Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-10-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0119
Zaaknummer
09-087A
Inhoudsindicatie
Klachten tegen de advocaat van de wederpartij (in dienstbetrekking), deze zou een vonnis van de kantonrechter niet hebben gerespecteerd en onvoldoende onafhankelijkheid ten opzichte van zijn cliënt hebben betracht. Klacht ongegrond want niet door de feiten gedragen.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 27 oktober 2009
in de zaak 09-087A
_________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
De heer mr
k l a g e r
tegen:
De heer mr
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 31 maart 2009 door de raad ontvangen op 2 april 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 24 augustus 2009 in aanwezigheid van partijen.
1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennis genomen van:
(a) de in paragraaf 1.1 genoemde brieven van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 11 met bijlagen genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst;
(b) de bij de mondelinge behandeling van de klacht door klager respectievelijk verweerder overgelegde pleitaantekeningen.
2. Klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad door niet het vonnis van de kantonrechter van 11 juli 2008 te respecteren en namens zijn cliënt, het UWV, tegen beter weten in bezwaren te maken, daarmee onvoldoende onafhankelijkheid betrachtend ten opzichte van zijn opdrachtgever.
Bij pleidooi heeft klager zijn klacht nog aangevuld doch deze aanvulling dient buiten beschouwing te blijven nu volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline de klacht begrensd wordt door de bij de deken ingediende klacht(en) en hetgeen de deken in het onderzoek als bedoeld in art. 46c heeft onderzocht.
3. Feiten
Voor de beoordeling van de klachten kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Klager ontvangt een WW-uitkering van het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen (UWV). Tussen het UWV en klager bestond verschil van mening over betalingen aan klager. Klager stelde dat hij nog recht had op vakantiegeld over de periode januari t/m mei 2008. Het UWV had een deel van het vakantiegeld betaalbaar gesteld, maar weigerde het opgebouwde vakantiegeld volledig betaalbaar te stellen, omdat zij meende te kunnen verrekenen met een vordering die zij op klager had. Klager heeft in verband hiermee een civiele voorlopige voorzieningen procedure bij de kantonrechter aanhangig gemaakt.
3.2 Verweerder is advocaat in loondienst bij het UWV en treedt als zodanig op in procedures die namens en tegen het UWV aanhangig worden gemaakt.
3.3 Op 11 juli 2008 heeft de kantonrechter te Amsterdam de vordering van klager ten dele – namelijk zonder oplegging van een dwangsom (onderdeel b van de vordering) en zonder bevel tot reservering (onderdeel c van de vordering) – toegewezen. In het vonnis werd bepaald dat het het UWV verboden was om tot verrekening van het toegewezen bedrag met aan het UWV toekomende gelden over te gaan. Het UWV heeft niet vrijwillig aan het vonnis voldaan. Op 21 augustus 2008 is het vonnis aan het UWV betekend.
3.4 Op 17 september 2008 heeft verweerder aan de deurwaarder de visie van het UWV laten weten. Op 19 september 2008 is op verzoek van klager executoriaal beslag gelegd onder het UWV. Op 26 september 2008 is ten behoeve van klager een resterend bedrag aan de deurwaarder voldaan.
3.5 Klager heeft zich over de handelwijze van het UWV beklaagd bij de Nationale Ombudsman. De Nationale Ombudsman heeft bij brief van 29 januari 2009 geconstateerd dat het UWV erkend heeft nalatig te zijn geweest met het tijdig informeren van klager over de reden van het niet onmiddellijk voldoen aan het vonnis en het niet beantwoorden van de brief van klager van 21 juli 2008 aan de Raad van Bestuur van het UWV en hij heeft geconcludeerd dat verder onderzoek niets meer kan toevoegen.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 De raad neemt in aanmerking dat verweerder ter zitting onweersproken heeft aangevoerd dat de weigering om aan het vonnis van 11 juli 2008 te voldoen een beslissing betrof van het UWV waar hij buiten stond en waarop hij destijds niet persoonlijk door klager is aangesproken: het vonnis van 11 juli 2008 heeft hij onder de aandacht van de afdeling WW van het UWV gebracht met het advies om te betalen. Daarna is hij op vakantie gegaan. Na zijn terugkeer heeft het UWV hem in september 2008 opnieuw bij de zaak betrokken toen de deurwaarder zich had gemeld. Op dat moment heeft verweerder overwogen een executiegeschil aanhangig te maken in verband met het feit dat inmiddels een bestuursrechtelijke beslissing omtrent de tegenvordering van het UWV was genomen. Mede gelet op het geringe financiële belang heeft hij uiteindelijk het UWV geadviseerd om geen executiegeschil te starten. Vervolgens heeft het UWV exact het bedrag uitbetaald dat door de deurwaarder berekend was. Klager heeft destijds verweerder niet rechtstreeks over de uitvoering van het vonnis van 11 juli 2008 aangeschreven. Hij heeft bij brief van 13 juli 2008 de afdeling WW aangeschreven en bij brief van 21 juli 2008 de Raad van Bestuur van de UWV.
4.2 Gezien de hiervoor onder 4.1 weergegeven lezing van verweerder, die door klager niet is weersproken, is niet komen vast te staan dat door toedoen van verweerder niet direct is voldaan aan het vonnis van 11 juli 2008, zodat de klacht ongegrond dient te worden bevonden.
BESLISSING:
de raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mrs. J.R. Goppel, H.C.M.J. Karskens, H.B. de Regt, J.J. Trap, leden met bijstand van mr. M.J.J. de Bontridder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 27 oktober 2009 per aangete¬kende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam.
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipli¬ne worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam.
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroep¬schrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipli¬ne. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet moge¬lijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per Post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 - 548 46 08.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie: 076 - 548 46 07.
* * * * *