Rechtspraak
Uitspraakdatum
26-05-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0679
Zaaknummer
08-298A
Inhoudsindicatie
Klachtonderdelen a), e) en f) zijn gegrond.
Inhoudsindicatie
Klachtonderdelen b), c) en d) zijn ongegrond.
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft geen opdrachtbevestiging gestuurd, noch financiële afspraken schriftelijk bevestigd. Discussie over inhoud gemaakte afspraken. Verweerder heeft ontvangen proceskostenveroordeling verrekend met declaratie, zonder toestemming van de cliënt. Klachtonderdelen gegrond. Berisping.
Inhoudsindicatie
Klachtonderdelen met betrekking tot gebrekkige communicatie ongegrond, nu partijen elkaar tegenspreken.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 26 mei 2009
in de zaak 08-298A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 20 oktober 2008, bij de raad binnen gekomen op 21 oktober 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 24 maart 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 18, genoemd in de bij die brief gevoegde inventaris-lijst.
2. De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij:
a) geen duidelijke afspraken heeft gemaakt over de declaratie van zijn werkzaamheden in de zaken tegen Universiteit X (hierna: de Universiteit) en de Hoge School Y (hierna: de Hoge-school). De aanvankelijk gemaakte afspraken zijn volgens klager gedurende de behandeling van de zaken door verweerder aangepast. De afspraak van 7,5% exclusief BTW voor beide zaken is door verweerder verbroken en derhalve niet langer geldig. Verweerder heeft zich daarmee volgens klager onfatsoenlijk gedragen;
b) informatie heeft achtergehouden om zo extra honorariumeisen af te dwingen;
c) informatie over het gesprek met de Universiteit niet dan wel te laat en onvolledig heeft doorgegeven;
d) geen kopie van de door verweerder ingediende conclusie van repliek inzake de Hoge School aan klager heeft verstrekt;
e) een vergoeding van € 1.288 van de Universiteit op basis van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep heeft achtergehouden en heeft verzwegen dat hij deze vergoeding heeft ont-vangen;
f) volstrekt onterecht en oncontroleerbare nota’s heeft verzonden.
2.2 Klachtonderdeel g) is ter zitting door klager ingetrokken.
3. Feiten
Voor de beoordeling van de klachtonderdelen kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.1 Verweerder is medio 2007 klagers advocaat geworden, nadat de vorige advocaat van klager plotseling was overleden. Klager was verwikkeld in een procedure tegen de Universiteit en een procedure tegen de Hoge School. Beide kwesties gingen over de rechtmatigheid van zijn ontslag en een eis tot schadevergoeding. De procedure tegen de Universiteit verkeerde in de eindfase, het wachten was op de mondelinge behandeling bij de Centrale Raad van Beroep waar verweerder namens klager zou pleiten. In de procedure tegen de Hoge School diende een conclusie van repliek te worden ingediend.
3.2 Op 10 december 2007 heeft klager verweerder per e-mail bericht: “In bijgaand document staat mijn voorkeur m.b.t. de afwikkeling van de vordering op de Universiteit. ... PS Ik heb nog altijd de griffierech-ten niet terugontvangen.”
3.3 Op 19 december 2007 heeft verweerder aan klager per e-mail bericht: “... ik breng u in herinnering dat ik u bij aanvang van mijn werkzaamheden en in de bespreking bij u thuis meedeelde dat ik een uurtarief van € 215 excl. 19% BTW hanteer of een success fee van 15% excl. BTW gecombineerd met een laag uurtarief, van het totaal door de Universiteit en de Hoge School aan u uit te keren bedrag. U vond, gelet op de stand zaken, het vaste tarief van 15% te hoog en wij kwamen toen overeen 7,5% excl. BTW, van het bruto totaal uit te keren bedrag. ... Mocht u met bovenstaande 7,5% excl. BTW voor Universiteit en de Hoge School niet akkoord gaan, dan zal ik mijn werkzaamheden met betrekking tot de Hoge School per omgaande moeten beëindigen, onder voorbehoud van mijn honorarium inzake de Universiteit.”
3.4 Op 31 december 2007 heeft verweerder aan klager per e-mail bericht dat wanneer klager niet zou instemmen met de door verweerder voorgestelde honoraria, verweerder geen conclusie van repliek, die op 9 januari 2008 moest worden ingediend, zou indienen.
3.5 Op 10 januari 2008 heeft klager aan verweerder per e-mail bericht: “... wil ik het vooralsnog houden bij de eerder gemaakte afspraak van 7,5% (ex BTW). Daar ik volstrekt geen zicht heb op de afloop c.q. de bedragen waar het over gaat en de wijze waarop deze worden uitgekeerd, lijkt me een wijziging van deze afspraak een blanco cheque. Zodra er meer zicht is op mogelijke uitkeringen en de tijdstippen waarop deze worden gedaan is het misschien zinvol om alsnog de gemaakte afspraak te wijzigen. Ik hoop dat u mij op de hoogte houdt van eventuele resultaten.”
3.6 Verweerder heeft op diezelfde dag per e-mail aan klager gereageerd: “... Bij de afspraak van 7,5 procent excl. BTW is geen rekening gehouden met extra werkzaamheden mijnerzijds door uw afwezigheid in het buitenland, gouden handdruk onderhandelingen alsmede fiscale werkzaamheden. Derhalve heb ik u de keuze voorgelegd om alle werkzaamheden voor u te verrichten voor 15 procent excl. BTW of 7,5 procent excl. BTW plus mijn uurtarief te betalen voor alle extra werkzaamheden. ... Mocht u volharden in 7,5% ex BTW zonder daarnaast mijn uurtarief voor de extra werkzaamheden te betalen dan denk ik dat het beter is om een andere advocaat in te huren voor de extra werkzaamheden. ...”
3.7 Op 17 januari 2008 heeft klager per e-mail gereageerd: “... nu opeens spreekt u over een extra vergoeding van een uurtarief en/of 15%. Ik voel mij dan ook zwaar onder druk gezet, mede door uw herhaalde dreiging van het staken van uw werkzaamheden. ... Ik zou het prettig vinden als ons volgende contact wat meer zou gaan over de inhoud van beide zaken en wat minder over uw vergoeding.”
3.8 Op 21 januari 2008 heeft klager aan verweerder bericht dat hij een andere advocaat in de arm nam. Op diezelfde datum heeft verweerder geantwoord dat hij 7,5% excl. 19% BTW in reke-ning zou brengen in de zaak tegen de Universiteit. Voor de zaak tegen de Hoge School zou verweerder zijn bemoeienissen tegen zijn uurtarief in rekening brengen.
3.9 Op 26 juli 2007 en op 10 september 2007 heeft verweerder twee declaraties aan klager gestuurd. Deze declaraties zijn niet voorzien van een urenspecificatie. Op 25 oktober 2007 heeft verweerder aan klager een voorschotnota van € 1.288 gestuurd, waarbij vermeld is dat “conform afspraak zal dit bedrag worden betaald via verrekening met de proceskostenveroordeling die de Uni-versiteit u dient te betalen”. Op 4 april 2008 heeft verweerder aan klager in de zaak tegen de Uni-versiteit een voorschotnota van € 3.000 ex BTW gestuurd.
4. Beoordeling van de klacht
Klachtonderdelen a) en f)
4.1 Nu de klachtonderdelen a) en f) betrekking hebben op financiële afspraken, zullen deze twee onderdelen gezamenlijk worden behandeld.
4.2 De raad stelt voorop dat de advocaat bij aanvaarding van zijn opdracht de financiële consequenties daarvan, zoals het uurtarief of betaling op basis van een success fee, met de cliënt moet bespreken en inzicht behoort te geven in de wijze waarop en de frequentie waar-mee hij zal declareren. Teneinde misverstand, onzekerheid en geschil hieromtrent te voorko-men dient de advocaat deze afspraken direct schriftelijk vast te leggen.
4.3 Het valt verweerder tuchtrechtelijk te verwijten dat hij de met klager gemaakte afspraken niet direct schriftelijk heeft vastgelegd. Verweerder heeft ter zitting erkend dat hij geen opdracht-bevestiging aan klager heeft gestuurd, noch de financiële afspraken schriftelijk heeft vastge-legd. Uit het enkele feit dat er inmiddels misverstanden tussen klager en verweerder zijn ont-staan, blijkt reeds dat de tussen partijen gemaakte afspraken kennelijk niet duidelijk waren. Uit de hiervoor onder 3.3 tot 3.8 geschetste feitelijke gang van zaken, is niet op te maken welke afspraken precies zijn gemaakt. Verweerder heeft ter zitting van de raad ook niet duidelijk kunnen maken welke afspraak hij aan het begin van zijn werkzaamheden – medio 2007 – met klager heeft gemaakt. Zo is onder meer onduidelijk gebleven waarover het percentage van 7,5% zou worden berekend en wanneer er door klager een voorschot zou worden betaald.
4.4 Nu verweerder geen specificaties heeft verzonden bij zijn declaraties, heeft hij niet inzichtelijk gemaakt welke werkzaamheden hij in rekening heeft gebracht. Dat maakt de declaraties on-controleerbaar, terwijl ook onduidelijk is op basis waarvan voorschotdeclaraties zijn opgesteld, nu niet vast staat wat de financiële afspraken tussen verweerder en klager inhielden. Ook deze gang van zaken is tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Klachtonderdelen a) en f) zijn daarom gegrond.
Klachtonderdeel e)
4.5 Uit de gang van zaken zoals deze blijkt uit het klachtdossier kan niet worden geconcludeerd dat verweerder aan klager de ontvangst van de proceskosten van € 1.288 door de Universiteit heeft bevestigd. Verweerder heeft op 25 oktober 2007 voornoemd bedrag verrekend. Verre-kening is toegestaan mits dit is afgesproken met de cliënt en de toestemming van de cliënt schriftelijk is vastgelegd. Vast staat dat verweerder de instemming van klager met verrekening niet schriftelijk heeft bevestigd. De raad acht het overigens onwaarschijnlijk dat klager zou hebben ingestemd met verrekening nu klager op 10 december 2007 aan verweerder heeft be-richt dat hij de griffierechten nog altijd niet had ontvangen. Weliswaar zijn griffierechten ande-re kosten dan een proceskostenveroordeling, maar de raad sluit niet uit dat klager hier bedoeld heeft de proceskostenveroordeling. Wat er ook van zij, het had op de weg van verweerder gelegen klager schriftelijk mee te delen dat hij voormeld bedrag voor klager had ontvangen en hem voor te stellen dit bedrag te verrekenen en klager toestemming daarvoor te vragen, het-geen hij heeft nagelaten. Dat is tuchtrechtelijk laakbaar.
Klachtonderdeel e) is gegrond.
Klachtonderdelen b), c) en d)
4.6 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling nu de kern gelegen is in de gebrekkige communicatie door verweerder, zo vat de raad deze klachtonderdelen van klager samen.
4.7 Deze klachtonderdelen zijn ongegrond. Uit de feitelijke gang van zaken is niet duidelijk geworden hoe de communicatie tussen partijen is verlopen en wat er precies is afgesproken. Partijen spreken elkaar op deze onderdelen tegen. De raad acht het voorstelbaar dat de com-municatie tussen partijen niet optimaal is verlopen, hetgeen mogelijk mede is veroorzaakt door het langdurig verblijf van klager in het buitenland, waardoor telefonisch contact niet mogelijk was en schriftelijk contact bemoeilijkt werd. Niet is komen vast te staan dat verweerder hier-van een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
Maatregel
4.8 Met het vorenstaande is komen vast te staan dat verweerder door te handelen als omschreven in klachtonderdelen a), e) en f) heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.
Met betrekking tot de op te leggen maatregel acht de raad het van groot belang dat een advo-caat de nodige zorgvuldigheid jegens zijn cliënt in acht neemt, juist wanneer het gaat om de vastlegging van financiële afspraken. Te meer nu verweerder ter zitting geen blijk heeft gege-ven de verwijtbaarheid van zijn handelen in te zien, acht de raad onder deze omstandigheden de maatregel van berisping gerechtvaardigd en geboden.
BESLISSING:
4.9 De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a), e) en f) van de klacht gegrond;
- verklaart de klachtonderdelen b), c) en d) van de klacht ongegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.
Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. S.M. Gaasbeek-Wielinga, A. Gerritsen-Bosselaar, H.B. de Regt en M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. M. Stevens als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 26 mei 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 26 mei 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten;
en ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zeven-voud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitslui-tend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toe-gezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie: 076 548 4607.