Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-09-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0094

Zaaknummer

09-055Alk

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klager maakt verweerder diverse verwijten die alle betrekking hebben op de wijze waarop verweerder de zaak van klager heeft behandeld. Bij een aantal klachtonderdelen speelt de handelingsvrijheid van een advocaat een rol. De klacht is ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 1 september 2009

in de zaak 09-055Alk

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 23 februari 2009 binnengekomen klacht van:

 

klager

tegen:

verweerder

1.   Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 19 februari 2009, door de raad ontvangen op 23 februari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van 29 juni 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 13 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 19 februari 2009 genoemde inventarislijst.

2.   Klacht

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 advocatenwet heeft gehandeld omdat hij:

a. zonder overleg aan de rechtbank een voorlopig deskundigenonderzoek heeft verzocht;

b. geen goede voorlichting omtrent de te volgen procedure heeft gegeven;

c. geen bezwaar heeft gemaakt tegen de nota van de deskundige;

d. noch heeft gereageerd op de beslissing van de rechtbank, noch op het concept-rapport van de deskundige en evenmin uitstel heeft gevraagd om op dat rapport te reageren;

e. geen gebruik heeft gemaakt van het recht het rapport te blokkeren;

f. door zijn toedoen de zaak drie jaar heeft vertraagd;

g. geen bemiddelingspoging heeft gedaan en geen kort geding heeft opgestart;

h. verweerder klager nu helemaal niet meer bij wilt staan.

3.    Feiten

3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2 Verweerder heeft klager bijgestaan in een letselschadezaak. De zaak had kort gezegd betrekking op het feit dat klager van mening is dat tandarts X, bij wie hij van 1980 tot 1999 patiënt was, in de periode van 1993 tot 1996 behandelfouten heeft gemaakt.

3.3 In november 2004 heeft verweerder op verzoek van de deken de behandeling van het dossier overgenomen van mr. Y.

3.4 Verweerder heeft het dossier van klager begin 2005 aan zijn medisch adviseur toegestuurd. Eind maart 2005 heeft verweerder het medisch advies van deze medisch adviseur ontvangen en verweerder heeft klager daarover geïnformeerd. De medisch adviseur gaf te kennen dat hij nog geen oordeel kon geven op basis van de stukken en hij adviseerde een expert in te schakelen.

3.5 Op 4 mei 2005 heeft verweerder X aansprakelijk gesteld namens klager.

3.6 In augustus/september 2005 heeft verweerder een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek opgesteld en in concept aan klager voorgelegd. Klager heeft opmerkingen gemaakt naar aanleiding van dit concept, welke opmerkingen verweerder gedeeltelijk heeft overgenomen. Nadat klager het definitieve verzoekschrift voor akkoord had ondertekend, heeft verweerder het verzoekschrift bij de rechtbank ingediend. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen bij beschikking van 24 maart 2006. Het vinden van een geschikte deskundige heeft de nodige tijd in beslag genomen. Omdat aanvankelijk geen KNO-arts bereid was als deskundige op te treden, heeft de rechtbank een tandarts als deskundige aangewezen. Deze tandarts heeft op 7 juni 2006 een rapport uitgebracht, welk rapport aanleiding was voor klager en verweerder om de rechtbank te vragen alsnog een KNO-arts als deskundige te benoemen.

3.7 De rechtbank heeft ingestemd met dit voorstel van klager en verweerder. Het heeft vervolgens veel tijd gekost een KNO-arts bereid te vinden als deskundige op te treden. Uiteindelijk was de heer Z, emeritus hoogleraar en voormalig KNO-arts, bereid als deskundige op te treden en de rechtbank heeft de heer Z bij beschikking van 10 mei 2007 als deskundige aangewezen. Op 6 augustus 2007 is het conceptrapport van de heer Z aan verweerder toegestuurd.

3.8 Verweerder heeft op 29 augustus 2007 het commentaar van klager op het conceptrapport ontvangen. Verweerder heeft klager vervolgens verzocht kernachtig en zakelijk weer te geven wat zijn inhoudelijke commentaar op het conceptrapport inhield.

3.9 Op 10 en 11 september 2007 heeft e-mailcorrespondentie plaatsgevonden tussen klager en verweerder, onder andere over klagers commentaar op het conceptrapport van de heer Z. Ook klagers blokkeringsrecht is in die correspondentie aan de orde geweest. In zijn e-mail van 11 september 2007 heeft verweerder aan klager het volgende geschreven over het blokkeringsrecht:

“U kunt inderdaad het rapport blokkeren als u dat zou willen; dan zijn wij terug bij af. Als u dat niet doet en de deskundige blijft bij zijn standpunt dan ligt er een deskundigenrapport waar u wellicht wat aan heeft t.a.v. zijn suggesties (zie mijn vorige e-mail, laatste alinea’s) maar waar u geen claim op kunt baseren, helaas. Ook dan zijn wij terug bij af. “

3.10 Verweerder heeft de reactie van klager op het conceptrapport op 4 oktober 2007 aan de heer Z gestuurd. De deskundige had zijn rapport al op 3 oktober 2007 naar de rechtbank gestuurd. De rechtbank heeft het document op 4 oktober 2007 ontvangen en bij brief van 5 oktober 2007 zijn partijen hierover geïnformeerd.

3.11 Bij brief van 11 oktober 2007 heeft verweerder namens klager aan de rechtbank laten weten dat klager zich niet kon vinden in de declaratie van de heer Z. Als bijlage bij diezelfde brief had verweerder de brief van 4 oktober 2007 aan de heer Z gevoegd.

3.12 De rechtbank heeft bij beschikking van 18 oktober 2007 bepaald dat klager de kosten van de deskundige dienen te voldoen. Daarnaast heeft de rechtbank in de beschikking aandacht besteed aan het commentaar van klager op het conceptrapport van de heer Z. De rechtbank heeft dit commentaar niet overgenomen en was van oordeel dat de heer Z zorgvuldig te werk was gegaan.

3.13 De conclusie van de heer Z was dat tandarts X geen medische fout heeft gemaakt bij de behandeling van klager.

3.14 Na de eindbeschikking van de rechtbank heeft verweerder klager bij brief van 27 november 2007 op zijn mogelijkheden gewezen. Niet lang daarna is de samenwerking tussen klager en verweerder geëindigd.

4.    Beoordeling van de klacht

4.1 De raad zal de klachtonderdelen hierna afzonderlijk behandelen.

4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt. Uit het dossier is gebleken dat verweerder in nauw overleg met klager het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek heeft opgesteld. Uit de brief van verweerder van 15 augustus 2005 aan klager wordt duidelijk dat klager door middel van e-mailberichten commentaar heeft geleverd op het concept. Klager heeft het verzoekschrift bovendien voor akkoord ondertekend en aan verweerder geretourneerd. Klachtonderdeel a is dan ook ongegrond.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b overweegt de raad als volgt. Uit het dossier blijkt dat verweerder klager vooraf van alle relevante informatie heeft voorzien, waaronder het concept van het verzoekschrift, welke klager van commentaar heeft voorzien en voor akkoord heeft ondertekend. De raad is dan ook van oordeel dat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. Dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel c overweegt de raad als volgt. Uit het dossier blijkt dat verweerder bij brief van 11 oktober 2007 aan de rechtbank wel degelijk bezwaar heeft gemaakt tegen de declaratie van de deskundige. Dat de rechtbank dit bezwaar niet heeft gehonoreerd, doet daar voor de beoordeling van dit klachtonderdeel niet aan af. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

4.5 Voor zover klachtonderdeel d ziet op het gebrek aan een reactie op de beslissing van de rechtbank overweegt de raad als volgt.

4.6 Het staat een advocaat vrij om de werkzaamheden te beëindigen. Wel dient de advocaat die beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, dat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt. Na de beschikking van de rechtbank van 18 oktober 2007 heeft verweerder klager bij brief van 27 november 2007 gewezen op de mogelijkheden die klager had ten aanzien van de beschikking van de rechtbank. Op dat moment bestond echter al een discussie tussen klager en verweerder over de behandeling van de zaak die uiteindelijk ertoe heeft geleid dat verweerder zijn werkzaamheden heeft beëindigd. Verweerder heeft daarbij in overeenstemming met de hiervoor beschreven maatstaf gehandeld zodat hem geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.7 Voor zover klachtonderdeel d ziet op het gebrek aan een reactie op het conceptrapport van de heer Z en het nalaten uitstel te vragen voor een reactie, overweegt de raad als volgt.

4.8 Uit het dossier komt naar voren dat verweerder het commentaar van klager te laat heeft voorgelegd aan de heer Z, zodat de heer Z het rapport, zonder bekend te zijn met het commentaar van klager, aan de rechtbank heeft toegestuurd. Hoewel verweerder het commentaar te laat heeft toegestuurd en evenmin heeft nagelaten zorg te dragen voor een uitstel, is de raad van oordeel dat dit handelen, hoewel het niet de schoonheidsprijs verdient, niet van dien aard is dat dit tuchtrechtelijk verwijtbaar is. De raad heeft in haar beoordeling meegewogen dat klager door deze handelwijze van verweerder niet in zijn belangen is geschaad aangezien klagers bezwaren ten aanzien van het rapport alsnog aan de rechtbank zijn voorgelegd. De rechtbank heeft bij haar beoordeling de bezwaren van klager mee laten wegen, doch geoordeeld dat deze niet terecht werden opgeworpen.

4.9 De raad is derhalve van oordeel dat klachtonderdeel d in zijn geheel ongegrond is.

4.10 Ten aanzien van klachtonderdeel e overweegt de raad als volgt. Uit het dossier is duidelijk geworden dat verweerder klager heeft gewezen op de gevolgen van het gebruik maken van het blokkeringsrecht. Verweerder heeft klager vervolgens afgeraden van het recht gebruik te maken. De raad is van oordeel dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om zelf het beleid te bepalen bij de behandeling van een dossier. De raad is voorts van oordeel dat het advies van verweerder om geen gebruik te maken van het blokkeringsrecht, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is aangezien dit valt binnen de grenzen van de hiervoor beschreven handelingsvrijheid van een advocaat. Klachtonderdeel e is dan ook ongegrond.

4.11 Ten aanzien van klachtonderdeel f overweegt de raad als volgt. Verweerder heeft eind december 2004 het dossier van de vorige advocaat van klager ontvangen en op 18 oktober 2007 heeft de rechtbank de definitieve beschikking gegeven. Dit lange tijdsverloop is echter niet te wijten aan het handelen of (onnodig) stilzitten van verweerder. Uit het dossier is duidelijk geworden dat de vertraging vooral werd veroorzaakt doordat de rechtbank, niet dan nadat door 33 deskundigen de opdracht was geweigerd, een deskundige bereid vond om te rapporteren. Een en ander kan verweerder niet worden verweten.

4.12 De raad is dan ook van oordeel dat klachtonderdeel f ongegrond is.

4.13 Ten aanzien van klachtonderdeel g overweegt de raad als volgt. In nr. 4.10 van deze beslissing heeft de raad overwogen dat een advocaat de vrijheid heeft een zaak te behandelen zoals hem goed dunkt. In dit geval achtte verweerder het in het belang van klager om een voorlopig deskundigenonderzoek te starten. Dat daarnaast andere mogelijkheden bestonden, zoals een bemiddelingspoging of het starten van een kort geding, doet daaraan niet af en kan niet tot het oordeel leiden dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door een voorlopig deskundigenonderzoek te starten. Klachtonderdeel g is dan ook ongegrond.

4.14 Ten aanzien van klachtonderdeel h overweegt de raad dat het een advocaat vrij staat zijn werkzaamheden te beëindigen mits hij daarbij de hiervoor in nr. 4.6 beschreven maatstaf in acht neemt. Gelet op de situatie die is ontstaan na de beschikking van de rechtbank van 18 oktober 2007, stond het verweerder vrij de behandeling van deze zaak te staken, terwijl verweerder klager heeft gewezen op de mogelijkheid hoger beroep in te stellen zodat klager geen procedurele schade heeft ondervonden. Klachtonderdeel h is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. Th. J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. B.C. Romijn, mr. D.J.S. Voorhoeve, mr. M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 september 2009.

 

voorzitter           griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 september 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

076 - 548 4607.