Rechtspraak
Uitspraakdatum
30-11-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0202
Zaaknummer
H 74 - 2009
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft de zaak niet voortvarend aangepakt. Van een advocaat mag in geval van langdurige ziekte worden verwacht dat hij een voorziening treft zodat de zaken van zijn cliënten naar behoren worden behandeld dan wel waargenomen.
Gegrond; enkele waarschuwingInhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Uitspraak
H 74 - 2009
BESLISSING
van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van
klaagster
tegen
verweerder
_____________________________________________________________________
Verloop van de klachtprocedure.
Bij schrijven van 7 april 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarisstaat.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2009 waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 26 juni 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 21 september 2009.
De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.
Ter mondelinge behandeling waren klaagster, de gemachtigde van klaagster en verweerder aanwezig.
Vaststelling van de feiten voorzover voor de klacht van belang.
Klaagster was in een echtscheidingsprocedure verwikkeld. Zij werd in deze procedure vanaf 2001 door een kantoorgenoot van verweerder bijgestaan. De echtscheiding werd in 2003 uitgesproken. In september 2006 heeft de kantoorgenoot van verweerder het kantoor van verweerder verlaten. Aanvankelijk heeft een kantoorgenote van verweerder deze zaak overgenomen. In 2007 is de zaak aan verweerder overgedragen.
Inhoud van de klacht.
1. Verweerder heeft de zaak van klaagster niet voortvarend aangepakt.
Verweerder heeft in de periode begin 2007 tot oktober 2008 niets aan de zaak gedaan.
2. Verweerder heeft klaagster meegedeeld dat op 3 oktober 2008 een zitting zou plaatsvinden en vlak daarvoor aan klaagster medegedeeld dat die zitting niet zou doorgaan, terwijl bij navraag bij de rechtbank bleek dat er op 3 oktober 2008 helemaal geen zitting was bepaald.
3. Gebleken is dat het pensioen van klaagster niet was geregeld, waardoor zij schade heeft geleden.
Standpunt van verweerder.
Toen de voormalige kantoorgenoot van verweerder de zaak van klaagster behandelde kwam zij niet in aanmerking voor een toevoeging. Het is mogelijk dat klaagster voor de werkzaamheden van de voormalig kantoorgenoot van verweerder een bedrag van
€ 15.000, - heeft betaald. Verweerder heeft klaagster nimmer enig bedrag in rekening gebracht voor zijn werkzaamheden. Toen verweerder de zaak van klaagster overnam diende nog enkel de alimentatiekwestie. De wederpartij had tot mei 2006 geen alimentatie betaald omdat klaagster nog in de echtelijke woning woonde en de wederpartij de lasten van die woning betaalde. In mei 2006 werd de echtelijke woning verkocht. Verweerder heeft over de alimentatiekwestie overleg gevoerd met de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft medio 2007 de tijdelijke alimentatie vastgesteld met terugwerkende kracht ingaande mei 2006 en gezorgd voor verrekening van de achterstand. In de periode tweede helft 2007, eerste helft 2008 heeft verweerder een aantal gesprekken gevoerd met klaagster in afwachting van nadere informatie van de wederpartij. Bij uitblijven daarvan heeft verweerder besloten begin 2008 tot actie over te gaan, in welk kader hij voor klaagster een toevoeging heeft aangevraagd. Hierna is verweerder ziek geworden en was hij na een ziekenhuisopname nog enkele maanden gedeeltelijk arbeidsongeschikt.
Het is juist dat verweerder in de zaak van klaagster in 2008 te weinig heeft gedaan. De oorzaak lag in de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid van verweerder. Het is mogelijk dat verweerder klaagster een tijdspad op basis van zijn eigen verwachting heeft voorgehouden, maar niet meer dan dat. Verweerder herinnert zich dat niet meer precies.
Beoordeling van de klacht.
Ad onderdeel 1.
Naar het oordeel van de raad heeft verweerder in 2008 de zaak van klaagster onvoldoende voortvarend aangepakt. Verweerder stelt dat hij het door hem medio 2008 opgestelde verzoekschrift niet eerder kon indienen, omdat hij ten gevolge van een GBA blokkade zijdens de wederpartij geen uittreksels kon opvragen. Deze GBA blokkade viel verweerder niet te verwijten. Wel valt verweerder te verwijten dat hij daardoor de zaak heeft laten liggen. Het had op de weg van verweerder gelegen het verzoekschrift betreffende de alimentatie in te dienen, waarbij hij had kunnen vermelden dat hij ten gevolge van de GBA blokkade niet de vereiste uittreksels kon overleggen. Gelet op het belang van klaagster bij de vaststelling van een definitieve alimentatie had verweerder de zaak niet zo lang op zijn beloop mogen laten. Dat verweerder ten gevolge van ziekte maandenlang gedeeltelijk arbeidsongeschikt is geweest regardeerde klaagster niet. Van een advocaat mag in een dergelijk geval worden verwacht dat hij een voorziening treft zodat de zaken van zijn cliënten naar behoren worden behandeld dan wel waargenomen.
Dit onderdeel van de klacht zal gegrond worden verklaard.
Ten aanzien van het verzoek van klaagster aan verweerder een voorwaardelijke straf op te leggen, welke niet zal worden uitgevoerd bij het voldoen aan de voorwaarde dat klager dan wel zijn aansprakelijkheidsverzekeraar de materiële schade die klaagster lijdt en nog nader dient te worden vastgesteld vergoedt, overweegt de raad het volgende.
Verweerder betwist dat klaagster schade heeft geleden of zal lijden. Verweerder stelt te hebben geregeld dat de voorlopige alimentatie met terugwerkende kracht aan klaagster is betaald en voorts dat hij heeft geregeld dat indien een hogere definitieve alimentatie wordt vastgesteld, het meerdere eveneens door de wederpartij met terugwerkende kracht vanaf mei 2006 aan klaagster wordt betaald. Klaagster stelt niet van deze afspraak op de hoogte te zijn. Eind 2008 is de zaak van klaagster door een andere advocaat overgenomen en in maart 2009 is door deze een verzoekschrift bij de rechtbank ingediend.
Nu het civielrechtelijk geschil nog aanhangig is bij de civiele rechter is onvoldoende grond aanwezig om thans aan te nemen dat klaagster schade heeft geleden ten gevolge van het handelen of nalaten van verweerder. Reden waarom de raad geen aanleiding ziet om aan verweerder een voorwaardelijke maatregel op te leggen zoals door klaagster verzocht.
Ad onderdeel 2.
Met betrekking tot dit onderdeel van de klacht staan de standpunten van klaagster en verweerder tegenover elkaar zodat de feitelijke grondslag van dit onderdeel van de klacht niet is komen vast te staan. Dit betekent niet dat aan het woord van klaagster minder geloof wordt gehecht dan aan dat van verweerder. Voor het oordeel dat verweerder zich klachtwaardig heeft gedragen, zal eerst voldoende aannemelijk moeten zijn gemaakt dat het hem verweten gedrag ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is ten aanzien van dit onderdeel van de klacht niet het geval, op grond waarvan dit onderdeel van de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.
Ad onderdeel 3.
Op het moment dat verweerder de zaak van klaagster overnam was nog enkel de alimentatiekwestie aan de orde. Voor het overige waren de gevolgen van de echtscheiding geregeld. Ook de kwestie ten aanzien van het ouderdomspensioen was nog geregeld door de voormalige kantoorgenoot van verweerder. In januari 2009 is gebleken dat het verzoek tot verdeling van het ouderdomspensioen door de voormalig kantoorgenoot van verweerder te laat is ingediend. Het is begrijpelijk dat dit voor klaagster uitermate teleurstellend is, hiervan valt verweerder echter geen verwijt te maken.
Dit onderdeel van de klacht zal als ongegrond worden afgewezen.
BESLISSING.
De raad verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt verweerder ter zake de maatregel enkele waarschuwing op.
De raad wijst klachtonderdeel 2 en 3 als ongegrond af.
Aldus gegeven door mr. J.P.M. van der Ham, voorzitter en mrs. R.G.A.M. Theunissen, E.J.P.J.M. Kneepkens, L.R.G.M. Spronken, P.J.W.M. Theunissen leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2009
griffier. voorzitter.
Verzonden op: 2 december 2009
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per Post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.