Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-05-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0683
Zaaknummer
08-307A
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder dat hij ten onrechte een bedrag voor extra werkzaamheden in rekening heeft gebracht bovenop het overeengekomen en al gedeclareerde bedrag. Het verzet is ongegrond
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 11 mei 2009
in de zaak 08-307A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:
de heer
klager
tegen:
de heer mr.
verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 28 oktober 2008, door de raad ontvangen op 30 oktober 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. Bij beslissing van 1 december 2008 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 2 december 2008 aan klager is verzonden.
1.3. Bij brief van 9 december 2008, door de raad ontvangen op 12 december 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.
1.4. Het verzet is behandeld ter zitting van 9 maart 2009 in aanwezigheid van klager. Verweerder heeft de raad vooraf laten weten niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5. De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 12 december 2008.
2. Klacht; verzet
2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat hij, bovenop het bedrag van € 1.750,- dat partijen waren overeengekomen voor behandeling van de zaak, ten onrechte een bedrag van € 925,50 in verband met extra kosten gelet op de complexiteit van de zaak aan klager in rekening heeft gebracht.
2.2. Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de voorzitter de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond heeft verklaard. Klager is van oordeel is dat verweerder weldegelijk excessief heeft gedeclareerd. Voorts stelt klager dat hij niet met de prijsverhoging akkoord is gegaan. Klager maakt bezwaar tegen de weigering van verweerder inzage te geven in de werkzaamheden die hij voor het afgesproken bedrag zou uitvoeren. Tenslotte voert klager aan dat verweerder heeft verzuimd een onderbouwing te geven van de aanvullende werkzaamheden die tot de extra kosten van € 925,50 hebben geleid.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klager heeft een huis in Frankrijk gekocht. De financiering voor de aankoop van deze woning werd door X Bank verzorgd. Het kantoor van verweerder verzorgt op regelmatige basis voor X Bank vestiging van zekerheidsrechten op Frans onroerend goed ter zekerheid van kredietovereenkomsten tussen X Bank en haar cliënten.
3.3 In maart 2008 heeft X Bank verweerder ingeschakeld om zorg te dragen voor het vestigen van een recht van hypotheek op de door klager aangekochte woning in Frankrijk. Verweerder heeft de opdracht van X Bank bij brief van 1 april 2008 aan klager bevestigd. In die brief heeft verweerder aan klager mededeling gedaan van de kosten ad € 1.750,- die door het kantoor van verweerder in rekening zouden worden gebracht. Verweerder heeft hieraan het volgende toegevoegd:
"In bijzondere gevallen moet soms een hoger bedrag worden berekenend bij eventuele complicaties in het dossier. In dat geval nemen wij tijdig contact met u op."
3.4 Op 3 april 2008 heeft verweerder klager per e-mail onder meer het volgende bevestigd:
“Tevens bevestig ik u uw akkoord dat onze kosten verhoogd worden van 1.750 excl btw tot 2.250 excl btw, vermeerderd met de taxatiekosten. Wij zullen deze van de bank verkrijgen in mindering op de hoofdsom.”
3.5 Op 26 mei 2008 heeft verweerder € 3.275,50 in rekening gebracht.
4. Beoordeling van het verzet
4.1 De raad zal de drie onderdelen van het verzet hierna afzonderlijk bespreken.
4.2 Terecht en op goede gronden heeft de voorzitter in de beslissing tot uitgangspunt genomen dat de raad van discipline niet de bevoegdheid heeft declaratiegeschillen te beslechten. Dit is slechts anders in geval van excessief declareren. Hoewel klager in zijn verzetschrift heeft gesteld dat hij van mening is dat in het onderhavige geval sprake is van excessief declareren, heeft klager deze stelling niet nader toegelicht of onderbouwd. De raad is met de voorzitter van oordeel dat in het onderhavige geval geen grond bestaat te oordelen dat verweerder excessief heeft gedeclareerd.
4.3 Met betrekking tot de stelling van klager dat hij niet akkoord is gegaan met het in rekening brengen van extra kosten, overweegt de raad als volgt. Voor zover klager niet uitdrukkelijk heeft ingestemd met het in rekening brengen van kosten voor extra werkzaamheden, stilzwijgend heeft hij dat in elk geval wel gedaan. Na het e-mail bericht van 3 april 2008 van verweerder, heeft klager immers op geen enkel moment aan verweerder laten weten niet in te stemmen met de inhoud van dat e-mail bericht, één en ander terwijl klager en verweerder nadien meermalen (schriftelijk) contact hebben gehad.
4.4 Tenslotte heeft klager aangevoerd dat verweerder ten onrechte geen inzage heeft gegeven in de werkzaamheden die hij voor het overeengekomen bedrag heeft verricht. De raad is van oordeel dat, nu partijen een forfaitair bedrag waren overeengekomen, verweerder niet gehouden kon worden opgave te doen van de werkzaamheden die hij voor dit bedrag had verricht.
4.5 Met de voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. Nu het verzet overigens geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, volgt uit het voorgaande dat de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. T.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. M.A. le Belle, mr. E.J. Ferman, mr. J.R. Goppel , mr. B.C. Romijn, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2009.
voorzitter griffier
De beslissing is in afschrift op 11 mei 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.