Rechtspraak
Uitspraakdatum
06-01-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0835
Zaaknummer
08-118H
Inhoudsindicatie
Aanhangig maken alimentatieverzoek zonder wederpartij aan te schrijven. Geen onzorgvuldig handelen jegens wederpartij.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 6 januari 2009
in de zaak 08-118H
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen
mevrouw mr.
v e r w e e r s t e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 14 april 2008, door de raad ontvangen op 15 april 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad op 28 oktober 2008. Aanwezig waren klager met zijn gemachtigde en verweerster. Van deze zitting is proces verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken die vermeld zijn in de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 De klacht
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd heeft gehandeld met artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster als advocaat van de wederpartij van klager in een alimentatieprocedure zodanig heeft opgetreden dat daarmee de belangen van klager zijn geschaad. In het bijzonder heeft verweerster
(a) het contact met klager afgehouden door klager niet eerst schriftelijk te benaderen en stukken te sturen
(b) de rechtbank onjuist voorgelicht met betrekking tot de aan klager verzonden brieven
(c) door de wijze waarop zij de zaak heeft behandeld, klager onnodig op kosten gejaagd.
3. Feiten
3.1 Verweerster heeft de voormalig partner van klager vanaf september 2005 bijgestaan in verband met een aanhangig te maken procedure ten behoeve van het vaststellen van een onderhoudsplicht van klager voor zijn bij zijn voormalig partner inwonende zoon.
3.2 Verweerster heeft daartoe op 11 oktober 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Alkmaar. Verweerster heeft daarna op 28 november 2005 een aanvullend verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Alkmaar met het verzoek tot het toekennen van een hogere alimentatie.
3.3 Verschillende aan klager gerichte en op zijn GBA adres verstuurde brieven van de rechtbank Alkmaar, werden geretourneerd naar de rechtbank Alkmaar.
3.4 Op 12 februari 2006 werd een zitting bepaald. Deze werd op verzoek van verweerster aangehouden en vervolgens verplaatst naar 12 mei 2006.
3.5 In februari 2006 nam klager telefonisch contact op met verweerster. In dat gesprek adviseerde verweerster klager een eigen advocaat in de arm te nemen.
3.6 Daags voor de zitting van 12 mei 2006 vroeg klager uitstel voor de mondelinge behandeling van de zaak van klager tegen zijn voormalig partner. Verweerster maakte daartegen bezwaar. De zitting van 12 mei 2006 vond doorgang. Door de rechtbank Alkmaar werd klager een week de tijd gegeven alsnog financiële gegevens te overleggen in de lopende alimentatieprocedure.
3.7 In de maand juni 2006 hebben partijen onderhandeld over een regeling in der minne over de bijdrage in de onderhoudsverplichting. In juli 2006 hebben klager en zijn voormalige partner overeenstemming bereikt over de voor klager vast te stellen bijdrage in het levensonderhoud van zijn zoon. Deze bijdrage is op 12 juli 2006 in een beschikking van de rechtbank Alkmaar vastgelegd.
3.8 Op 8 mei 2007 diende klager een verzoek tot het vergoeden van schade bij het kantoor van verweerster in. Op dit verzoek is door het kantoor van verweerster afwijzend gereageerd.
3.9 Op 21 mei 2007 diende klager de onderhavige klacht in bij de deken van de orde van advocaten in Haarlem.
4. Beoordeling van de klacht
4.1 Uitgangspunt is dat een advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt, en dat deze vrijheid niet ten gunste van de wederpartij wordt beperkt, tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Onder meer vindt deze vrijheid haar begrenzing in de plicht van de advocaat om zich te onthouden van stellingen waarvan hij de onwaarheid kent of aanstonds kan kennen en die schadelijk kunnen zijn voor derden.
4.2 Hoewel het de raad voorkomt dat het beter ware geweest indien verweerster klager eerst schriftelijk had benaderd omtrent het bereiken van een regeling in der minne, is de raad van oordeel dat het in de onderhavige situatie niet verwijtbaar is, laat staan dat dit tuchtrechtelijk laakbaar zou zijn. In het licht van het belang dat er was bij het verkrijgen van een alimentatievoorziening bij beschikking, alsmede de wetenschap dat de rechtbank verweerder direct zou benaderen, heeft verweerster niet onzorgvuldig gehandeld. Dit betekent dat klacht onderdeel (a) niet gegrond is.
4.3 Niet is gebleken dat verweerster de rechtbank op onjuiste wijze zou hebben voorgelicht met betrekking tot het retourneren van post, het dragen van woonlasten en de hoogte van het inkomen van klager. De daartoe door klager gestelde feiten zijn niet komen vast te staan. Dit betekent dat klachtonderdeel (b) ongegrond is.
4.4 Door klager is aangevoerd dat verweerster hem onnodig op kosten zou hebben gejaagd doordat zij niet zou hebben meegewerkt aan de totstandkoming van een regeling in der minne. De raad merkt dienaangaande op dat het verweerster vrij stond in het kader van de belangenbehartiging van haar cliënte een procedure jegens klager aanhangig te maken.
4.5 Gelet op hetgeen in de stukken en tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gekomen, kan niet worden vastgesteld dat de lange tijd die gemoeid is met het bereiken van een regeling in der minne over de alimentatieregeling, in overwegende mate aan de handelwijze van verweerster is te wijten maar daarbij mede een rol speelde dat de post die door de rechtbank naar klager werd verzonden,werd geretourneerd en het nadat klager bekend was met deze procedure, een lange tijd duurde alvorens klager zich liet bijstaand door een advocaat. Dit betekent dat klachtonderdeel (c) ongegrond is.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 6 januari 2009 door mr. A.H. Kist, voorzitter, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. L.D.H. Hamer, mr. B. Roodveldt, mr. M.L.F.J. Schyns, leden en mr. P.H. Burger als griffier
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Haarlem
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 -548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076-548 4607