Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-01-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRLEE:2009:YA0705

Zaaknummer

72/08

Inhoudsindicatie

Volgens vaste jurisprudentie komt een advocaat een grote mate van vrijheid toe in de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt behartigd. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij de advocaat daarbij de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaadt. Indien de advocaat van de wederpartij verwijten worden gemaakt over de wijze waarop die de zaak behandeld is het aan zijn cliënt daarover te klagen. Bovendien had klaagster zichzelf eveneens van rechtskundige bijstand voorzien zodat bij eventuele onjuiste feiten, het op de weg van haar advocaat had gelegen daarover zich ter zitting te beklagen. Uit de stukken is zulks niet gebleken.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de raad van discipline in de zaak nr. 72/08

Bij brief, gedateerd 15 december 2008 van de deken van de Orde van Advocaten in het  arrondissement Groningen, is op 18 december 2008 bij de raad van discipline binnengekomen een klacht van

 

mevrouw [ ]

klaagster

 

tegen

 

mr. [ ]

verweerder

 

De voorzitter heeft kennis genomen van bovengenoemde brief en het daarbij gevoegde dossier. Daaruit blijkt het volgende.

 

Feiten

Op 30 september 2005 hebben klaagster en de heer L.v.W. een samenlevingsovereenkomst gesloten. De affectieve relatie tussen partijen is op

8 september 2007 beëindigd. Met betrekking tot de gevolgen van de beëindiging van de samenleving staat verweerder sedert medio april 2008 L.v.W. bij. Klaagster zelf wordt bijgestaan door mr. H. Op verzoek van L.v.W. is klaagster in kort geding gedagvaard ter zitting van de voorzieningenrechter in de rechtbank Assen, waarin op 11 juni 2008 uitspraak is gedaan. Klaagster werd veroordeeld om mee te werken aan de notariële toedeling van de voormalige “echtelijke” woning te P., onder de gehoudenheid terstond na de overdracht van de woning aan L.v.W. een bedrag van € 19.000,00 te voldoen, met veroordeling van klaagster in de proceskosten.

 

Klacht

De klacht luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

 

Klaagster is door verweerder in de kort geding procedure betrokken. Zij verwijt hem:

1. onprofessioneel en onzorgvuldig handelen;

2. het inhoudelijk niet goed op de hoogte zijn van de zaak die hij voor de rechter brengt;

3. het zich schuldig maken aan grove laster, zowel in het feitenrelaas als mondeling voor de rechter;

4. het maken van zeer onterechte beschuldigingen jegens klaagster in het feitenrelaas voor de rechtbank, evenals tijdens de zitting;

5. het zonder nadere vermelding achterhouden van relevante onderdelen van ingebrachte producties;

6. het vervalsen van een door klaagster aan verweerder geschreven bericht, dat door hem in vervalste vorm bij de rechtbank als productie is ingediend.

 

Ad 1.

Verweerder was inhoudelijk niet goed op de hoogte van het dossier, dat eveneens onvolledig bleek. Op voorstel van klaagster heeft een gesprek plaatsgehad op het kantoor van verweerder op 28 april 2008 waarbij klaagster veel uitleg en informatie heeft gegeven met betrekking tot zaken waarvan verweerder niet op de hoogte bleek. In dit gesprek heeft verweerder klaagster tot tweemaal toe getracht over te halen aktes te laten passeren bij een bevriende notaris te L., terwijl in het dossier al vast lag dat deze zouden worden gepasseerd bij de eigen notaris van klaagster en haar voormalige partner te H. Verder heeft verweerder zich in deze fase proberen op te werpen als mediator, terwijl hij overduidelijk op de belangen van zijn cliënt gericht was. Hij heeft klaagster zelfs zijn diensten aangeboden, terwijl hij de belangen van L.v.W. behartigde. Verweerder bleek niet bereid samen met klaagster te controleren of alle van belang zijnde stukken zich in het dossier bevonden. Verweerder erkent dat de trage afhandeling van de gevolgen van de ontbinding van de samenlevingsovereenkomst te wijten was aan L.v.W. en dat klaagster er alles aan had gedaan om tot een oplossing te komen. Een door verweerder gegeven recapitulatie van het gesprek in diens e-mailbericht van 29 april 2008 was echter onzorgvuldig. In de gevolgde e-mailwisseling gaf verweerder keer op  keer blijk van onzorgvuldigheid, waarbij hij steeds nadrukkelijker probeerde klaagster “de zwarte piet” toe te spelen en op een dagvaardingsprocedure aan te sturen.

 

Ad 2.

Verweerder voert in zijn e-mailbericht van 8 mei 2008 een vermeende vordering op van L.v.W. op klaagster van ruim € 20.000,00 op  grond van een schuldbekentenis uit de samenlevingsovereenkomst. Die schuld heeft klaagster al op 30 september 2005 ingelost. Verweerder beschikte al over het bewijsmateriaal hiervan. Zowel verweerder als L.v.W. hadden geen notie van de werkelijke stand van zaken en namen geenszins de moeite zich er in te verdiepen. Bedoelde vordering heeft verweerder zelfs opgenomen in de door hem opgestelde kortgeding dagvaarding. Vervolgens blijft verweerder uitgaan van achterhaalde bedragen en reageert niet op e-mailberichten van klaagster. Ook uit de gegevens die (onder andere) door verweerder aan de notaris werden verstrekt, blijkt dat van gedateerde berekeningen is uitgegaan.

 

Ad 3.

Verweerder heeft klaagster gedagvaard en baseert de vordering op het onjuiste feit dat klaagster moedwillig de zaak zou vertragen en geenszins bereid zou zijn tot het verlenen van medewerking. Verweerder onderbouwt deze stelling door middel van vele suggestieve en onjuiste feiten. Er is zelfs sprake van leugens en grove laster.

 

Ad 4. en 5.

Ter zitting van het kort geding had verweerder geen verhaal. Het enige dat hij deed was het benadrukken van de vermeende negatieve grondhouding van klaagster. De rechter heeft vonnis gewezen zonder nader kennis te hebben genomen van de door klaagster ingediende stukken, vanwege de omvang van de zaak, die zich (zoals de rechter meedeelde) niet leende voor een kort geding. De rechter heeft uitsluitend uitspraak gedaan met betrekking tot de overdracht van de woning en het betalen van de uitkoopsom. De overige vorderingen werden afgewezen. Door de wijze waarop de verweerder ter zitting heeft gehandeld is klaagster ernstig benadeeld. Als gevolg van de onjuiste presentatie van feiten is klaagster veroordeeld tot het meewerken aan overdracht van de woning en het direct aan L.v.W. uit betalen van de helft van de overwaarde (€ 19.000,00), terwijl klaagster op haar beurt nog een vordering heeft van € 11.500,00 op L.v.W., waarvoor zij nu een aparte procedure moet beginnen. Het gevolg van de onjuiste presentatie is tevens dat klaagster in de proceskosten is veroordeeld. Verweerder is hiervoor verantwoordelijk. De gehele procedure en de daarbij behorende extra kosten voor klaagsters advocaat hadden gemakkelijk voorkomen kunnen worden. Verweerder heeft de zaak moedwillig op  de spits gedreven met valse argumenten. Indien verweerder relevante producties had ingebracht, zou de procedure anders zijn verlopen dan nu het geval is geweest.

 

Ad 6.

Verweerder heeft in de kortgeding procedure bij de voorzieningenrechter in Assen de door hem vervalste e-mail d.d. 12 mei 2008 van klaagster als productie ingebracht en het doen voorkomen alsof het e-mailbericht (van 9 mei 2008) van hem zelf betrof. De gang van zaken zou als volgt zijn geweest. Op vrijdag 9 mei 2008 te 16.10 uur verzond verweerder aan klaagster een e-mailbericht met als onderwerp “hypotheekrente bijdrage v.W.”. Klaagster heeft hierop gereageerd per e-mail van maandag 12 mei 2008 te 21.00 uur waarbij zij haar opmerkingen met betrekking tot de e-mail van 9 mei in rood had toegevoegd aan het oorspronkelijk e-mailbericht van 9 mei. Vervolgens heeft verweerder in het kortgeding als productie een kopie overgelegd van de reply e-mail met als aanhef:

 

From: verweerder

To: klaagster

Sent: Friday, May 09, 2008 4:10 pm

Subject: RE: hypotheekrente bijdrage v.W.

Met als ondertekening: hoogachtend, klaagster

In de dagvaarding verwijst verweerder naar zijn e-mail van 9 mei aan klaagster, doch vermeld daarbij niet dat deze productie een zogenaamd reply-bericht van klaagster betreft. Door de wijze waarop verweerder deze productie heeft ingebracht, lijkt het zijn originele bericht, temeer omdat het kopje: “van ….. aan ….. verzonden …… ect.” is weggelaten, evenals de gehele inleidende tekst van het bericht van klaagster, alsook de vermelding: Original Message. Dit is misleidend en dient als vervalsing te worden aangemerkt.

 

Uitbreiding van de klacht

 

Op 8 augustus 2008 heeft verweerder aan klaagster opnieuw een dagvaarding doen betekenen ter zake van een aantal door L.v.W. op klaagster gepretendeerde vorderingen. Klaagster verwijt verweerder dat hij in deze tweede dagvaarding op de zelfde wijze te werk is gegaan als waartegen de oorspronkelijke klacht zich richt. Ook de “nieuwe” dagvaarding bevat voornamelijk leugens en laster.

 

Verweer

Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.

 

Uit de klacht kan worden opgemaakt dat klaagster zich sterk benadeeld voelt door de handelwijze van verweerder. Dit gevoel is persoonlijk van aard. Het staat klaagster vrij om rechtsmaatregelen aan te wenden in de kwestie met L.v.W.. Hierover kan zij in overleg treden met haar advocaat, mr.H. Volgens klaagster zou er sprake zijn geweest van valse voorwendselen van de kant van verweerder, maar het is laatstgenoemde volstrekt onduidelijk waarop klaagster in concreto doelt. Verweerder betwist dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Met betrekking tot de vermeende vervalsing van meergenoemd e-mailbericht wordt opgemerkt dat uit de stukken klip en klaar blijkt dat partijen over en weer alineagewijs op de tekst van de oorspronkelijke e-mail van 9 mei hebben gereageerd. Dit was een gevolg van het in de betreffende periode intensieve e-mailverkeer tussen partijen. Van een vervalsing is geen sprake.  Klaagster verwart haar eigen subjectieve werkelijkheid met, zoals zij stelt, “aangetoonde feiten”. In de diverse klachtonderdelen staan tal van conclusies en kwalificaties die niet met feiten worden onderbouwd. Dergelijke ongefundeerde beschuldigingen komen voor rekening van klaagster. Verweerder meent niet tuchtrechtelijk verwijtbaar te hebben gehandeld.

 

Verweer op de uitbreiding van de klacht

Verweerder verwijst naar hetgeen bovenstaand reeds is opgemerkt.

 

Beoordeling

Volgens vaste jurisprudentie van het hof van discipline komt aan een advocaat grote mate van vrijheid toe in de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt behartigt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij de advocaat daarbij de belangen van de wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze schaadt. De voorzitter is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde klachtonderdelen 1 tot en met 5 allen betrekking hebben op de wijze waarop verweerder heeft gemeend de belangen van L.v.W. te moeten behartigen. Niet gebleken is dat verweerder daarbij de belangen van klaagster als wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad.

Bovendien is het niet aan klaagster om verweerder in deze van onprofessioneel en onzorgvuldig handelen, onvoldoende dossierkennis en een foutief feitenrelaas (voor de rechtbank) te betichten. Indien verweerder in deze steken heeft laten vallen is het aan zijn cliënt om hierover te klagen. Bovendien heeft klaagster zichzelf eveneens van rechtskundige bijstand voorzien in de persoon van mr.H. Indien verweerder de voorzieningenrechter een onjuist en foutief feitencomplex heeft gepresenteerd, dan had het op de weg gelegen van mr.H. dan wel klaagster zelf hiertegen ter zitting op te komen. Daarvan is niet gebleken uit de overgelegde stukken. Dat de vorderingen van L.v.W. slechts gedeeltelijk zijn toegewezen, kan verweerder niet verweten worden.  De voorzitter komt dan ook tot het oordeel dat niet gebleken is dat verweerder, als advocaat van de wederpartij, tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Deze klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.

Met betrekking tot de in klachtonderdeel 6 genoemde vermeende vervalsing, overweegt de voorzitter dat niet gesteld kan worden dat er sprake is van manipulatie van het oorspronkelijk bericht met de zogenaamde reply e-mail van klaagster. Het was wellicht verstandiger geweest om beide berichten integraal als productie over te leggen, maar uit de desbetreffende productie blijkt niet dat verweerder de intentie had om de voorzieningenrechter bewust onjuist te informeren. “Vervalsing” impliceert opzet. Daarvan is niet gebleken. Integendeel, uit de inleidende dagvaarding blijkt dat verweerder expliciet heeft willen aangeven dat de vermeende vervalste e-mail een combinatie was van zijn oorspronkelijke e-mail en de reactie van klaagster daarop. Ook hierbij dient te worden opgemerkt dat klaagster dan wel haar raadsman ter zitting de voorzieningenrechter had kunnen attenderen op de in hun visie onjuiste productie. Dit klachtonderdeel oordeelt de voorzitter kennelijk ongegrond.

 

Beslissing

De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.

Aldus gegeven op 16 januari 2009 door mr. P. Schulting, voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, griffier.

 

Voorzitter                 Griffier

Van deze beslissing kunnen de klager en de deken binnen 14 dagen na verzending schriftelijk in verzet komen bij de Raad van Discipline Leeuwarden. Het verzetschrift dient te worden gericht aan de griffier van de Raad van Discipline mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink, postbus 399, 9400 AJ Assen.