Rechtspraak
Uitspraakdatum
24-08-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0025
Zaaknummer
08-143H
Inhoudsindicatie
Verzet tegen voorzittersbeslissing. Klager beklaagt zich dat verweerder uitlatingen heeft gedaan waarvan hij wist dat die onjuist zijn. Klager stelt dat de voorzitter zijn klacht onjuist heeft geïnterpreteerd en eraan voorbij is gegaan dat er geen sprake is van een meningsverschil maar van een onjuiste weergave van feiten. Verzet deels gegrond, klacht ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 24 augustus 2009
in de zaken 08-143H
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 26 juni 2008 bij de raad binnengekomen verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van
k l a a g s t e r
tegen:
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 19 mei 2008, bij de raad binnengekomen op 20 mei 2008, heeft de deken van de orde in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht. Bij beslissing van 16 juni 2008 heeft de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 juni 2008 aan klaagster is verzonden.
1.2 Bij brief van 25 juni 2008, door de raad ontvangen op 26 juni 2008, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de brief van 20 mei 2008 van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 13, met bijlage, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 15 juni 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
2. De klacht/het verzet
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met Gedragsregel 30 uitlatingen heeft gedaan in correspondentie met de deken (welke correspondentie verweerder voerde in zijn hoedanigheid van raadsman van mr. X tegen wie klaagster een klacht bij de deken had ingediend) terwijl verweerder wist, althans behoorde te weten, dat deze uitlatingen onjuist waren. Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd van artikel 46 Advocatenwet overschreden.
2.2 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard nu de voorzitter:
i. de klacht onjuist heeft geïnterpreteerd. De klacht heeft geen betrekking op de vraag of een bij een klaagster werkzame advocaat wel of niet door een kantonrechter te Amsterdam als gemachtigde is geweigerd. Klaagster beklaagt zich daarentegen erover dat verweerder in zijn schrijven aan de deken heeft opgenomen dat een bij haar werkzame advocaat als gemachtigde geweigerd is door een kantonrechter in Amsterdam, zonder daarbij de nuance aan te brengen dat deze weigering slechts betrekking heeft op zaken waarin deze bij klaagster werkzame advocaat in alle zaken waarin mr. X als diens wederpartij of als gemachtigde van diens wederpartij optreedt. Het oordeel van de voorzitter dat de klacht kennelijk ongegrond is op een onjuiste interpretatie van de klacht gebaseerd; en
ii. eraan voorbij is gegaan dat klaagster zich op het standpunt heeft gesteld dat er geen sprake is van een verschil in visie ten aanzien van de aan het geschil tussen klaagster en de cliënt van verweerder ten grondslag liggende feiten, nu de door verweerder gedane uitlatingen onjuist zijn en derhalve niet als feit kunnen kwalificeren.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klaagster is een maatschap, waarvan onder meer de heer A deel uitmaakt. Verweerders cliënt mr. X, heeft in maatschapverband samengewerkt met de heer A. Deze samenwerking is stukgelopen. Vervolgens is er ernstige ruzie ontstaan en zijn er civiele procedures aangespannen. Daarnaast heeft klaagster tegen mr. X diverse tuchtklachten ingediend bij de deken. In het kader van één van deze klachten heeft verweerder namens zijn cliënt mr. X op 14 maart 2008 aan de Haarlemse deken onder meer geschreven:
(i) "Vervolgens is mr. [X] een samenwerkingsverband aangegaan gelijk aan dat van mr. [Y], advocaat te Nijmegen."; en
(ii) "… is mr. [Z] als gemachtigde geweigerd in Amsterdam en is mr. [Z] door de voorzitter van de sector kanton te Haarlem ernstig gewaarschuwd."
Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klaagster de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 Ter zitting deelden partijen de conclusie dat de door verweerder gedane uitlating"… is mr. [Z] als gemachtigde geweigerd in Amsterdam " - al dan niet achteraf bezien - nuancering behoeft. Deze nuancering is erin gelegen dat mr. Z slechts als gemachtigde bij de kantonrechter in Amsterdam is geweigerd in zaken waarin mr. X als wederpartij dan wel als gemachtigde van een wederpartij van mr. Z optreedt. Gelet op het gezamenlijke standpunt van partijen, is de klacht die betrekking heeft op de onder (i) hiervoor opgenomen uitlating dan ook niet kennelijk ongegrond. Het verzet tegen beslissing van de voorzitter ten aanzien van deze uitlating is gegrond.
4.2 Ten aanzien van de uitlating van verweerder in zijn schrijven aan de deken bestaande uit: "vervolgens is mr. [X] een samenwerkingsverband aangegaan gelijk aan dat van mr. [Y], advocaat te Nijmegen" geldt dat de raad met de voorzitter van oordeel is dat een verschil in visie over de aan het geschil tussen klaagster en de cliënt van verweerder ten grondslag liggende feiten, geen afbreuk doet aan de vrijheid die de advocaat van de wederpartij van klaagster heeft om de visie van zijn cliënt naar voren te brengen. Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ten aanzien van de onder (ii) hiervoor opgenomen uitlating geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ten aanzien van deze uitlating, ongegrond.
5. Beoordeling van de klacht
Niet is komen vast te staan dat verweerder jegens klaagster onbetamelijk gehandeld heeft door het opnemen van de zinsnede: "… is mr. [Z] als gemachtigde geweigerd in Amsterdam …", in het schrijven dat verweerder namens zijn cliënt aan de deken zond. Verweerder verkeerde ten tijde van dit schrijven in de vaste overtuiging dat deze uitlating, juist was. Bovendien beschikte de deken over een kopie van de beschikking van de kantonrechter Amsterdam, waaruit blijkt dat diens beschikking genuanceerder was dan was weergegeven in het schrijven van verweerder aan de deken. De klacht is ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart:
- het verzet tegen onderdeel a van de klacht gegrond;
- het verzet tegen onderdeel b van de klacht ongegrond; en
- onderdeel a van de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. A.H. Kist, voorzitter, mr. E.J. Ferman, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. B.E. van der Molen, leden, met bijstand van mr. B.M. Visser als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 augustus 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 25 augustus 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld ten aanzien van het onderdeel waarvan het verzet gegrond en de klacht ongegrond zijn bevonden door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem.
Van deze beslissing op het verzet kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 548 4608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie: 076 548 4607.