Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0090

Zaaknummer

09-080U

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft namens klager een hoger beroep procedure gevoerd. De memorie van antwoord is voorafgaand aan indiening niet aan klager gezonden. Er is bovendien, ondanks de wens van klager, geen incidenteel appèl ingesteld. Klacht deels gegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

Uitspraak

BESLISSING d.d. 1 september 2009

in de zaak 09-080U

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 17 maart 2009 bin-nengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

De heer mr. 

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 16 maart 2009, door de raad ontvangen op 17 maart 2009, heeft de deken van de orde van advocaten te Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 6 juli 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken genummerd 1 tot en met 16 met bijlagen genoemd in die brief.

2. De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advoca-tenwet;

- gebrekkig met klager heeft gecommuniceerd door onbereikbaar voor hem te zijn;

- de memorie van antwoord niet voorafgaand aan de indiening daarvan ter goed-keuring aan klager heeft gezonden;

- ondanks een verzoek daartoe door klager, niet is overgegaan tot het indienen van een reconventionele vordering, althans tegen de afwijzing van de reconventionele vordering geen grieven heeft geformuleerd;

- te hoge declaraties bij klager heeft ingediend.

3. Feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 De voormalig advocaat van klager heeft klager gedagvaard tot betaling van achterstallige declaraties. Klager heeft ten overstaan van de kantonrechter zelf verweer gevoerd en een reconventionele vordering ingesteld. De kantonrechter heeft de voormalig advocaat van klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering en de reconventionele vordering van klager afgewezen.

3.2 De voormalig advocaat van klager is van het vonnis van de kantonrechter in hoger beroep gegaan. Verweerder heeft klager vanaf november 2006 bijgestaan in het kader van dit hoger beroep.

3.3 In het kader van de hoger beroep procedure diende verweerder namens klager ter rolzit-ting van 10 juli 2007 een memorie van antwoord in te dienen. Klager heeft op 19 juni 2006 een bespreking met verweerder gehad ter voorbereiding op de memorie. In de week voorafgaand aan de rolzitting heeft er telefonisch contact tussen partijen plaatsgevonden over de inhoud van de memorie. Door verweerder is aan klager toegezegd de memorie voorafgaand aan de indiening daarvan ter goedkeuring aan klager toe te zenden.

3.4 De memorie is op 10 juli 2007 door verweerder ingediend. Voorafgaand aan de indiening is deze niet ter goedkeuring aan klager gezonden. In de memorie worden geen grieven geformuleerd tegen de afwijzing van de reconventionele vordering.

3.5 Bij arrest van 8 januari 2008 heeft het gerechtshof het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de zaak terugverwezen naar de kantonrechter in conventie. Terzake de reconventionele vordering heeft het gerechtshof klager veroordeeld in de proceskosten in eerste aanleg ten bedrage van € 100,-.

4. Beoordeling van de klacht

 Klachtonderdeel (a)

4.1.1 Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad dat klager tegenover de gemo-tiveerde betwisting door verweerder, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel zou kunnen leiden.

4.1.2 Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 Klachtonderdeel (b)

4.2.1 Gebleken is dat verweerder klager heeft toegezegd de memorie van antwoord vooraf-gaand aan de indiening daarvan ter goedkeuring aan klager te zullen sturen. Verweerder heeft gesteld dat hij in de veronderstelling verkeerde dat zijn secretaresse de memorie aan klager had gezonden, maar dat hem later is gebleken dat dit niet is gebeurd. Aldus staat vast dat verweerder de memorie voorafgaand aan de indiening niet aan klager heeft ge-stuurd.

4.2.2 Verweerder heeft aangevoerd dat klager hem had moeten bellen wanneer toen hij de memorie ondanks de toezegging niet had ontvangen. De raad is echter van oordeel dat, nu verweerder er vanuit ging dat de memorie aan klager was gestuurd, het op zijn weg had gelegen om klager te benaderen toen een reactie van klager op de concept-memorie uitbleef, en niet op de weg van klager.

4.2.3 Dit klachtonderdeel is aldus gegrond.

 Klachtonderdeel (c)

4.3.1 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijt-baar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.3.2 Vaststaat dat klager verweerder verzocht heeft een reconventionele vordering in appèl in te stellen, althans grieven te formuleren tegen de afwijzing van de reconventionele vorde-ring in eerste aanleg. Vaststaat bovendien dat verweerder dit heeft nagelaten.

4.3.3 Verweerder heeft gesteld dat hij geen reconventionele vordering heeft ingesteld ter bespa-ring van kosten voor klager. De discussie omtrent de reconventionele vordering heeft verweerder vooruit willen schuiven.

4.3.4 Door geen grieven te formuleren tegen de afwijzing van de reconventionele vordering, is de uitspraak in eerste aanleg ter zake de reconventionele vordering onherroepelijk gewor-den. De afwijzing van die vordering staat daarmee vast, zodat enige discussie daarover in rechte niet meer tot de mogelijkheden behoort. De belangen van klager zijn door de aan-pak van verweerder aldus geschaad.

4.3.5 Dit klachtonderdeel is derhalve gegrond.

 Klachtonderdeel (d)

4.4.1 Volgens vaste jurisprudentie heeft  de tuchtrechter niet de bevoegdheid declaratiegeschil-len te beslechten. Wel beoordeelt de tuchtrechter of er sprake is van excessief declareren.

4.4.2 Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad dat klager tegenover de gemo-tiveerde betwisting door verweerder, onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot gegrondverklaring van dit klachtonderdeel zou kunnen leiden.

4.4.3 Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.  Maatregel

5.1 Klachtonderdelen (b) en (c) zijn gegrond bevonden. De raad acht de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart:

- de klachtonderdelen (a) en (d) ongegrond;

- de klachtonderdelen (b) en (c) gegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. B.E. van der Molen, mr. B.C. Romijn, mr. M.J.G.H. Verviers, mr. M.J. Westhoff,  leden, met bijstand van mr. N.M.N. Klazinga als grif-fier en uitgesproken ter openbare zitting van 1 september 2009.

 

 

voorzitter      griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 september 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft klachtonderdelen (a) en (d) hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager;

- verweerder;

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht;

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan voor wat betreft klachtonderdeel (b) en (c) hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mo-gelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

Bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoon-nummer 076 -548 4607.

* * * * *