Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-03-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0769
Zaaknummer
08-228A
Inhoudsindicatie
onderdeel 2a gegrond;
Inhoudsindicatie
onderdeel 1 en 2b ongegrond.
Inhoudsindicatie
Noodzaak van schriftelijke vastlegging tot afwijzing van het verzoek van de cliënt om beroep in te stellen.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 9 maart 2009
in de zaak 08-228A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 augustus 2008, bij de raad binnen gekomen op 21 augustus 2008, heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2008 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 17 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2. De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:
1) bij een zitting van de SVB niet is komen opdagen;
2a) niet, zoals klager hem had verzocht, beroep had aangetekend tegen de beslissing van de SVB van 20 juni 2006, waarbij zijn bezwaar tegen de beslissing van 25 januari 2006 ongegrond was verklaard;
2b) klager in de veronderstelling heeft gelaten dat hij wel beroep had aangetekend. Wanneer klager zich – telefonisch – bij verweerder naar de stand van zaken informeerde, kreeg hij altijd te horen dat er nog geen uitspraak was.
3. Feiten
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in, onder andere, een procedure tegen de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De procedure betrof de kinderbijslag waarop klager aanspraak meende te hebben voor drie kinderen die in Turkije verblijven.
3.2 Op 25 januari 2006 heeft SVB de aanvragen van klager voor kinderbijslag afgewezen. Verweerder heeft namens klager bezwaar ingesteld tegen deze beschikkingen. De hoorzitting was gepland op 13 juni 2006.
3.3 Uit het verslag van de hoorzitting d.d. 13 juni 2006 blijkt dat “ondanks de met hem gemaakte afspraak de gemachtigde van klager niet verschenen is op de geplande hoorzitting. De hoorzitting wordt gehouden op uitdrukkelijk verzoek van klager.”
3.4 Bij fax van 16 juni 2006 aan SVB heeft verweerder een schriftelijke toelichting gegeven op hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken.
3.5 Bij beslissing van 20 juni 2006 heeft SVB het bezwaar van klager tegen de beschikkingen van 25 januari 2006 ongegrond verklaard.
3.6 Op 4 juli 2006 zond verweerder een fax aan SVB waarin, onder andere, staat: “Cliënt heeft mij verzocht beroep aan te tekenen bij de Rechtbank alhier te Amsterdam. Alvorens ik daartoe overga wens ik cliënt te informeren omtrent het volgende. ... Ik verzoek u vriendelijk mij de informatiebrochure toe te zenden (in het Nederlands en in het Turks gesteld) waaruit blijkt dat cliënten van de Sociale Verzekeringsbank daaromtrent helder worden geïnformeerd. Wellicht kan deze brochure bijdragen in mijn advies aan mijn cliënt aangaande zijn voorgenomen hoger beroep procedure”.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Klachtonderdeel 1 is ongegrond. Verweerder heeft erkend dat hij tijdens de hoorzitting niet is verschenen, doordat hij de zittingsdatum verkeerd had genoteerd. Zowel uit het verslag van de hoorzitting, als de erkenning van klager ter zitting, blijkt dat de hoorzitting is doorgegaan op uitdrukkelijk verzoek van klager, terwijl SVB bereid was tot een uitstel van de hoorzitting. Verweerder heeft kort na de hoorzitting een schriftelijke toelichting toegestuurd aan SVB. Verweerder heeft tevens zijn excuses aan klager en SVB gemaakt. Niet is gebleken dat klager in zijn belangen is geschaad. Van klachtwaardig handelen door verweerder is geen sprake.
4.2 Met betrekking tot klachtonderdelen 2a en 2b overweegt de raad dat de jegens een cliënt in acht te nemen zorg met zich meebrengt dat gemaakte afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen en veelal ook gegeven informatie of advies, in beginsel door de advocaat schriftelijk behoren te worden vastgelegd ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil (vergelijk ook gedragsregel 8 voor advocaten). Dit geldt des te meer wanneer het gaat om besluiten van belangrijke aard met mogelijk verstrekkende gevolgen, zoals in casu het niet instellen van beroep, zoals door klager was verzocht.
4.3 Er bestaat voor een advocaat geen verplichting om een zaak in behandeling te nemen, of zoals in dit geval hoger beroep in te stellen. Voor de raad staat vast dat klager aan verweerder gevraagd heeft om voor hem beroep in te stellen tegen de beslissing van SVB. Vast staat tevens dat verweerder de opdracht van klager niet heeft aanvaard en geen beroep heeft ingesteld. Verweerder heeft echter nagelaten aan klager schriftelijk te bevestigen dat hij geen beroep zou instellen. Daarmee heeft verweerder mogelijke onduidelijkheid over het instellen van beroep laten voortbestaan. Het is niet uitgesloten dat tussen partijen sprake is geweest van communicatiestoornissen, ook al omdat verweerder bij SVB in het Nederlands en Turks gestelde brochures heeft opgevraagd om de beslissing van SVB aan klager duidelijk te maken.
4.4 Het had op de weg van verweerder gelegen aan klager schriftelijk te bevestigen dat hij geen beroep zou instellen, gelet op de, naar de inschatting van verweerder, onhaalbaarheid van het beroep. Verweerder had klager eveneens schriftelijk dienen te wijzen op de beroepstermijn en op de noodzaak tijdig te zoeken naar een andere advocaat indien klager het beroep niettemin wilde instellen.
4.5 De raad kan niet vaststellen of klager (of zijn schoondochter namens klager) telefonisch inlichtingen heeft ingewonnen over de stand van zaken van de beroepsprocedure, nu partijen elkaar op dat punt tegenspreken.
4.6 De raad komt tot het oordeel dat klachtonderdeel 2a gegrond is en klachtonderdeel 2b ongegrond is.
4.7 Ofschoon klachtonderdeel 2a op zichzelf gegrond is, ziet de raad af van het opleggen van een maatregel aan verweerder, omdat aannemelijk is geworden dat het advies van verweerder om af te zien van beroep een juist advies was.
BESLISSING:
4.8 De raad van discipline:
- verklaart klachtonderdeel 2a gegrond;
- verklaart klachtonderdeel 1 en 2b ongegrond.
Aldus gedaan door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. E.J. Ferman, L.D.H. Hamer, M. Pannevis en M.W. Schüller, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 9 maart 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie: 076 548 4607.