Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-03-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0734

Zaaknummer

08-206H

Zaaknummer

08-207H

Inhoudsindicatie

zonder voorafgaande mededeling c.q. overleg met deken leggen van conservatoir beslag op kantoorpand van de advocaat van de wederpartij; marginale toetsing civielrechtelijke standpunten. Klacht in al zijn onderdelen ongegrond. 

Uitspraak

BESLISSING d.d. 24 maart 2009

in de zaken 08-206H en 08-207H

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klachten van:

De heer mr.

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brieven van 29 juli 2008, bij de raad binnengekomen op 31 juli 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klachten ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klachten zijn behandeld door de raad ter zitting van 20 januari 2009. Klager en verweerder zijn ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 bedoelde brieven en van de stukken genummerd 1 tot en met 44 respectievelijk 1 tot en met 12 op de bij de brief gevoegde inventarislijsten.

1.4 Ter zitting heeft klager de klacht in zaak 08-207H (onderdeel d. in het proces-verbaal van de zitting) ingetrokken zodat deze verder buiten beschouwing wordt gelaten.

 

2. De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a. wordt verweten dat hij op 19 september 2007 zonder voorafgaande mededeling of zonder voorafgaand overleg met de deken conservatoir beslag heeft doen leggen op het kantoorpand van klager;

b. op verzoek van de naamloze vennootschap G. dit beslag heeft doen leggen, terwijl verweerder wist dat klager advocaat was van de naamloze vennootschap G. nu verweerder in de dagvaarding van 16 oktober 2007 klagers declaratie als advocaat van de naamloze vennootschap G. en de notariële volmacht van 29 november 2006 vermeldt;

c. wordt verweten dat hij in de op 16 oktober 2007 uitgebrachte dagvaarding een aantal feiten onjuist heeft weergegeven en de zaak zonder rectificatie of aanpassing desondanks heeft aangebracht op de zitting van 31 oktober 2007, terwijl verweerder wist, althans kon weten dat die weergave onjuist was gelet op klagers brief aan verweerder van 18 oktober 2007.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten, heeft verweerder volgens klager de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3. Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Bij notariële volmacht van 29 november 2006 heeft A. zowel in privé als in zijn hoedanigheid van gedelegeerd bestuurder van de naamloze vennootschap G. volmacht gegeven aan klager om voor hem en in zijn naam een onroerende zaak gelegen te L. te verkopen. De onroerende zaak was op 5 maart 2002 getaxeerd op € 436.292,60.

3.3 Klager heeft op 8 december 2006 voornoemde onroerende zaak verkocht voor een koopsom van € 190.000,--.

3.4 Klager heeft nadien - afgezien van het doorzenden van voor de naamloze vennootschap G. bestemde post - geen contact meer gehad met A. of de naamloze vennootschap G.

3.5 Verweerder heeft namens naamloze vennootschap G. op 18 september 2007 zonder voorafgaande mededeling of zonder voorafgaand overleg met de deken conservatoir beslag doen leggen op het kantoorpand van klager onder meer ter zake van een schadevordering van € 335.000,--.

3.6 Bij dagvaarding van 16 oktober 2007 heeft verweerder namens de naamloze vennootschap G. klager gedagvaard en de rechtbank Breda verzocht klager onder andere te veroordelen tot betaling van € 335.000,-- als schadevergoeding voor het meewerken aan de verkoop van het onroerend goed te L voor een te lage koopprijs. 

4. Beoordeling van de klacht

 ad klachtonderdeel a

4.1 Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad dat het zonder voorafgaande mededeling of zonder voorafgaand overleg met de deken doen leggen van conservatoir beslag in zijn algemeenheid niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is, gezien de aard van de maatregel. Verweerder heeft ter zake van het beslag verlof gevraagd en verkregen. Bijzondere omstandigheden die verweerder zouden hebben genoopt tot het vooraf melden aan klager zijn niet gesteld of gebleken. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.2 ad klachtonderdeel b

Op basis van de inhoud van het dossier en van hetgeen ter zitting is verklaard, is niet vast komen te staan dat klager ten tijde van de beslaglegging nog advocaat van de naamloze vennootschap G. was. Klager heeft immers ter zitting van de raad verklaard dat hij na de verkoop van het onroerend goed geen contact meer heeft gehad met A en dat hij alleen post voor de naamloze vennootschap G heeft doorgestuurd. Bovendien geldt dat ook al zou klager nog  advocaat van de naamloze vennootschap G. zijn  dit de naamloze vennootschap G. er niet van kan weerhouden om door een andere raadsman conservatoir beslag te laten leggen onder klager, indien zij van mening is dat zij op klager een vordering heeft. Het klachtonderdeel mist feitelijke grondslag en is derhalve ongegrond.

 

4.3 ad klachtonderdeel c

 Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad dat dit verwijt de inhoud van het civielrechtelijke geschil betreft. Ten aanzien hiervan geldt dat het gemaakte verwijt door de raad slechts marginaal getoetst kan worden, nu in deze tuchtrechtelijke procedure geen plaats is voor een inhoudelijke beoordeling van de civielrechtelijke standpunten van klager en verweerder. Dat zal moeten geschieden in de betreffende civiele procedure. Anders dan klager meent is niet komen vast te staan dat verweerder apert onjuiste feiten heeft geponeerd. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

 

 

 

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. B.E. van der Molen, M. Pannevis, H.B. de Regt, M.G.F. van Voorst tot Voorst, leden, met bijstand van mr. H. Oomen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2009.

 

 

Voorzitter                                                                                     Griffier    

 

De beslissing is in afschrift op 24 maart 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

 -     klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

           -      verweerder

- de deken van advocaten in het arrondissement Haarlem

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.