Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0138

Zaaknummer

09-018A

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Kwaliteit van dienstverlening. De aanpak van de advocaat, welke bovendien in verschillende brieven en telefoongesprekken uiteen is gezet, komt de raad niet kennelijk onjuist voor. Verwijten aangaande toevoegingsaanvraag en declareren werkzaamheden zijn ongefundeerd.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 15 juni 2009

in de zaak 09-018 A

___________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

mevrouw

k l a a g s t e r

tegen:

mevrouw mr.

v e r w e e r s t e r

 

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 14 januari 2009, door de raad ontvangen op 16 januari 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 16 februari 2009 heeft de voorzitter van de raad de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 17 februari 2009 aan klaagster is verzonden.

1.3 Bij brief van 20 februari 2009, door de raad ontvangen op 26 februari 2009, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2009 in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter en van de stukken waarop deze blijkens de tekst daarvan is gewezen en van het verzetschrift van klaagster van 20 februari 2009.

2 Klacht/het verzet

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster:

a) klaagster niet adequaat heeft bijgestaan, nu

• haar ten onrechte een second opinion is geadviseerd en verweerster haar niet heeft gewaarschuwd voor het risico dat zij liep dat haar loon niet zou worden doorbetaald als de uitslag van deze second opinion nadelig zou uitvallen;

• verweerster haar verteld had dat zij voor het deskundigenoordeel EUR 25 moest betalen, terwijl dit later EUR 50 bleek te zijn;

• verweerster zonder overleg met klaagster akkoord is gegaan met een voorstel van de werkgeefster om aan klaagster slechts twee uur per week uit te betalen in plaats van de krachtens haar arbeidscontract geldende twee en een half uur;

b) klaagster niet/niet juist heeft geïnformeerd over het lot van de toevoegingsaanvraag en over de gevolgen daarvan voor de financiële afwikkeling van de werkzaamheden;

c) ten onrechte nog betaling van haar werkzaamheden verlangt, omdat klaagster heeft voldaan wat zij verschuldigd was.

2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerster, aldus klaagster, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft zij niet die zorg betracht die jegens de cliёnt in acht diende te worden genomen, althans heeft zij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.

2.3 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard.

3 Feiten

Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.1 Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een conflict, dat klaagster met haar werkgeefster had over (de mate van) haar arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte en de gevolgen daarvan voor de door haar te verrichten werkzaamheden, alsmede voor haar reïntegratie. Nadat de werkgeefster klaagster werkweigering had verweten heeft klaagster zich op 13 maart 2008 tot verweerster gewend. Verweerster heeft hetgeen zij tijdens dit intake-gesprek met klaagster heeft besproken diezelfde dag schriftelijk bevestigd.

3.2 In de brief staat dat indien de Raad voor Rechtsbijstand vaststelt dat klaagster niet in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand, verweerster dit aan klaagster zou berichten en voorts dat zij de zaak dan op commerciële basis zou behandelen, waarna zij heeft aangegeven dat haar honorarium EUR 150,= per uur bedraagt, exclusief verschotten en BTW. Tot slot heeft verweerster klaagster verzocht om, indien zij zich met de inhoud van de brief niet kon verenigen, dit binnen 7 dagen na dagtekening van de brief schriftelijk te berichten.

3.3 De door verweerster aangevraagde toevoeging is op 25 maart 2008 afgewezen op grond van het inkomen van klaagster. Verweerster heeft klaagster hierover bij brief van 2 mei 2008 geïnformeerd. In de periode tussen de aanvraag van de toevoeging en de afwijzing daarvan heeft verweerster de werkgeefster van klaagster een brief gestuurd en bij het UWV een aanvraag voor een deskundigenoordeel ingediend.

3.4 Na afwijzing van de toevoeging heeft verweerster met de werkgeefster gecorrespondeerd. Nadat de verhoudingen tussen klaagster en verweerster waren verslechterd, heeft verweerster klaagster bij brief van 5 mei 2008 bericht haar werkzaamheden wegens een vertrouwensbreuk te beëindigen.

3.5 Naar aanleiding van een brief van 23 mei 2008 van klaagster, waarin zij zich beklaagde over de wijze waarop verweerster de zaak heeft behandeld en aangaf alleen de kosten van het intake-gesprek te willen betalen, heeft verweerster klaagster bij brief van 25 juni 2008 voorgesteld haar alleen de werkzaamheden die tot aan de afwijzing van de toevoeging zijn verricht in rekening te brengen. Klaagster heeft hiermee niet ingestemd.

4 Beoordeling van het verzet/de klacht

Klachtonderdeel a

4.1 Terecht heeft de voorzitter tot uitgangspunt genomen dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat de cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel en niet bereid is. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is in het algemeen pas sprake als een advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.2 Tegenover de verwijten van klaagster m.b.t de aanpak van de zaak door verweerster heeft verweerster gemotiveerd uiteengezet waarom zij de zaak heeft aangepakt zoals zij heeft gedaan. Met de voorzitter komt de raad deze aanpak niet kennelijk onjuist voor. Hier komt bij dat de verwijten van klaagster, zoals de voorzitter eveneens heeft geconcludeerd, geen enkele steun vinden in het klachtdossier.

4.3 Uit het klachtdossier blijkt voorts dat verweerster de aanpak van de zaak in verschillende brieven aan klaagster en telefoongesprekken met klaagsters schoonzus, met wie verweerster het contact onderhield omdat klaagster de Nederlandse taal beperkt machtig is, heeft uiteengezet.

4.4 Met de voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat verweerster klaagster niet goed heeft bijgestaan en dat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

Klachtonderdeel b)

4.5 De raad overweegt dat verweerster, zoals zij zelf ook heeft toegegeven, de afwijzing van de gevraagde toevoeging ook eerder (kort na ontvangst daarvan) aan klaagster had kunnen toesturen. Verweerster heeft in verband daarmee aan klaagster voorgesteld alleen de gewerkte uren tot 27 maart 2008 aan haar te declareren. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat verweerster gelet hierop en op het feit dat klaagster niet in haar belangen was geschaad door de late toezending - zij kon daartegen nog bezwaar maken, zoals verweerster haar ook heeft bericht - niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Daarbij weegt de raad voorts mee dat de Raad voor Rechtsbijstand zijn brieven (ook) rechtstreeks aan de cliënt stuurt, zodat aannemelijk is dat klaagster reeds voor toezending van de afwijzing daarvan door verweerster op de hoogte was.

4.6 Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel c)

4.7 De voorzitter heeft terecht geoordeeld dat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. Verweerster heeft klaagster immers bij brief van 13 maart 2008 geïnformeerd over het feit dat indien de toevoegingsaanvraag zou worden afgewezen, zij de zaak op commerciële basis zou behandelen en daarbij haar uurtarief vermeldt. Hoewel verweerster klaagster voorts in deze brief uitdrukkelijk heeft verzocht binnen 7 dagen na dagtekening van de brief te reageren, indien klaagster zich daarmee niet zou kunnen verenigen, heeft klaagster geen bezwaar gemaakt.

4.8 Ook dit klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel d)

4.9 Klaagster heeft in dit verband aangevoerd dat zij, nadat verweerster haar daartoe in een brief had verzocht, een bedrag van EUR 37,50 heeft overgemaakt naar het kantoor van verweerster, waarna volgens klaagster het dossier zou worden gesloten. Ten bewijze hiervan heeft klaagster een uitdraai van de site Rabo Telebankieren overgelegd. Verweerster heeft betwist dat zij een brief met voornoemde inhoud aan klaagster heeft verzonden en voorts dat zij een bedrag van EUR 37,50 heeft ontvangen. Verweerster heeft verder aangevoerd dat zij het bedrijf en het rekeningnummer dat vermeld wordt op de uitdraai niet kent. Klaagster heeft haar stelling  tegenover dit gemotiveerde verweer van verweerster niet aannemelijk kunnen maken. Daarbij laat de raad meewegen dat klaagster de factuur waarop zij zich beroept heeft weggooid en hetgeen klaagster stelt over de vermeende factuur niet valt te rijmen met de brief van 25 juni 2008 van verweerster.

4.10 Ook dit laatste klachtonderdeel acht de raad kennelijk ongegrond.

4.11 Op basis van al het voorgaande is de raad van oordeel dat het door klaagster ingestelde verzet niet kan slagen en dat de voorzitter de klacht in al haar onderdelen terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.

4.12 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klachten en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. L.D.H. Hamer, P.W.M. Huisman, H.B. de Regt en mr. M.J.G.H. Verviers, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2009.

voorzitter       griffier

Deze beslissing is in afschrift op    per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.