Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-10-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0494

Zaaknummer

R. 3220/09.52

Inhoudsindicatie

 Advocaat is persoonlijk betrokken in een boedelscheidingsprocedure met zijn voormalige echtgenote. De privé gedragingen van de advocaat vallen niet onder het tuchtrecht. Het opvragen van een gba uittreksel door de betreffende advocaat van diens voormalig echtgenote door gebruikmaking van zijn kantoorpapier en zonder nadere mededeling over de hoedanigheid waarin deze informatie wordt opgevraagd is tuchtrechtelijk laakbaar.

Uitspraak

 

PROCEDUREVERLOOP

1.1             Bij brief van 28 september 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 27 maart 2009.

1.2             De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3             De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 24 augustus 2009. Ter zitting zijn klaagster en verweerder verschenen.

 

FEITEN

2.1             Tussen klaagster en verweerder is in 2006 de echtscheiding uitgesproken.

2.2             Op 14 maart 2007 heeft verweerder zich op briefpapier van zijn kantoor gewend tot de gemeente Amersfoort afdeling Burgerzaken met een brief, voor zover in deze relevant, met de volgende inhoud:

 

“In verband met een gerechtelijke procedure behoef ik een adresverificatie met betrekking tot klaagster (red.) .. volgens mijn gegevens laatstelijk ingeschreven op het adres .. (red.). Gaarne ontvang ik een actueel GBA-uittreksel. Van de hieraan verbonden kosten wilt u mij wel opgaaf doen.”

 

2.3             Verweerder heeft aan Y. BV ter finale kwijting een bedrag van € 6.100,-- betaald uit hoofde van de leaseovereenkomst met betrekking tot de Renault Clio welk bedrag voor 1 oktober 2008 moest worden voldaan aan stichting beheer derdengelden V. F.

 

 

KLACHT

3.                  Klaagster verwijt verweerder, dat hij:

 

a.      stelselmatig de boedelscheiding traineert door onder meer het opzettelijk achterhouden van vorderingen en het ten onrechte starten van juridische procedures tegen klaagster, waarbij hij volgens klaagster misbruik maakt van zijn hoedanigheid van advocaat;

b.      in een periode van twee jaar inmiddels zes procedures nihilstelling alimentatie is gestart;

c.      klaagster ten onrechte in een gerechtelijke procedure in vrijwaring heeft opgeroepen;

d.      klaagster ten onrechte op kosten jaagt door bepaalde nota’s ten onrechte op haar naam te laten stellen, dan wel zijn medewerking aan betaling daarvan te weigeren, waardoor voor klaagster de kosten van de boedelscheiding onnodig oplopen;

e.      niet meewerkt aan gemaakte afspraken betreffende de boedelscheiding en weigert daarover te communiceren met de respectieve advocaten;

f.        op 14 maart 2007 ten onrechte in zijn hoedanigheid van advocaat en op het briefpapier van zijn kantoor bij de Gemeente Amersfoort een GBA-uittreksel betreffende de gegevens van klaagster heeft opgevraagd;

g.      dreigbrieven heeft gezonden aan een minderjarige zoon van beiden.

 

VERWEER

Ten aanzien van de klachtonderdelen a tot en met f

4.                 Verweerder heeft gesteld dat de Deken geen bevoegdheid toekomt zich te mengen in dan wel te oordelen over privé-zaken die voortvloeien of samenhangen met een boedelscheiding, waarvan een der partijen advocaat is en beide partijen worden bijgestaan door een advocaat.

 

 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.         Vooropgesteld wordt dat privé-gedragingen van een advocaat alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld worden wanneer hetzij er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om dezelfde maatstaven te laten gelden, hetzij de gedraging in het licht van de beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. Op grond van gedragsregel 29 dient de advocaat in zijn contacten met derden misverstanden te vermijden over de hoedanigheid waarin hij in een gegeven situatie optreedt.

           

Aan de Raad komt geen bevoegdheid toe om een oordeel te geven over de wijze waarop verweerder meent al dan niet te moeten reageren of te procederen betreffende de afhandeling van de boedelscheiding. Zowel klaagster als verweerder beschikken over een advocaat tot wie zij zich met betreffende kwesties dienen te wenden. Het oordeel over het door verweerder instellen van gerechtelijke procedures betreffende de boedelscheiding en de alimentatie is voorbehouden aan de rechter. Op basis van de stukken kan de Raad niet vaststellen dat verweerder met betrekking tot de boedelscheiding tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Indien klaagster van oordeel is dat verweerder zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van de minderjarige zoon van partijen staat dit ter beoordeling van het openbaar ministerie c.q. de rechter. Ook met betrekking tot dit onderdeel van klacht is de Raad niet bevoegd.

Verweerder heeft zich met een brief van 14 maart 2007 op briefpapier van zijn advocatenkantoor gewend tot de gemeente Amersfoort afdeling Burgerzaken met het verzoek om een actueel GBA-uittreksel met betrekking tot klaagster. Klaagster en verweerder waren op 14 maart 2007 inmiddels gescheiden. Door zijn brief op briefpapier van zijn kantoor te sturen heeft verweerder de indruk gewekt dat hij die brief geschreven heeft in zijn hoedanigheid van advocaat. Dit beeld wordt bevestigd door het feit dat verweerder in voormelde brief niet heeft gemeld dat het verzoek zijn voormalig echtgenote betreft en dat hij in de door hem genoemde procedure als partij optreedt. De Raad is met betrekking tot het vorenstaande van oordeel dat verweerder door te doen zoals hiervoor omschreven misverstand heeft gewekt althans heeft laten bestaan over de hoedanigheid waarin hij het verzoek tot toezending van het GBA-uittreksel deed. Gelet hierop is de Raad van oordeel dat verweerder met betrekking tot dit klachtonderdeel niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt en acht de Raad dit klachtonderdeel gegrond.

 

MAATREGEL

6.         Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de Raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 

BESLISSING

7.         De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 

                        -          verklaart de klachtonderdelen a t/m e en g ongegrond en klachtonderdeel f gegrond en legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, mr. W.P. Brussaard, mr. A.J.N. van Stigt, mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, mr. C.A. de Weerdt, leden, en mr. M. Boender-Radder, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 oktober 2009.

 

 

griffier                                                                                                           voorzitter

 

 

 

 

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter­lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.              Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.              Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.              Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

 

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.