Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-12-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0208
Zaaknummer
09-160A
Inhoudsindicatie
Betreft verzet tegen voorzitterbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder wordt verweten dat hij klagers persoonlijk heeft aansprakelijk gesteld waardoor klagers zich geintimideerd voelen. De advocaat van de wederpartij heeft in beginsel een grote mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënte te behartigen. Het verzet is ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 15 december 2009
in de zaak 09-160A
________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van
De heer (klager sub 1) en
(klaagster sub 2)
k l a g e r s,
tegen
De heer mr.
v e r w e e r d e r.
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 25 juni 2009, bij de raad binnengekomen op 26 juni 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 7 juli 2009 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 9 juli 2009 is verzonden aan klagers.
1.3 Bij brief van 13 juli 2009, bij de raad binnengekomen op 14 juli 2009, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 13 oktober 2009 in aanwezigheid van klagers en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven en het verzet van klagers bij brief van 13 juli 2009.
2. De klacht/het verzet
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder de bestuurders van klaagster sub 2, waaronder klager sub 1, persoonlijk aansprakelijk heeft gesteld voor mogelijke schade die zijn cliënte zal lijden indien het voornemen van klagers om het faillissement van de naamloze vennootschap X (hierna: “N.V. X”) aan te vragen wordt doorgezet. De door verweerder genoemde schade van 2,5 tot 3,5 miljoen die zou ontstaan als gevolg van het faillissement van N.V. X kent volgens klagers geen enkele onderbouwing. Klagers voelen zich door de aanzeggingen ernstig geïntimideerd.
Aldus heeft verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet gehandeld.
2.2 Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de voorzitter ten onrechte heeft geoordeeld dat verweerder de schadeclaim nader onderbouwd zou hebben en de gronden voor aansprakelijkheid uiteengezet zou hebben zodat de voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klaagster sub 2 fungeert als trustee om de belangen to behartigen van obligatiehouders in een lening die is uitgegeven door N.V. X. De obligatiehouders hebben schade ondervonden van malversaties door N.V. X. Klaagster sub 2 heeft geprobeerd de nadelen voor de obligatiehouders te beperken. In verband hiermee heeft klaagster sub 2 het faillissement van N.V. X aangevraagd.
3.3 Verweerder treedt op namens andere obligatiehouders (verenigd in de stichting S, hierna: “Stichting S”) die bij N.V. X een andere lening hadden uitstaan. Verweerder heeft namens zijn cliënte bezwaar gemaakt tegen de faillissementsaanvraag van klaagster sub 2. Voorts heeft hij klager sub 1 en zijn medebestuurder persoonlijk aansprakelijk gesteld voor mogelijke schade ten gevolge van een eventueel uit te spreken faillissement en een mogelijke beslaglegging op hun persoonlijke eigendommen in het vooruitzicht gesteld. Er is geen beslag gelegd.
4. Beoordeling
4.1 Bij de beoordeling van het verzet stelt de raad voorop dat de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij. Deze komt volgens vaste rechtspraak van het hof van discipline een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt(e) te behartigen op de wijze die hem goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt en kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
4.2 Verweerder heeft gemotiveerd uiteengezet – onder verwijzing naar de stukken in het klachtdossier – dat zijn cliënte redelijke grond had om te vermoeden dat bij N.V. X sprake was van externe financiering die was zeker gesteld door een recht van hypotheek als gevolg waarvan een eventueel faillissement tot schade bij zijn cliënte zou kunnen leiden. De juistheid van die feiten was niet kennelijk onaannemelijk en verweerder heeft in zijn brieven aan klagers voldoende duidelijk gemaakt slechts het standpunt en de beleving van zijn cliënte te verwoorden.
4.3 Voorts heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet waarom de bestuurders van klaagster sub 2 mogelijk aansprakelijk zouden kunnen zijn. Als bestuurder van klaagster sub 2, weten klager sub 1 en zijn medebestuurders, althans behoren zij te weten, dat zij aansprakelijk kunnen worden gesteld voor hun handelen als bestuurders. De raad is verder niet gebleken dat verweerder zich bij het uitbrengen van de aansprakelijkstelling of op enig ander moment onnodig grievend of intimiderend heeft uitgelaten jegens klagers.
4.4 De raad merkt daarbij op dat de tuchtprocedure er uitsluitend voor bedoeld is om de grenzen te bepalen van wat een behoorlijk advocaat betaamt, en niet om te bepalen aan wiens zijde het gelijk ligt (en dus niet of aansprakelijkstelling al dan niet gevolg zal hebben) in het onderliggende geschil tussen een klager en zijn wederpartij.
4.5 In het licht van de in sub 4.1. genoemde maatstaf hebben klagers in hun verzetschrift noch ter zitting voldoende kunnen motiveren waarom de plaatsvervangend voorzitter op basis van de zich in het dossier bevindende stukken niet tot een kennelijk ongegrondverklaring van deze klachtonderdelen had mogen komen. Het verzet biedt evenmin aanknopingspunten voor een nader onderzoek naar de feiten zodat de raad met de plaatsvervangend voorzitter van oordeel is dat de klacht kennelijk ongegrond is en dat het verzet daartegen moet worden afgewezen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond;
Aldus bij vervroeging gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 15 december 2009 door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. M. le Belle, L.D.H. Hamer, J.R. Goppel, B. Roodveldt, met bijstand van mr. W.A. Westenbroek als griffier.
Voorzitter Griffier
Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld