Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0084

Zaaknummer

09-105H

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij a) naar aanleiding van een beslissing van de raad van discipline heeft nagelaten de daarin beslechte kwestie financieel correct af te wikkelen en b) dat verweerder niet naar behoren met klager heeft gecommuniceerd. Beide klachtonderdelen gegrond. Verweerder heeft jegens klager hoogst onbetamelijk gehandeld en het vertrouwen in de advocatuur als beroepsgroep ernstig geschaad. Volgt schorsing voor één week.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 31 augustus 2009

in de zaak 09-105 H

 

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:

 

 

k l a g e r

 

tegen:

 

v e r w e e r d e r

 

 

1               V erloop van de procedure

 

1.1         Bij brief van 14 april 2009, bij de raad binnen gekomen op 16 april 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van 23 juni 2009. Partijen zijn verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3         De raad heeft kennis genomen van de genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 25, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2               De klacht

 

2.1         De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:

a) naar aanleiding van de beslissing van de raad van discipline d.d. 25 november 2008 (klachtzaak met nummer 08-156H) heeft nagelaten de daarin beslechte kwestie financieel correct af te wikkelen;

b) niet naar behoren met klager heeft gecommuniceerd.

 

3               Feiten

 

3.1         Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

 

3.2         Verweerder heeft klager tot medio 2007 bijgestaan in het hoger beroep van een vonnis van de kantonrechter te Haarlem; klager heeft daarover een klacht ingediend, onder meer wegens het feit dat verweerder klager niet heeft gewezen op de mogelijkheid gefinancierde rechtsbijstand aan te vragen, waarvoor klager in aanmerking kwam.

 

3.3         Deze klacht is (evenals de andere klacht) door de raad van discipline bij beslissing van 25 november 2008 gegrond verklaard. De raad heeft overwogen dat verweerder bij bovengenoemd optreden onvoldoende oog heeft gehand voor de financiële positie van klager en voorts dat verweerder onvoldoende zorgvuldig de mogelijkheden voor gefinancierde rechtsbijstand voor klager heeft onderzocht. Mede gelet op eerdere tuchtrechtelijke maartregelen die aan verweerder zijn opgelegd, heeft de raad verweerder een voorwaardelijke schorsing opgelegd voor de duur van twee weken. Er is geen hoger beroep ingesteld.

 

3.4         Klager heeft naar aanleiding van de beslissing van de raad van 25 november 2008 op 30 december 2008 aan verweerder een overzicht gestuurd met de door klager aan verweerder betaalde nota’s en hij heeft in eerste instantie aanspraak gemaakt op (terug)betaling van een bedrag van € 5.000,=. Later heeft klager aanspraak gemaakt op hogere bedragen.

 

3.5         Klager heeft meerdere keren geprobeerd telefonisch in contact te komen met verweerder terzake van zijn vordering. In veel van de gevallen is het klager niet gelukt met verweerder contact te krijgen. Na interventie van de deken heeft op 23 februari 2009 een gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden, dat niet tot resultaat heeft geleid. Verweerder heeft klager aangespoord een advocaat in te schakelen.

 

3.6         Begin april 2009 heeft de nieuwe advocaat van klager verweerder tot betaling gesommeerd. Daaraan heeft verweerder geen gehoor gegeven.

 

3.7         Op 1 mei 2009 heeft de nieuwe advocaat van klager verweerder opnieuw gesommeerd tot betaling met meezending van een conceptdagvaarding. Verweerder heeft naar aanleiding daarvan gereageerd noch betaald.

 

3.8         De nieuwe advocaat van klager heeft de dagvaarding aan verweerder doen betekenen en hem gedagvaard tegen 19 mei 2009. Verweerder heeft de dag voordat de dagvaarding zou worden

aangebracht het daarin gevorderde betaald minus een bedrag van € 98, = dat klager als eigen bijdrage verschuldigd zou zijn geweest.

 

4.       Beoordeling van de klacht

4.1         De raad ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk te behandelen wegens de grote samenhang daartussen.

 

4.2         Naar het oordeel van de raad heeft verweerder nagelaten na de beslissing van de raad van 25 november 2008 de daaruit voortvloeiende financiële kwestie met klager binnen een redelijke termijn tot een goed einde te brengen. Integendeel, verweerder heeft immers niet alleen bij herhaling niet gereageerd op de pogingen van klager om de zaak in der minne te regelen, maar hij heeft ook niet gereageerd op de sommaties van diens nieuwe advocaat. Verweerder is naar het oordeel van de raad aldus ook ernstig tekort geschoten in de communicatie met klager. Eerst nadat verweerder door klager tot betaling is gedagvaard, heeft verweerder, de dag voordat de zaak zou worden aangebracht (op 19 mei 2009), het gevorderde minus de eigen bijdrage van klager voldaan. Anders dan verweerder meent is dit niet binnen een redelijke termijn te noemen. Mede in de context van de eerdere tuchtrechtelijke uitspraak in het geschil tussen klager en verweerder heeft verweerder hierdoor naar het oordeel van de raad hoogst onbetamelijk jegens klager gehandeld. Tevens heeft verweerder hierdoor het vertrouwen in de advocatuur als beroepsgroep ernstig geschaad. Beide onderdelen van de klacht zijn derhalve gegrond.

 

4.3         Maatregel

 

4.4         Met betrekking tot de op te leggen maatregel houdt de raad rekening met het feit dat aan verweerder al eerder een tuchtrechtelijk maatregel is opgelegd wegens een tekortschieten jegens klager. Tevens betrekt de raad bij de op te leggen maatregelen de houding van verweerder tijdens het onderzoek ter zitting. Verweerder heeft geen blijk gegeven (achteraf) in te zien dat hij in gebreke is gebleven de financiële kwestie met klager uit de vorige klachtzaak voortvarend en op behoorlijke wijze af te handelen. D e raad acht de maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één week passend en geboden.

 

BESLISSING:

 

De raad van discipline verklaart:

 

          -      de klacht in beide onderdelen gegrond;

          -      legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één week, ingaande 14 dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing. De schorsing gaat echter niet eerder in dan na afloop van alle eventueel voorafgaande schorsingen en zal niet ten uitvoer worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.

 

Aldus gewezen door Mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. H. Dulack, J.M. van de Laar, M.L.F.J. Schyns, J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. R.N.E. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2009.

 

voorzitter                                                                                          griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 31 augustus 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

-  klager

-  verweerder

-  de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

-  de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

 

Van de beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

 

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC  Prinsenbeek.

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.  Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d.  Telefonische informatie: 076 548 4607.