Rechtspraak
Uitspraakdatum
31-08-2009
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0055
Zaaknummer
5185
Inhoudsindicatie
Advocaat plaatste advertentie, op eigen initiatief, om vergelijkbare misstanden bij hem te laten melden en gaf geanonimiseerd commentaar aan journalist.
Uitspraak
31 augustus 2009
No. 5185
Hof van Discipline
Beslissing
Naar aanleiding van het hoger beroep van
verweerder,
tegen:
Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch,
deken.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 21 april 2008, onder nummer H 27-2008, aan partijen toegezonden op 22 april 2008, waarbij het bezwaar van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard en aan verweerder de maatregel van berisping is opgelegd.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is 20 mei 2008 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg
- de antwoordmemorie van de deken
- brief namens de deken aan het hof van 4 november 2008
- de beslissing van dit hof van 27 maart 2009, no. 5182.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op zijn openbare zitting van 29 mei 2009, waar zijn verschenen verweerder en de (opvolgend) deken, mr. X.. Na afloop van de ondervraging hebben partijen hun standpunten toegelicht, de deken aan de hand van een door hem aan het hof overhandigde pleitnota.
2.4 Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling door het hof heeft verweerder zich beroepen op een arrest van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in de hierna in 4 onder (ii) bedoelde zaak. Met goedvinden van de deken heeft het hof verweerder de gelegenheid geboden dit arrest aanstonds – op de dag van de mondelinge behandeling per fax aan de griffie van het hof - alsnog aan het hof over te leggen. Van deze gelegenheid heeft verweerder geen gebruik gemaakt.
3. Het dekenbezwaar
De raad heeft het bezwaar van de deken als volgt omschreven.
Verweerder heeft de grenzen van het toelaatbare overschreden en aldus gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt door:
- in een advertentie in de krant op te roepen om problemen met een met name genoemde gezinsvoogd per mail bij hem te melden,
- in een artikel in de krant te verklaren dat hij deze gezinsvoogd zo onbekwaam vindt dat hij voor het leven uit de gezinsvoogdij moet worden gezet en dat hij aangifte tegen hem zal doen wegens kindermishandeling.
Tegen deze omschrijving heeft geen van de partijen bezwaar gemaakt.
4. De feiten
Het hof gaat uit van de volgende feiten:
(i) Verweerder voert te Eindhoven onder de naam ‘Praktijk voor Familie- en Jeugdrecht, Advocatuur en Mediation’ een advocatenpraktijk. Hij legt zich toe op het familie- en jeugdrecht.
(ii) In opdracht van de ouders heeft verweerder verweer gevoerd tegen een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Hertogenbosch en van de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant tot (definitieve) ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van hun minderjarige kinderen. Het Bureau Jeugdzorg had met betrekking tot het gezin van de cliënten van verweerder eerder een gezinsvoogd aangesteld.
(iii) Het proces-verbaal van de zitting van 30 juli 2007 waarop het onder (ii) genoemde verzoek door de rechtbank (kinderrechter) werd behandeld vermeldt onder meer het volgende:
‘Advocaat ouders:
Leest voor uit indicatie besluiten m.b.t. ziekenhuisbezoeken. Het is
van de eerste zin tot de laatste onjuist. Koemelkallergie was volgens
de gezinsvoogd niet gediagnosticeerd, maar ik heb bewijzen dat dat
wel zo is. De gezinsvoogd verdraait alles en houdt zich niet aan de
afspraken. Ik heb daar bewijzen van. Ik zal hem daar persoonlijk op
aanspreken. Hem desnoods aan de hoogste boom ophangen.
Rechter:
Dergelijke uitlatingen wil ik hier niet horen.’
(iv) Verweerder heeft in het Eindhovens Dagblad van 8 september 2007 de volgende advertentie geplaatst:
‘Heeft u problemen met de gezinsvoogd? Mail naar: mail@familieenjeugdrecht.nl Webcode: KLM898865.
(v) Naar aanleiding van deze advertentie heeft een journalist contact met verweerder opgenomen en is in het Eindhovens Dagblad van 12 september 2007 onder de kop ‘Advocaat verklaart oorlog aan Bureau Jeugdzorg’ een artikel verschenen, dat onder meer inhoudt:
‘EINDHOVEN’- De Eindhovense advocatenpraktijk Familie- en Jeugdrecht heeft de oorlog verklaard aan het Bureau Jeugdzorg in Eindhoven. Mr. Y. van het advocatenkantoor kondigde gisteren een kort geding aan, waarmee hij wil voorkomen dat twee uit huis geplaatste kinderen niet terug kunnen naar hun vader.’
Voorts:
‘In de andere kwestie riep de advocaat zaterdag jl. per advertentie in deze krant mensen, die problemen hebben met een met naam en toenaam genoemde jeugdhulpverlener, op om zich bij hem te melden. “Ik ga deze gezinsvoogd aangeven wegens kindermishandeling omdat hij willens en wetens medische voedingsvoorschriften heeft achtergehouden voor een éénjarig kind met een allergie. Ik vind hem zo onbekwaam, dat hij volgens mij voor het leven uit de gezinsvoogdij moet worden gezet.” ’
(vi) Bij brief van 11 oktober 2007 heeft de in de hiervoor in (iv) geciteerde advertentie genoemde gezinsvoogd aan de deken onder meer geschreven:
‘Op 3 juli 2007 geeft Dhr Y. aan dat hij “de hoogste boom zal zoeken voor mij”, en op 12 juli geeft hij verwijzend [hierna, lees:] hiernaar aan dat hij “de hoogste boom voor mij gevonden heeft.” ’
Deze brief houdt voorts onder meer in dat verweerder zich met deze uitlatingen ‘onfatsoenlijk’ gedraagt, terwijl de schrijver schrijft aan de deken:
‘Ten aanzien van de uitlating dat hij voor mij de hoogste boom heeft gevonden [hof: heb ik] duidelijk gezegd dat ik deze uitspraak niet meer zal accepteren.’
‘[dit] soort opmerkingen worden bedreigend als ze bij herhaling blijven vallen en zeker met de felle toonzetting die daarbij wordt geuit.’
4.2 Het hof gaat uit van deze feiten. Daarbij heeft het hof er kennis van genomen dat verweerder de juistheid heeft bestreden van de weergave van zijn woorden in het het hiervoor onder (iii) geciteerde proces-verbaal van de zitting van de kinderrechter.
5. De beoordeling
5.1 Het hof neemt tot uitgangspunt dat het, behoudens bijzondere omstandigheden die dit kunnen rechtvaardigen, aan een advocaat niet betaamt om een advertentie te plaatsen, houdende een oproep om zich (bij hem) te melden met klachten over de wijze waarop een met naam en toenaam genoemd persoon zijn beroep uitoefent. Een zodanige advertentie is immers geëigend om de eer en goede naam van die persoon en van de wijze waarop hij zijn beroep uitoefent, aan te tasten. Zij is dus, in beginsel, grievend.
5.2 Het is aan de advocaat om, besluit hij zo’n advertentie te plaatsen, feiten en omstandigheden aan te voeren die aannemelijk maken dat hij daartoe een voldoende rechtvaardiging had, en derhalve een dergelijke advertentie niet onnodig grievend voor de betrokkene is.
5.3 Het staat vast dat verweerder de hiervoor in 4 onder (iv) omschreven advertentie heeft geplaatst. Het hof is van oordeel dat deze advertentie grievend is voor de daarin met naam en toenaam vermelde gezinsvoogd. Dit vindt bevestiging in de hiervoor in 4 onder (vi) vermelde citaten uit de brief van 11 oktober 2007 van die gezinsvoogd over de bejegening die hij eerder van verweerder heeft ondervonden .
5.4 Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling van het dekenbezwaar door het hof heeft verweerder verklaard dat zijn bedoeling met deze advertentie was, dat het Bureau Jeugdzorg de desbetreffende gezinsvoogd zou vervangen. Dit is op zich geen bijzondere omstandigheid die het plaatsen van deze advertentie kan rechtvaardigen. Veeleer ligt voor de hand dat een advocaat om dat doel te bereiken, zich tot de rechter wendt.
5.5 Verweerder heeft voorts aangevoerd dat het Bureau Jeugdzorg niet reageerde op brieven over het functioneren van de gezinsvoogd. Maar verweerder heeft deze brieven niet overgelegd. Bovendien heeft verweerder desgevraagd aan het hof verklaard niet te weten of hij, alvorens de gelaakte advertentie te plaatsen, het Bureau Jeugdzorg had verzocht om deze gezinsvoogd te vervangen.
5.6 Het hof moet concluderen dat verweerder geen, althans te enenmale onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangevoerd en aannemelijk gemaakt die het plaatsen van deze van deze advertentie zouden kunnen rechtvaardigen.
5.7 Desgevraagd heeft verweerder aan het hof verklaard dat hij de advertentie heeft geplaatst zonder daartoe opdracht van zijn cliënt(en) te hebben gekregen. Het hof acht het – verweerder gehoord en diens antwoorden op door het hof gestelde vragen ter zitting waarnemende en wegende – aannemelijk dat verweerder deze advertentie heeft geplaatst op eigen initiatief, omdat hij van oordeel was dat de desbetreffende gezinsvoogd - en het Bureau Jeugdzorg met deze - schromelijk was tekort geschoten in zijn taak. Hoezeer begrijpelijk deze persoonlijke ergernis van verweerder ook kan zijn, het past een advocaat niet aan die ergernis dan maar de vrije loop te laten.
5.8 Verweerder heeft aangevoerd dat hij de in het dekenbezwaar gelaakte advertentie als persoon heeft geplaatst, niet in zijn hoedanigheid van advocaat. Het hof passeert dit verweer. Immers, de advertentie vermeldt het e-mail adres van het advocatenkantoor van verweerder en de naam waaronder hij als advocaat praktijk voert. Ook het naar aanleiding van die advertentie enkele dagen later in dezelfde krant geplaatste artikel waarin verweerder zich als advocaat heeft geuit, verwijst naar die advertentie. Tenslotte, verweerder heeft de advertentie geplaatst om te bereiken dat de desbetreffende persoon als voogd over het gezin van zijn cliënten werd vervangen, derhalve als advocaat, en op grond van zijn ervaring(en) als advocaat met de desbetreffende gezinsvoogd (en het Bureau Jeugdzorg).
5.9 Anders echter dan de raad – die het krantenartikel heeft beoordeeld in combinatie met de advertentie – ziet het hof niet voldoende reden om verweerder een tuchtrechtelijk verwijt te maken van de wijze waarop hij in het artikel van het Eindhovens Dagblad van 12 september 2007 zijn bezwaren heeft geuit tegen de gezinsvoogd. Hoewel als advocaat geïnterviewd, heeft verweerder zich inderdaad met weinig distantie over hem uitgedrukt. Maar hij heeft de naam van deze gezinsvoogd niet genoemd en ook niet gesteld dat hij hem aan de hoogste boom zal opknopen.
5.10 Derhalve zal uitsluitend het eerste onderdeel van het dekenbezwaar – dat betrekking heeft op de door verweerder geplaatste advertentie van 8 september 2007 - gegrond worden verklaard.
5.11 Niettemin ziet het hof geen aanleiding om verweerder een lichtere maatregel op te leggen dan de door de raad aan hem opgelegde maatregel van berisping. Het overweegt daartoe dat, hoe zeer de betrokkenheid van verweerder bij zijn cliënten ook te prijzen moge zijn, hij door het plaatsen van deze advertentie niet professioneel en adequaat heeft gehandeld. Het plaatsen van deze advertentie is veeleer te beschouwen als een op eigen initiatief verrichte slag in de lucht, waarbij verweerder niet, althans niet genoegzaam heeft onderzocht welke andere middelen hem als advocaat ten dienste stonden om het door hem beleden doel - vervanging van de gezinsvoogd - te bereiken.
5.12 Na te noemen beslissing van het hof is een beperking van de uitingsvrijheid van verweerder. Deze beperking is echter bij de wet voorzien en betreft een legitiem doel. Zij is in een democratische samenleving noodzakelijk ter bescherming van het maatschappelijk vertrouwen in de beroepsgroep van advocaten alsmede van de goede naam en de rechten van de in de advertentie genoemde gezinsvoogd.
6. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline te ’s-Hertogenbosch van 21 april 2008 (no. H 27-2008), voor zover in die beslissing het gehele dekenbezwaar gegrond is verklaard,
en, in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart het dekenbezwaar ongegrond voor zover dit betreft de gedraging van verweerder om in een artikel in de krant te verklaren dat hij deze gezinsvoogd zo onbekwaam vindt dat hij voor het leven uit de gezinsvoogdij moet worden gezet en dat hij tegen hem aangifte zal doen wegens kindermishandeling,
- bekrachtigt genoemde beslissing van de raad voor al het overige, met inbegrip derhalve van de aan verweerder opgelegde maatregel.