Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0798

Zaaknummer

08-278U

Inhoudsindicatie

Klacht ingediend twee jaar en elf maanden na schriftelijke bevestiging van afronding van de werkzaamheden door de advocaat, wordt niet-ontvankelijk verklaard nu klaagster daarvoor geen andere reden heeft gegeven dan dat zij het te druk had met andere zaken.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 9 februari 2009

in de zaak 08-278U

_______________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 23 oktober 2008 ontvangen verzet van:

mevrouw

k l a a g s t e r

tegen

de heer mr.

v e r w e e r d e r

 

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 2 oktober 2008, door de raad ontvangen op 6 oktober 2008, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter ken-nis van de raad gebracht.

1.2. Bij beslissing van 10 oktober 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing is op 10 oktober 2008 aan klaagster verzonden. Bij brief van 22 oktober 2008, door de raad ontvan-gen op 23 oktober 2008, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.3. Het verzet is behandeld ter zitting van 1 december 2008 in aanwezigheid van klaag-ster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4. De raad heeft kennis genomen van de in par. 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de stukken genummerd 1 t/m 17 met bijlagen, vermeld in de bij de brief van 2 oktober 2008 gevoegde inventarislijst. Voorts heeft de raad kennis genomen van de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van 10 oktober 2008 en het verzetschrift van klaagster van 22 oktober 2008.

2. De klacht; verzet

2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat

- verweerder na het gesprek van 10 januari 2005 met klaagster niet meer heeft ge-reageerd; en

- dat hij verder niets heeft gedaan met de klachten van klaagster ten aanzien van de gehele gang van zaken.

2.2. Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, het volgende in:

a.  de uitleg die de plaatsvervangend voorzitter aan de brief van klaagster van 10 maart 2005 heeft gegeven is onbegrijpelijk;

b.  het verwijt van klaagster aan verweerder is wel degelijk duidelijk;

c.  voor de lange tijd die is verstreken tussen de laatste werkzaamheden door ver-weerder en het indienen van de klacht is een verklaring gegeven in de brief van 7 februari 2008 en de brief van 10 april 2008.

3. De feiten

3.1. Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uit-gegaan.

3.2. In januari 2005 heeft klaagster zich tot verweerder gewend omdat haar de toegang was ontzegd tot een vriendin van haar die verbleef in een verzorgingstehuis.

3.3. Bij brief van 13 januari 2005 heeft verweerder aan klaagster een opdrachtbevestiging gestuurd waarin hij de inhoud van de opdracht heeft vastgelegd. Daarin heeft hij voorts de voorwaarden uiteengezet waaronder hij zijn werkzaamheden zou verrich-ten en bij de brief heeft hij een kopie aan klaagster toegestuurd van de algemene voorwaarden.

3.4. Verweerder heeft op 18 februari 2005 een declaratie aan klaagster gestuurd voor werkzaamheden verricht in januari 2005.

3.5. Bij brief van 25 februari 2005 heeft klaagster verweerder herinnerd aan haar geschil met het verzorgingstehuis en hem erop gewezen dat de vriendin die zij niet mag be-zoeken inmiddels 88 jaar oud is.

3.6. Bij brief van 10 maart 2005 heeft klaagster verweerder geschreven:

"Hierbij deel ik u mee dat ik mij genoodzaakt zie te stoppen met de zaak [mevrouw X/verzorgingstehuis]."

3.7. Bij brief van 22 maart 2005 heeft klaagster aan verweerder geschreven:

"Hierbij vraag ik u mij nog deze week te berichten wat u al gedaan hebt aan mijn zaak of van plan bent te gaan doen.

Heb ik dinsdag 29 maart nog niets van u gehoord, zal ik mij in verbinding stellen met een andere advocaat.

U hoeft niet te wachten op de "schoolzaak" want het duurt weer een maand voordat mijn zaak behandeld wordt. Ook kan er daarna nog een hoorzitting volgen.

Naar ik denk mag ik toch wel weten wat uw gedachten zijn over de zaak m.b.t. mevrouw [X].

Met verwachting zie ik uw antwoord tegemoet."

3.8. Verweerder heeft klaagster bij brief van 30 maart 2005 geschreven:

"In aansluiting op uw schrijven van 10 maart jl. ga ik over tot sluiting van dit dossier.

(…) Tevens zend ik u hierbij een evaluatieformulier. Ik verzoek u vriendelijk dit formulier ingevuld aan ons kantoor te retourneren. U kunt daarbij gebruik maken van bijgaande antwoordenveloppe. Ik dank u alvast hartelijk voor uw medewerking."

3.9. Klaagster heeft verweerder bij brief van 1 april 2005 verzocht te motiveren waarom zij niets van hem heeft gehoord met betrekking tot de zaak [mevrouw X/verzor¬gings¬tehuis].

3.10. Klaagster heeft de onderhavige klacht bij de deken ingediend bij brief van 7 februari 2008.

4. Beoordeling van het verzet

4.1. De raad stelt het volgende voorop. Bij een beroep op de tijd die is verstreken sinds de feiten waarover wordt geklaagd, dienen van geval tot geval twee belangen te wor-den afgewogen, te weten: enerzijds het ten gunste van klagers wegende maatschap-pelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst; anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Dit beginsel houdt onder meer in, kort gezegd, dat een advo-caat zich niet na een als onredelijk te beschouwen lange tijd nog bij deken en tucht-rechter moet verantwoorden voor zijn optreden van destijds. Welke termijn met be-trekking tot het niet-ontvankelijk verklaren wegens tijdsverloop moet worden aangehouden, kan niet op voorhand worden gezegd. De uitkomst van de hiervoor bedoelde afweging zal steeds van geval tot geval aan de hand van de omstandighe-den worden bepaald.

4.2. Tussen de brief van klaagster aan verweerder van 10 maart 2005 en het indienen van de klacht tegen verweerder op 8 februari 2008, zijn twee jaar en bijna 11 maanden verstreken. Het belang van verweerder bij toepassing van het beginsel van rechtsze-kerheid dient in dit geval zwaarder te wegen.

4.3. De rechtvaardiging die klaagster heeft gegeven voor het lange tijdsverloop tussen haar brief van 10 maart 2005 aan verweerder en het indienen van de klacht bijna drie jaar later, maakt dit oordeel niet anders. Immers niet gebleken is dat klaagster voort-durend door het geschil met haar voormalige werkgever belet was de klacht tegen verweerder in te dienen. Nu het niet aan omstandigheden die zijn toe te rekenen aan verweerder is te wijten dat klaagster pas na bijna drie jaar is overgegaan tot het in-dienen van haar klacht, moet in dit geval het klachtrecht van klaagster wijken voor het rechtszekerheidsbeginsel. Klaagster is niet-ontvankelijk in haar klacht tegen ver-weerder.

4.4. Tegen deze achtergrond heeft klaagster geen belang bij behandeling van de overige onderdelen van het verzet.

4.5. Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat de klacht kennelijk niet ontvankelijk is. Nu het verzet overigens geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, P.W.M. Huisman, B.C. Romijn, M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. L.C. Dufour als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2009.

 

 

De voorzitter is buiten staat       griffier

deze beslissing te ondertekenen

Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2009 per aangetekende brief verzonden aan

- klaagster

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.