Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-11-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0179
Zaaknummer
09-228A + 09-229A
Inhoudsindicatie
Klager en deken verwijten verweerder dat hij ten behoeve van zijn cliënt aan wie alle beperkingen waren opgelegd, tijdens die beperkingen contact heeft gezocht met mogelijke getuigen, wiens namen hij verkregen had van zijn cliënt. Klacht en bezwaar gegrond; enkele waarschuwing opgelegd.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 24 november 2009
in de zaken 09-228A en 09-229A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
k l a g e r
tegen
de heer mr.
v e r w e e r d e r
en het bezwaar tegen verweerder van de deken
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 11 augustus 2009, door de raad ontvangen op 13 augustus 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht en het bezwaar zijn behandeld ter zitting van 21 september 2009. Ter zitting zijn verschenen de deken, verweerder en zijn advocaat mr. A.E.M. Röttgering. Klager heeft de deken te kennen gegeven niet bij de zitting aanwezig te kunnen zijn. Van de zitting van 21 september 2009 is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad;
- de stukken genummerd onder 1 t/m 25 in de bij deze brief gevoegde inventarislijst;
- de brief van mr. Röttgering aan de raad van 7 september 2009;
- de brief van mr. Röttgering aan prof. dr. T.N.M.B. Spronken van 11 september 2009;
- de handgeschreven notitie van de secretaresse van verweerder (ongedateerd) en
- de e-mail van prof. dr. T.N.M.B. Spronken aan mr. A.E.M. Röttgering van 20 september 2009.
2 De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door in strijd met aan zijn cliënt opgelegde beperkingen met diens moeder zaaksinhoudelijke informatie te bespreken.
2.2 Het bezwaar
Het bezwaar houdt in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door in de periode waarin aan zijn cliënt beperkingen waren opgelegd contact te zoeken met derden en daarbij het risico te aanvaarden van het uitlekken van die informatie en van verstoring van het opsporingsonderzoek.
3. Feiten
3.1 Verweerder stond een verdachte van een steekincident bij. Deze bevond zich van 30 november 2007 tot 2 januari 2008 in alle beperkingen.
3.2 De politie Amsterdam-Amstelland heeft het telefoonnummer van de moeder van de cliënt van verweerder getapt. In het proces-verbaal van die tap is ondermeer het volgende opgenomen:
“tijdens de uitgeluisterde tapgesprekken bleek op donderdag 6 december 2007 te 18.31 uur een telefonisch gesprek volgnummer 470 te zijn gevoerd tussen de advocaat van de verdachte […] en de moeder van de verdachte genaamd […].
De advocaat is genaamd [naam verweerder] en maakt gebruik van het telefoonnummer […].
[…]de heer [naam verweerder] zegt op zoek te zijn naar de neven van de verdachte en hoopt dat de moeder hem daarbij kan helpen. De moeder vraagt welke neven. De advocaat zegt vervolgens letterlijk: “ik ben namelijk heel erg op zoek, misschien kunt u mij daarbij helpen naar zijn neven”. De moeder vraagt welke neven. Vervolgens zegt [naam verweerder] weer letterlijk: “ja ik moet even het dossier erbij pakken. In ieder geval ROY geloof ik en ….CHINA. Daar ben ik heel erg naar op zoek, daar hoop ik op korte termijn nummers van de krijgen. want ik zou heel erg graag met hen spreken en ik hoop dat zij bij mij op kantoor willen komen, omdat ik graag met hen over de zaak wil praten”. De moeder vraagt waar het dan over gaat. De advocaat legt haar uit dat hij dat niet aan haar mag vertellen, omdat alles wat hij haar vertelt door haar misschien doorverteld wordt. Hij mag haar alleen vertellen dat de verdachte in de Bijlmerbajes zit en dat het goed met hem gaat. […] de heer [naam verweerder] zegt vervolgens weer letterlijk: “maar zou u achter de telefoonnummers van Roy en China kunnen komen voor mij”. Moeder zegt letterlijk: “ja ik ga ze zoeken en dan ga ik u bellen”. De advocaat geeft zijn mobiele nummer aan de moeder te weten [nummer] en zegt letterlijk: “dus geef hun desnoods mijn nummer”.
3.3 Verweerder heeft na dit gesprek op zijn kantoor met een van de neven gesproken.
Dit is gebeurd in de aanwezigheid van een secretaresse, die dit gesprek heeft genotuleerd.
4. Beoordeling van de klacht en het bezwaar
4.1 Naar het oordeel van de raad lenen het bezwaar en de klacht zich voor een
gezamenlijke behandeling. Het is vaste rechtspraak van het hof van discipline dat een advocaat niet in strijd mag handelen met aan zijn gedetineerde cliënt opgelegde beperkingen. Die beperkingen hebben tot gevolg dat ook hij, de advocaat, niet met de buitenwereld mag communiceren over de inhoud van de aan hem toevertrouwde zaak. Daarbij is niet van belang, aldus het hof van discipline, of die communicatie uiteindelijk schade aan het onderzoek heeft toegebracht.
4.2 In het licht van deze uitgangspunten meent de raad dat een advocaat in strafzaken in het algemeen alles na te laten heeft dat een rechtmatige waarheidsvinding zou kunnen belemmeren. In het geval van het bestaan van alle beperkingen betekent dit een absolute verplichting voor een advocaat om zich te onthouden van iedere gedraging die met het doel van de oplegging van de beperkingen in strijd is, te weten dat geen contact tussen de verdachte en de buitenwereld ontstaat.
4.3 Naar het oordeel van de raad staat vast dat verweerder in dit geval contact heeft gehad met de moeder van de verdachte en haar heeft laten weten dat contact met de neven van de verdachte van belang was voor zijn zaak. Daarmee heeft verweerder de hiervoor geschetste norm overtreden. Dat niet is komen vast te staan dat de waarheidsvinding door de handelwijze van verweerder is geschaad doet naar het oordeel van de raad niet ter zake. Voldoende is dat verweerder aan de buitenwereld kenbaar heeft gemaakt welke informatie zijn cliënt van belang vond.
4.4 Anders dan door verweerder is aangevoerd, is daarbij niet van belang of hij al dan niet inhoudelijk iets over de zaak heeft gezegd aan de neef toen deze op zijn kantoor was. Het gaat erom dat verweerder namen heeft gekregen van zijn cliënt en met die informatie nader onderzoek is gaan doen en die informatie - in dit geval de namen - ook kenbaar heeft gemaakt aan in elk geval de moeder van de verdachte.
4.5 In het kader van deze kwestie acht de raad voorts van belang dat een advocaat rekening dient te houden met zijn bijzondere positie in het strafproces, en met alle privileges die daarbij horen. Die bijzondere positie vereist tevens een uiterst terughoudende opstelling bij het onderzoek dat de advocaat zelf wenst te doen, op basis van informatie die hij van zijn cliënt heeft gekregen, hangende de duur van de beperkingen.
4.6 De raad heeft begrip voor de opvatting van verweerder dat het opleggen van beperkingen in zijn algemeenheid de mogelijkheid tot het voeren van een adequate verdediging kan belemmeren.. Dat aspect echter wordt geacht mede onderdeel uit te maken van de door de rechter-commissaris en de officier van justitie te verrichten afweging voorafgaand aan het opleggen van de beperkingen. Het kan voorts ten grondslag worden gelegd aan een verzoek tot opheffing daarvan. In omstandigheden is het zo dat de beperkingen en de gevolgen daarvan voor de verdediging grondslag kunnen vormen voor verweren inhoudende dat de positie van de verdachte daardoor is geschaad. Het wettelijk systeem laat niet toe dat een raadsman zelf uitzonderingen daarop maakt, ook niet als deze overtuigd is van het feit dat de belangen van zijn cliënt zwaarder behoren te wegen dan de belangen ter bescherming waarvan de beperkingen zijn opgelegd.
5. Maatregel
De raad acht de handelwijze van verweerder van dien aard dat aan hem de maatregel van enkele waarschuwing behoort te worden opgelegd.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond
- verklaart het bezwaar gegrond
- legt aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 24 november 2009 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. P.W.M. Huisman, mr. J.M. van de Laar, mr. R.P.F. van der Mark, mr. B. Roodveldt, leden en mr. D.J.L. Siegers, griffier.
voorzitter griffier
Deze beslissing is op 24 november 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607