Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0791

Zaaknummer

08-195A

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door niet te reageren op een rechtstreeks aan zijn cliënt verzonden bericht om aan te geven of hij gebruik wenst te maken van zijn recht om te worden gehoord. Mede gelet op de met de cliënt en diens intermediair gemaakte afspraak hadden laatstgenoemden een eigen verantwoordelijkheid om contact op te nemen met verweerder.

Uitspraak

BESLISSING d.d. 9 februari 2009

in de zaak 08-195A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 22 juli 2008 binnen-gekomen klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

de heer mr. dr.

v e r w e e r d e r

1.  verloop van de procedure:

1.1. Bij brief van 21 juli 2008, door de raad ontvangen op 22 juli 2008, heeft de deken van  de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 2 december 2008 in aanwezigheid van klager. Klager is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van:

a. de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 10 uit de bij die brief behorende inventarislijst;

b. de brief van klager aan de raad van 1 december 2008 met bijlage.

 

2. de klacht:

2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

a. onvoldoende in de zaak van klager heeft gedaan;

b. klager niet op de hoogte heeft gehouden van de oproep voor een hoorzitting en niet op die oproep heeft geantwoord;

c. in een brief aan klager van 31 maart 2008 onhebbelijk heeft gereageerd, door te stellen dat over de hoorzitting sprake was van een misverstand, en zich er daar-door te gemakkelijk vanaf heeft gemaakt;

d. zich jegens klager en mevrouw W., die voor hem als intermediair optrad, kwet-send en beledigend heeft uitgelaten, en heeft getracht zijn eigen verantwoordelijk-heid op klager af te wentelen.

2.2. Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm,         vastgelegd in art. 46 Advocatenwet, overtreden.

3. feiten

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is ver-klaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1. Klager is zeer slechtziend en heeft zich op 9 oktober 2007 voor rechtsbijstand tot ver-weerder gewend. Verweerder heeft de zaak voor klager in behandeling genomen. Als na-mens verweerder verklaard, en door of namens klager onvoldoende weersproken, kan er verder vanuit worden gegaan dat daarbij is afgesproken dat verweerder wegens de slecht-ziendheid van klager afschriften van de correspondentie zou zenden aan mevrouw W., die op het punt van de communicatie met verweerder de zaken zou waarnemen voor klager.

3.2. Verweerder heeft in opdracht van klager, en onder opgave van diens huisadres, een be-zwaarschrift op nader aan te voeren gronden ingediend tegen een besluit van Stichting A., waarin een aanvraag van klager voor een hoog persoonlijk kilometerbudget is afgewezen.

            Deze gronden zijn bij brief van 24 oktober 2007 aangevuld.

3.3. Bij rechtstreeks aan klager verzonden brief van 26 oktober 2007 heeft Stichting A. klager uitgenodigd om binnen 10 dagen na dagtekening van die brief een verklaring te tekenen om gebruik te kunnen maken van het recht te worden gehoord. Van die brief is tevens een kopie aan verweerder gezonden.

3.4. Bij brief van 29 oktober 2007 heeft verweerder deze kopie doorgezonden naar mevrouw W., met het verzoek aan haar en/of klager om telefonisch contact met hem op te nemen. Noch mevrouw W., noch klager heeft dit laatste gedaan. Verweerder heeft geen aanlei-ding gezien om na het uitblijven van bericht eigener beweging weer contact met mevrouw W. en/of klager te zoeken.

3.5. Een hoorzitting heeft niet plaatsgevonden. Stichting A. heeft op de stukken beslist en het bezwaar niet gehonoreerd.

4. beoordeling van de klacht

De klachtonderdelen kunnen gezien hun onderlinge verband en samenhang gezamenlijk worden behandeld.

4.1 De raad deelt de visie van klager niet dat verweerder onvoldoende ten behoeve van klager zou hebben gedaan. Immers, verweerder heeft bezwaar aangetekend en de gronden daar-van ook nader aangevuld. Niet is gebleken dat verweerder meer of anders had behoren te doen. Met name is verweerder niet tuchtrechtelijk te verwijten dat de mogelijkheid van een hoorzitting ongebruikt is gebleven. De mededeling over de hoorzitting is rechtstreeks aan klager toegezonden, met een kopie aan verweerder. Van deze wijze van verzenden kan verweerder bezwaarlijk een verwijt worden gemaakt. Verweerder heeft vervolgens, wetende van de slechtziendheid van klager, dat bericht, op grond van de eerder met kla-ger en mevrouw W. gemaakte afspraak, doorgestuurd aan mevrouw W., met het verzoek aan haar en/of klager contact met hem op te nemen. Dat dat vervolgens niet is gebeurd, kan verweerder niet worden verweten. Het had veeleer op de weg gelegen van klager om -via mevrouw W.- contact op te nemen met verweerder. Het enkele feit dat verweerder  bij het uitblijven van bericht niet heeft gerappelleerd acht de raad niet klachtwaardig. Tot slot is evenmin gebleken dat verweerder zich jegens klager en mevrouw W. kwetsend en bele-digend zou hebben gedragen. In het bijzonder uit de brief van 31 maart 2008 blijkt niet dat verweerder zich jegens klager onhebbelijk heeft uitgelaten. Verweerder heeft slechts gerept van een omtrent de hoorzitting ontstaan misverstand. Hij heeft dat terecht spijtig geacht, maar het daarbij mogen laten.

4.2 Het geheel overziend komt de raad tot de slotsom dat de klacht in al de onderdelen onge-grond is.

BESLISSING:

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. W.J. van Bennekom, voorzitter, mr. B. ten Doesschate, mr. S.M. Gaas-beek-Wielinga, mr. B. Roodveldt, mr. M.G.F. van Voorst tot Voorst, leden, met bijstand van mr. L. Koning als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2009.

 

voorzitter      griffier

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mo-gelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:

per post

Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek;

bezorging

De griffie van het hof van discipline is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren;

per fax

Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden gezonden aan de griffie van het hof van discipline.

Voor telefonische informatie is de griffie van het hof van discipline bereikbaar onder telefoon-nummer 076 -548 4607.

* * * * *