Rechtspraak
Uitspraakdatum
21-09-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2009:YA0042
Zaaknummer
B 173 - 2008
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Voor het in overleg met zijn cliënt te voeren beleid komt een advocaat een ruime mate van vrijheid toe. In onderhavige kwestie is het de raad niet gebleken dat de belangen van klager zijn geschaad doordat verweerster de zaak juridisch inhoudelijk onjuist zou hebben aangepakt. De klacht is ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
B 173-2008
BESLISSING
Van de raad van discipline van in het ressort ’s-Hertogenbosch inzake de klacht van
verder: “Klager”
tegen
verder: “Verweerster”
Het verloop van de klachtprocedure
Bij schrijven van 17 november 2008 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovengemelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in voormelde brief.
Klager heeft op per brief van 24 juni 2009, bij de raad binnengekomen op 29 juni 2009 , en per brief van 29 juni 2009, bij de raad binnengekomen op 30 juni 2009, brieven met bijlagen aan de raad doen toekomen. Deze stukken zijn aan het klachtdossier toegevoegd. Verweerster heeft op 8 juli 2009, bij de raad binnengekomen op 9 juli 2009, een brief met bijlagen aan de raad doen toekomen. Ook deze stukken zijn aan het klachtdossier toegevoegd.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 13 juli 2009, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 21 april 2009, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 29 juni 2009. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld. Ter mondelinge behandeling waren klager en verweerster aanwezig, alsmede , gemachtigde van klager.
Vaststelling van de feiten voor zover voor de klacht van belang.
In de periode van 6 maart tot en met 28 november 2007 heeft verweerster klager juridisch bijgestaan in een geschil met de aannemer van klager. Het betrof een geschil met betrekking tot een in 1998 in opdracht van klager op een aan hem in eigendom toebehorend perceel gerealiseerd kantoorgebouw. In de buitengevels van dit kantoorgebouw was scheurvorming opgetreden. Over het herstellen van deze klachten was klager zelf al vanaf 2003 in overleg met zijn aannemer. Naar aanleiding van een teleurstellend tussenvonnis van 22 september 2007 van de Raad van Arbitrage heeft klager aanleiding gezien om een second opinion te vragen bij een andere advocaat. Aangezien er naar de mening van klager reeds een vertrouwensbreuk tussen hem en verweerster was ontstaan heeft hij toen besloten om de zaak over te dragen aan een andere advocaat.
De declaraties in deze kwestie zijn onder protest door klager betaald. Klager heeft de deken expliciet aangegeven dat het in casu geen declaratiegeschil betreft.
Bij brief van 29 februari 2008 heeft klager de zaak voorgelegd aan de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda, met het verzoek om de klacht in behandeling te nemen en zo mogelijk een minnelijke schikking te realiseren.
De deken heeft op 2 september 2008 partijen schriftelijk van zijn standpunt op de hoogte gesteld. Per brief van 30 oktober 2008 heeft klager aan de deken van de orde van advocaten verzocht zijn klacht aan de raad van discipline door te zenden.
Inhoud van de klacht.
Verweerster is in haar rechtsbijstand aan klager op diverse onderdelen te kort geschoten en heeft niet de zorgvuldigheid betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.
Standpunt van klager.
Klager is van mening dat verweerster hem op diverse terreinen niet goed en onzorgvuldig heeft geadviseerd. Een tussenvonnis van de Raad van Arbitrage was teleurstellend en klager is ervan overtuigd dat dit met een andere aanpak anders was geweest.
Klager is van mening dat:
1. Verweerster een te rooskleurige schatting van de kwestie heeft gegeven.
2. Verweerster bij het maken van de juridische analyse onzorgvuldig te werk is gegaan toen bleek dat een mogelijke claim wellicht verjaard zou kunnen zijn.
3. De werkzaamheden van verweerster hebben er niet toe geleid dat het aangeboden schadebedrag ook daadwerkelijk heeft vergoed.
4. Verweerster heeft niet gewacht op een reactie van de tegenpartij met het verzoek een minnelijke regeling voor te stellen, maar heeft het verzoekschrift tot arbitrage ingediend, hangende een voorstel tot een minnelijke regeling. Hierdoor werd een poging tot een schikking bemoeilijkt.
5. Strategisch gezien heeft verweerster een onjuiste keuze gemaakt door primair schadevergoeding en subsidiair herstel te vorderen.
6. De vordering tot schadevergoeding was gebaseerd op volledig herstel. Verweerster had klager er expliciet op moeten wijzen dat dit als disproportioneel en onbillijk zou worden beoordeeld.
7. Verweerster heeft een verkeerde inschatting gemaakt met betrekking tot het voeren van een spoedprocedure. Zij heeft daar ten onrechte maanden mee gewacht.
8. Met betrekking tot de huurder van het bedrijfspand van klager heeft verweerster het verkeerde advies gegeven om een pro-forma brief door de huurder te laten opstellen. Dit heeft geleid tot huurprijsvermindering en een verslechtering van de goede relatie die klager had met de huurder van zijn bedrijf. Hierdoor is het niet uitgesloten dat Klager de huurder zal verliezen, terwijl de bedrijfsactiviteiten tamelijk specifiek zijn.
9. Verweerster is er niet in geslaagd om de ernst van de reeds herstelde schade aan de gevel over te brengen op de arbiters. Daardoor zal een disproportioneel laag bedrag aan schade worden toegekend aan klager.
10. Meerdere aanvullende vorderingen blijken onvoldoende onderbouwd, zodat deze in het tussenvonnis door de Raad van Arbitrage zijn afgewezen.
11. Zonder voorafgaand overleg heeft verweerster een stagiaire betrokken in deze gecompliceerde zaak, hetgeen heeft geleid tot onnodige extra kosten.
12. De inbreng van verweerster tijdens de zitting was minimaal. Hierdoor heeft de architect van klager niet kunnen reageren op apert onjuiste beweringen van de tegenpartij.
13. In het tussenvonnis van de Raad van Arbitrage van 25 september 2007 is een tweede bezichtiging opgedragen. Verweerster heeft aangegeven dat de aanwezigheid daarbij niet noodzakelijk c.q. overbodig zou zijn. Naar de mening van verweerster zou de onvrede slechts geuit kunnen worden in een beroepsschrift aan de Raad van Appel. De opvolgend advocaat van klager heeft hiervoor wel degelijk aanknopingspunten gezien en vanaf dat moment zijn de kaarten gunstiger geschut.
14. De communicatie met verweerster was in het algemeen moeizaam en onzorgvuldig. Concepten werden later dan toegezegd aangeleverd en telefonisch contact was moeilijk.
Klager is van mening dat de tussenkomst van verweerster de zaak geen goed heeft gedaan. Ondanks het feit dat klager de deken uitdrukkelijk heeft aangegeven dat het in casu geen declaratiegeschil betreft, lijkt het klager redelijk dat verweerster hem financiële compensatie in de vorm van een credit-nota verstrekt.
Standpunt van verweerster.
Reeds bij de intake op 5 maart 2007 en de daarop volgende contacten heeft verweerster klager erop gewezen dat de zaak juridisch niet eenvoudig was en dat aanspraken op volledig herstel wegens scheurvorming geen gemakkelijke aangelegenheid zou worden.
Verweerster geeft aan dat klager goed doordrongen was van het feit dat de zaak juridisch gecompliceerd was. Tevens merkt verweerster op dat tussen haar en klager een goede verstandhouding en vertrouwensband bestond. Dit gold ook voor de kantoorgenote van verweerster die met instemming van klager in het dossier had gewerkt. Zeker indien verweerster buiten kantoor was stelde klager de inzet van de stagiaire zeer op prijs. De opmerking dat klager vaker zijnontevredenheid over de werkzaamheden van verweerster met haar zou hebben besproken, weerspreekt verweerster met klem. De reden waarom klager de opdracht wilde beëindigen heeft verweerster zelfs tot voor kort niet begrepen. Verweerster geeft aan dat zij nimmer uitgesproken positief is geweest over de zaak. Zij heeft klager gewezen op de aanmerkelijke juridische risico’s en zij heeft klager bij aanvang van de werkzaamheden niet voorgehouden dat hij over voldoende bewijs beschikte waaruit bleek dat sprake was van een uitvoeringsfout.
Met betrekking tot de betaling van merkt verweerster op dat zij hiermee geen bemoeienis heeft gehad.
Met betrekking tot hetgeen klager stelt over het schikkingsoverleg en het opstarten van de procedure bij de Raad van Arbitrage merkt verweerster op dat het begin april 2007 ontvangen voorstel niet acceptabel was. Hieruit bleek dat voor het voeren van een schikkingsoverleg geen basis was. Daarnaast stelt verweerster zich op het standpunt dat de brief van de heer is geschreven als bewijsmiddel ten behoeve van de arbitrageprocedure en niet als schikkingsargument.
Met betrekking tot hetgeen klager stelt ten aanzien van de gekozen strategie in het voeren van de procedure merkt verweerster op dat het vertrouwen tussen klager en de aannemer zodanig geschaad was, dat klager geen nakoming meer door de aannemer wenste, maar geld waarmee hij zelf een betrouwbare aannemer kon inlenen.
Met betrekking tot hetgeen klager stelt omtrent de mogelijkheid tot het opstarten van een spoedprocedure merkt verweerster op dat er sprake was van een verandering in de feitelijke omstandigheden, - de huurder van het kantoorgebouw maakte namelijk bekend dat hij wegens scheurvorming zou overgaan tot het inhouden van huurpenningen -alsnog een spoedarbitrage kon worden aangevraagd.
Met betrekking tot hetgeen klager aanvoert over zijn relatie van de huurder en het door verweerster gegeven advies de huurder een brief te laten sturen, merkt verweerster op dat dit een pertinent onjuiste voorstelling van zaken is. De huurder heeft zijn brief geschreven op aanraden van zijn eigen advocaat.
Verweerster geeft aan dat zij wel degelijk inbreng heeft gehad in het eerste deel van de zittingvan de Raad van Arbitrage. Het tweede deel betrof uitsluitend bouwkundige en technische aspecten.
Verweerster merkt tevens op dat zij niet in het tussenvonnis heeft gelezen dat de zaak enige schade heeft opgelopen door het feit dat de heer in het slot vragenrondje niet nogmaals een opmerking kon maken door toedoen van verweerster.
Het feit dat klager door nieuw feitenmateriaal aan te voeren de zaak in een gunstiger positie heeft kunnen brengen, betekent niet dat verweerster onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat zij van dit nieuwe feitenmateriaal niet op de hoogte was noch kon zijn. Naar aanleiding van het tussenvonnis van de Raad van Arbitrage heeft zij met klager besproken dat het tijdens een descente niet mogelijk is om de Raad te wijzen op de tekortkomingen in dit tussenvonnis.
Verweerster weerspreekt met klem dat zij niet gemakkelijk bereikbaar was, weerspreekt verweerster met klem.
Verweerster merkt op dat zij slechts één keer een brief heeft verzonden zonder dat zij daarvan eerst een conceptaan klager ter beoordeling had voorgelegd. Het betrof de brief aan de huurder van 15 juli 2007. Daarover heeft verweerster bij brief van 18 juli 2007 haar excuses aan klager gemaakt.
Verweerster merkt uitdrukkelijk op dat zij meerdere malen klager mondeling en ook schriftelijk heeft gewezen op de risico’s die aan het voeren van de procedure zijn verbonden, waaronder het verliezen van de zaak, advocaatkosten en de mogelijke veroordeling in de proceskosten door de Raad van Arbitrage.
Verweerster merkt tevens op dat de declaraties zien op werkzaamheden die door verweerster en haar stagiaire zijn gemaakt en dat het in rekening gebrachte honorarium is verschuldigd, zodat terugbetaling niet aan de orde is.
Verweerster is van mening dat zij zich steeds maximaal heeft ingezet voor de zaak en voor klager en dat zij daarbij de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die van haar als advocaat verlangd mocht worden.
Beoordeling van de klacht.
Aan een advocaat komt voor het, in overleg met zijn cliënt, te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toe. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas dan geïndiceerd zijn, indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt dan wel adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Aan een advocaat komt derhalve een grote mate van vrijheid toe met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt. Het is de raad in onderhavige kwestie niet gebleken dat de belangen van klager zijn geschaad doordat verweerster de zaak juridisch inhoudelijk onjuist zou hebben aangepakt.
Met betrekking tot de klacht dat verweerster de verkeerde vennootschap heeft aangesproken merkt de raad op dat zowel in de stukken als ter zitting verweerster dit voldoende heeft weersproken en uitgelegd. Bovendien heeft verweerster onweersproken verklaard dat de problematiek omtrent de werkmaatschappij die holding is geworden met klager is besproken. Voorts is komen vast te staan dat hieruit voor klager geen schade is ontstaan. Ten aanzien van het klachtonderdeel dat ziet op het sturen van de brief aan de huurder van klager merkt de raad op dat deze gang van zaken weliswaar niet als juist kan worden bestempeld, - verweerster heeft zich hiervoor ook verontschuldigd - maar klager heeft hiervan geen nadeel ondervonden en is hierdoor evenmin in zijn belangen als cliënt geschaad. De raad is dan ook van oordeel dat dit handelen niet als tuchtrechtelijk laakbaar kan worden beschouwd.
De raad overweegt ten aanzien van de klacht in al haar onderdelen dat uit de stukken en ter zitting niet is komen vast te staan dat verweerster de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd, en dat klager in zijn belangen is geschaad.
De raad stelt vast dat verweerster niet onzorgvuldig heeft gehandeld .
Op grond van het vorenstaande is de raad van oordeel dat de handelswijze van verweerster tuchtrechtelijk niet verwijtbaar is. De raad is niet gebleken van klachtwaardig handelen.
BESLISSING.
De raad verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door: Mr P.M. Knaapen (voorzitter), Mr I.E.M. Sutorius, Mr L.R.G.M. Spronken, Mr P.J.W.M. Theunissen, Mr M.B.Ph. Geeraedts (leden), op: 21 september 2009
Griffier Voorzitter
_______________ _______________
Mr P. Beens Mr P.M. Knaapen
Verzonden 22 september 2009
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.