Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-09-2009

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0064

Zaaknummer

5421

Inhoudsindicatie

Tijdig overdragen van volledig dossier in een strafzaak aan opvolgend advocaat, inlichtingen aan opvolgend advoaat versturen tbv declareren toevoeging.

Uitspraak

 

         

4 september 2009

No.  5421

Hof van Discipline

Beslissing

Naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder,

tegen:

klager,

mede namens mr. X., advocaat te Leiden, (klachtonderdeel a)

en Y., wonende te Noordwijk aan Zee, (klachtonderdelen a en b).

1.   Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Gravenhage (verder: de raad) van 26 januari 2009, onder nummer R.3064/08.96, aan partijen toegezonden op 29 januari 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en als maatregel een berisping is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1  De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 26 februari 2009 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg

-  de antwoordmemorie van klager

- brief van verweerder van 22 mei 2009

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 8 juni 2009, waar zijn verschenen verweerder en klager, alsmede de heren Y. en

Y..

3. De klacht

  Klager verwijt verweerder dat deze:

a. geweigerd heeft om het volledig proces-verbaal in het strafdossier betreffende de heer Y. (hierna: de cliënt) aan mr. X. als opvolgende raadsman ter beschikking te stellen. Verweerder heeft de pagina’s 72 tot en met 125 van het proces-verbaal ondanks herhaald verzoek daartoe, niet per omgaande, althans niet vóór 17 december 2004 aan mr. X. ter hand gesteld ten gevolge waarvan de cliënt langer dan noodzakelijk was in voorlopige hechtenis heeft gezeten.

b. niet bereid is gebleken in het kader van een procedure ex artikel 591a Wetboek van Strafvordering, een kopie van de aan verweerder verstrekte toevoeging, de door hem op basis van die toevoeging ingediende declaratie bij de Raad voor de Rechtsbijstand en de daarop volgende beschikking van de Raad voor Rechtsbijstand ter hand te stellen. De cliënt heeft recht op inzage in het volledige dossier waaronder tevens begrepen diende worden de door verweerder ingediende declaratie. Inzage was des temeer nodig nu, achteraf, gebleken is dat verweerder ten onrechte op het declaratieformulier vermeld heeft dat hij op 8 december 2004 de raadkamerzitting heeft bijgewoond.

Blijkens de brief van klager d.d. 12 oktober 2007, waarmee de klacht bij de deken is ingediend, betreft klachtonderdeel a. een klacht namens mr. X. alsmede namens de cliënt. Klachtonderdeel b. betreft een klacht van klager, die de behandeling van de zaak waarop de klacht betrekking heeft in hoger beroep heeft overgenomen, mede namens de cliënt.

4. De feiten

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

Op 28 november 2004 is de cliënt in verzekering gesteld, waarna verweerder als piketadvocaat ambtshalve aan de cliënt is toegevoegd. Op 30 november 2004 is een bevel tot bewaring verleend voor de duur van 10 dagen. Verweerder heeft de cliënt enige malen bezocht.

Per fax heeft klager namens mr. X. op 2 december 2004 aan verweerder verzocht om hem het dossier te doen toekomen, nu mr. X. de behandeling van de zaak overnam. Per fax van 7 december 2004 aan de rechtbank heeft mr. X. zich als gekozen raadsman gesteld. Verweerder heeft mr. X. de pagina’s 1 tot en met 71 van het proces-verbaal ter beschikking gesteld.

Op 8 december 2004 heeft een raadkamerzitting plaatsgevonden, waarbij een bevel tot gevangenhouding is verleend. Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft mr. X. de cliënt bijgestaan. Tegen het bevel tot gevangenhouding is hoger beroep aangetekend, terwijl tevens een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis is gedaan.

Op 8 december 2004 heeft de griffie pagina 72 tot en met 125 van het proces-verbaal aan verweerder verzonden. Mr. X. heeft verweerder bij fax van 14 december 2004 verzocht om toezending van dit deel van het proces-verbaal. Op 16 december 2004 heeft klager telefonisch contact gehad met een kantoorgenoot van verweerder, die klager meedeelde dat het proces-verbaal nog niet door verweerder ontvangen was. Op 17 december 2004 is door of namens verweerder opnieuw telefonisch gezegd dat het proces-verbaal niet aanwezig was. De vader van de cliënt heeft zich diezelfde dag gemeld op het kantoor van verweerder en is door een kantoorgenoot van verweerder te woord gestaan. De kantoorgenoot heeft in het bijzijn van de vader van de cliënt gebeld met verweerder, die meldde het proces-verbaal nog niet te hebben ontvangen. Na afloop van het telefoongesprek bleek het proces-verbaal te liggen op het bureau van verweerder. De vader van de cliënt heeft dit proces-verbaal vervolgens meegenomen.

Op 22 december 2004 is het op 15 december 2004 ingediende schorsingsverzoek toegewezen. De cliënt is in eerste aanleg en in hoger beroep van het hem ten laste gelegde vrijgesproken.

Bij brieven van 9 en 16 juli 2007 heeft klager verweerder verzocht om toezending van een kopie van de toevoeging, het door verweerder ingevulde declaratieformulier en de beschikking van de Raad voor Rechtsbijstand, zulks in verband met een door klager ten behoeve van de cliënt te voeren procedure ex art. 591a Wetboek van Strafvordering. Bij brief van 9 augustus 2007 heeft verweerder klager bericht dat hij geen recht had op de declaratie van verweerder aan de Raad voor Rechtsbijstand.

In het kader van het dekenonderzoek heeft verweerder op 27 november 2007 alsnog een afschrift van het declaratieformulier overgelegd. Uit dit formulier bleek dat verweerder had opgegeven de zitting van de raadkamer op 8 december 2004 te hebben bijgewoond, hetgeen door verweerder ook in zijn brief van 27 november 2007 expliciet werd vermeld. Klager heeft bij brief van 29 februari 2008 een kopie overgelegd van het proces-verbaal van de raadkamerzitting, waaruit volgt dat mr. X. de zitting heeft bijgewoond. Bij brief van 3 maart 2008 heeft verweerder zijn mededelingen over de aanwezigheid op de zitting gecorrigeerd en zijn verontschuldigingen aangeboden.

4.2 Het hof gaat uit van deze feiten die in hoger beroep niet zijn bestreden.

 

5. De beoordeling

5.1 Vast staat dat het tweede deel van het proces-verbaal op 8 december 2007 aan verweerder is verzonden. Onweersproken is de stelling van verweerder dat hij op 17 december 2007 een rechtbankzitting had en eerder die dag niet op kantoor was geweest. Terecht heeft de raad overwogen dat niet kan worden vastgesteld dat verweerder het proces-verbaal, zoals door klager gesteld, bewust heeft achtergehouden en al vóór 17 december 2007 in zijn bezit had. Ook kan niet worden vastgesteld, dat verweerder op 17 december 2007 tijdens de met hem gevoerde telefoongesprekken wist, dat het proces-verbaal zich toen op zijn bureau bevond.

5.2 Door te overwegen dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door na te laten maatregelen te nemen, onder andere om na ontvangst van de stukken zorg te dragen voor directe doorgeleiding, is de raad buiten de reikwijdte van de klacht getreden. De grief van verweerder, die hierop ziet, slaagt. De klacht ziet immers uitsluitend op een weigering tot afgifte van het betreffende gedeelte van het proces-verbaal en dat daarvan sprake is kan niet worden vastgesteld. Klachtonderdeel a. is ongegrond.

5.3 Van een advocaat mag worden verwacht dat hij op zorgvuldige wijze meewerkt aan overdracht van de zaak, indien dat door de cliënt gewenst wordt, en dat hij adequate informatie geeft over de hem bekende gegevens van die zaak. Verweerder heeft onjuiste informatie verstrekt over het bijwonen van de raadkamerzitting op 8 december 2007. Verweerder stelt weliswaar dat hij die onjuiste informatie bij vergissing heeft verstrekt, doch naar het oordeel van het hof had verweerder die vergissing eenvoudig kunnen voorkomen door het bijhouden van een deugdelijke registratie van de door hem aan de zaak bestede tijd en door een voldoende specificatie van zijn verrichtingen in deze zaak. Door dit niet te doen is de door verweerder gemaakte vergissing tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.4 Klager en zijn cliënt hadden in verband met de procedure ex artikel 591a Wetboek van Strafvordering belang bij afgifte van kopieën van de toevoeging, het declaratieformulier en de beschikking van de Raad voor Rechtsbijstand. Terecht heeft de raad overwogen dat verweerder deze stukken op eerste verzoek had moeten verstrekken, nu van enig gerechtvaardigd belang van verweerder om afgifte te weigeren niet is gebleken. Klachtonderdeel b. is door de raad terecht gegrond verklaard.

5.5 Nu klachtonderdeel a. alsnog ongegrond wordt bevonden, wijzigt het hof de opgelegde maatregel in die van een enkele waarschuwing. Het hof acht deze maatregel passend en geboden.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline te ‘s-Gravenhage van 26 januari 2009 voor zover klachtonderdeel a. gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping is opgelegd;

en, in zoverre opnieuw beslissende:

-  verklaart klachtonderdeel a. ongegrond;

-  legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing;

- bekrachtigt de beslissing van de raad voor het overige.