Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-03-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0761

Zaaknummer

08-178A

Inhoudsindicatie

 Klager verwijt verweerster dat zij in strijd heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die zij jegens haar cliënt in acht dient te nemen door een onjuiste aanpak van zaken te hebben gekozen. De raad is van oordeel dat verweerster niet kennelijk onjuist heeft opgetreden en de belangen van klager niet geschaad zijn. De klacht is ongegrond.

Uitspraak

 RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

 

   BESLISSING d.d. 17 maart 2009

in de zaak 08-178A

¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬¬______________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 26 juni 2008 bij de raad binnengekomen klacht van:

De heer

k l a g e r

tegen:

Mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 22 maart 2006 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2 Bij brief van 24 juni 2008, door de raad ontvangen op 26 juni 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam van 12 januari 2009 in aanwezigheid van klager. Verweerster was, zonder bericht van verhindering, niet aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 30, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

 

 

De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat:

a) verweerster brieven van klager weg zou hebben gegooid zonder ze te lezen. Het belemmert de klacht van klager omdat hij niet alles kan aantonen over wat hij tegen verweerster gezegd zou hebben, wanneer ze het ontkent;

b) verweerster onvriendelijk is geweest tegen klager;

c) verweerster geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het dossier bij de Dienst Werk en Inkomen te komen inzien;

d) verweerster heeft verzuimd naar de hoorzitting te gaan om het standpunt van klager nader toe te lichten;

e) verweerster heeft nagelaten beroep in te stellen tegen de beslissing van de Dienst Werk en Inkomen van 26 januari 2006 waarin het bezwaar ongegrond is verklaard;

f) verweerster heeft nagelaten in het bezwaarschrift aan te voeren dat klager vanwege rugklachten niet in staat was met de desbetreffende ambtenaren van de Dienst Werk en Inkomen naar zijn huis te gaan voor het afleggen van een bezoek;

g) verweerster heeft verzuimd te vermelden dat klager op de dag van het huisbezoek bezoek uit het buitenland ontving, waardoor hij de ambtenaren niet kon ontvangen;

h) verweerster niet heeft vermeld dat een van de ambtenaren, een zekere heer Dias, volgens klager niet van de Dienst Werk en Inkomen was, maar van de Politie;

i) verweerster heeft geweigerd klager te spreken en zijn brieven te lezen.

Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerster naar het oordeel van klager de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt alsmede heeft zij gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die zij jegens haar cliënt in acht dient te nemen.

Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Klager heeft op 25 april 2005 een bijstandsuitkering aangevraagd, welke aanvraag bij beschikking van 15 november 2005 door de Dienst Werk en Inkomen is afgewezen. De reden daarvan was dat klager niet wenste mee te werken aan een zogenaamd huisbezoek waardoor de desbetreffende ambtenaren de woonsituatie van klager niet hebben kunnen vaststellen. Tevens werden de reeds betaalde voorschotten door de Dienst Werk en Inkomen teruggevorderd.

3.3 Klager heeft zich tot verweerster gewend, die namens hem op 29 november 2005 op nader aan te voeren gronden bezwaar heeft ingesteld tegen de beslissing van de Dienst Werk en Inkomen. Klager heeft verweerster laten weten geen enkel contact met de Dienst Werk en Inkomen te willen hebben. Bij brief van 2 januari 2006 heeft verweerster de gronden van het bezwaar aangevuld.

3.4 Bij beslissing van 26 januari 2006 heeft de Dienst Werk en Inkomen het bezwaar van klager ongegrond verklaard. Tegen de beslissing is geen beroep ingesteld.

 

Beoordeling van de klacht

4.1 De raad stelt voorop dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijk dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van de verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2 Klachtonderdeel 1a is naar het oordeel van de raad ongegrond omdat de klacht onvoldoende onderbouwd is. Klachtonderdeel 1b is ter zitting door klager ingetrokken. Hetzelfde geldt voor de klachtonderdelen 1g en 1h. Op deze klachtonderdelen zal daarom niet nader worden ingegaan.

4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel 1c is de raad van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door geen gebruik te maken van de mogelijkheid om het dossier in te zien bij de Dienst Werk & Inkomen. Immers, het inzien van het dossier zou de positie van klager niet hebben veranderd nu hij verweerster had laten weten dat hij geen enkel contact met de Dienst Werk en Inkomen wilde hebben. Verweerster heeft in dat licht bezien niet kennelijk onjuist gehandeld zodat klachtonderdeel 1c ongegrond is.

4.4 Klachtonderdeel 1d ziet op het feit dat verweerster niet naar de hoorzitting is gegaan. De raad is van oordeel dat aangezien dergelijke hoorzittingen bedoeld zijn om betrokkenen te horen, het niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat verweerster zonder klager - die verweerster had laten weten de hoorzitting niet te willen bijwonen - de hoorzitting niet heeft bijgewoond. Klachtonderdeel 1d is ongegrond.

4.5 Met betrekking tot klachtonderdeel 1e is de raad van oordeel dat verweerster aan klager had moeten melden dat hij griffiegeld zou moeten betalen indien klager beroep zou willen instellen. De raad is echter van oordeel dat verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door dit niet aan klager te melden nu er geen sprake is van kennelijk onjuist optreden van verweerster. Klachtonderdeel 1e is ongegrond.

4.6 In klachtonderdeel 1f klaagt klager over het feit dat verweerster in het bezwaarschrift zou hebben verzuimd te vermelden dat klager vanwege zijn slechte rug niet in staat was met de ambtenaren van de Dienst Werk en Inkomen naar zijn huis te lopen om een huisbezoek af te leggen. Zoals hiervoor aangegeven is het aan verweerster om te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van klager het best gediend zijn. Dit leidt er toe dat het verweerster vrij staat het bezwaarschrift in te richten op een wijze die haar goeddunkt. Dit betekent dat verweerster mocht oordelen dat het voor het bezwaar niet van wezenlijk belang was om de slechte rug van klager te vermelden. Niet is vast komen te staan dat door aldus te handelen de belangen van klager geschaad zijn. Klachtonderdeel 1f  is ongegrond.

4.7 Met betrekking tot klachtonderdeel 1i oordeelt de raad dat niet is vast komen te staan dat verweerster zou hebben geweigerd klager te spreken en zijn brieven te lezen. Klachtonderdeel 1i is daarom ongegrond.

 

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen a, c, d, e, f en i ongegrond;

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. B. ten Doesschate, mr. B. Roodveldt, mr. M.W. Schüller en M.L.F.J. Schyns, leden, met bijstand van mr. I.J. de Laat als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 maart 2009.

 

voorzitter      griffier

Deze beslissing is in afschrift op 17 maart 2009 per aangete¬kende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 Van deze beslissing kan beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 – 548 46 07