november 2006 (11 maanden na het intakegesprek) een opdrachtbevestiging aan klaagster gezonden, waarin volgens klaagster onder meer stond: Voordat tot dagvaarding wordt overgegaan dient voldaan te worden voldaan: verschotten € 342,44 en voorschot honorarium € 500,--. (pagina 11 klachtdossier). Klaagster heeft verweerder in december 2006 een bedrag van € 842,44 betaald. Volgens klaagster heeft verweerder haar tijdens een telefoongesprek in juli 2007 meegedeeld : alle stukken liggen bij de rechtbank, we kunnen alleen nog afwachten, binnenkort krijgen we een uitnodiging, het is reeds in behandeling bij…. ( rolwaarnemer kantongerecht) (pagina 12 klachtdossier).
3.3 Vervolgens heeft klaagster bij het kantongerecht geïnformeerd naar de procedure en daaruit bleek haar dat er geen procedure aanhangig was. Klaagster heeft haar ongenoegen over de gang van zaken geuit in een brief aan verweerder van 20 april 2008 (pagina 11 klachtdossier).
3.4 Verweerder heeft hierop gereageerd in zijn brief aan klaagster van 6 mei 2008, waarin hij onder meer schrijft: “indien u wenst dat de door mij uitgebrachte dagvaarding niet nietig wordt verklaard....“, (klachtdossier p 13) Daarna heeft klaagster de onderhavige klacht ingediend.
3.5 Verweerder heeft tegen de klacht geen inhoudelijk verweer gevoerd ter gelegenheid van het onderzoek door de deken. Hij heeft geen enkel stuk ingediend, met name heeft hij geen kopie van de dagvaarding overgelegd, hoewel de deken daarom uitdrukkelijk heeft verzocht.
3.6 Verweerder heeft hangende het onderzoek van de deken toegezegd het door klaagster aan hem betaalde bedrag te zullen restitueren, hetgeen hij niet heeft gedaan.
3.7 Ter zitting van de raad bleek nog immer niet betaald te zijn.Verweerder heeft een betalingsregeling aangeboden die door klaagster is aanvaard. Deze afspraken zijn vastgelegd in het proces-verbaal van de zitting. Zij houden in dat het bedrag van € 842,44 uiterlijk 1 januari 2010 zal zijn terugbetaald
Verweerder heeft zich met ingang van 1 januari 2009 van het tableau laten schrappen.
4. Beoordeling van de klacht:
Ad klachtonderdeel a en b:
4.1 De rechtsbijstand ving aan eind 2005. Niet is gebleken dat verweerder in klaagsters zaak meer heeft gedaan dan het verzenden van twee sommatiebrieven aan de wederpartij. Niet is komen vast te staan dat verweerder klaagster bij aanvang van de zaak schriftelijk heeft bevestigd hoe hij klaagsters zaak zou aanpakken, welke gegevens en /of stukken hij van klaagster nodig had en wat de goede en kwade kansen waren. De opdrachtbevestiging heeft verweerder pas 11 maanden na het intakegesprek verzonden. Deze brief bevindt zich niet in het klachtdossier, zodat de raad niet kan vaststellen wat daar anders dan de financiële kwestie (zie 3.2) in stond. Van andere brieven van verweerder aan klaagster omtrent de stand van zaken is niet gebleken, behalve de in 3.4 genoemde brief van 6 mei 2008. Nu verweerder ondanks uitdrukkelijk verzoek van de deken geen afschrift van de dagvaarding heeft overgelegd, noch anderszins aannemelijk heeft gemaakt dat hij een procedure aanhangig heeft gemaakt gaat de raad ervan uit dat dit niet is geschied. Klaagster heeft in haar brief van 20 april 2008 de gang van zaken geschetst. Het had op weg van verweerder gelegen de hierin vermelde feiten gemotiveerd en voorzien van schriftelijke stukken te weerspreken, hetgeen hij niet heeft gedaan. Beide klachtonderdelen zijn gegrond.
Ad klachtonderdeel c:
4.2 Uit de stukken van het klachtdossier is genoegzaam gebleken dat verweerder na bemiddeling van de deken de bedoelde toezegging heeft gedaan, maar niet is nagekomen. Ter zitting heeft verweerder dat bevestigd. De raad is van oordeel dat dit tuchtrechtelijk laakbaar is. Dat wordt niet anders doordat verweerder met klaagster alsnog ter zitting een betalingsregeling overeen is gekomen. Klachtonderdeel c is mitsdien gegrond.
5. Maatregel:
Gelet op de ernst van de nalatigheid van verweerder acht de raad het opleggen van na te noemen maatregel op zijn plaats, waarbij ook rekening is gehouden met het feit dat ter zitting van de raad van 21 april 2009 meerdere klachtzaken tegen verweerder zijn behandeld waarbij telkens dezelfde patronen waarneembaar zijn, welke klachten overwegend gegrond zullen worden verklaard.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in al zijn onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing voor de duur van een maand;
- bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van de hierna te bepalen proeftijd zich opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging of de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder zich houdt aan de in het proces-verbaal van de zitting vastgelegde afbetalingsregeling welke erop neer komt dat verweerder vóór 1 januari 2010 aan klaagster een bedrag van € 842,44 heeft betaald.
Aldus gewezen door Mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. M. le Belle, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. B.C. Romijn, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juni 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 29 juni 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post :
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is : Postbus132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging :
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax :
Het faxnummer van het hof van discipline is 076-548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof van discipline.
d. Telefonische informatie :
076- 548 46 07