Rechtspraak
Uitspraakdatum
29-06-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0195
Zaaknummer
08-221A
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Toevoegingsperikelen. Afspraak zaak betalend te behandelen op uitdrukkelijk verzoek cliënt. Advocaat vraagt niettemin toevoeging aan zonder cliënt te informeren. Klacht gegrond; onvoldoende communicatie, onzorgvuldige behandeling van de zaak, ook m.b.t. hoger beroep, geen voortvarende overdracht dossier. Onvoorwaardelijke schorsing drie maanden.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
Beslissing d.d. 29 juni 2009
in de zaak 08-221A
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 15 augustus 2008 bij de raad binnengekomen klacht van:
de heer
k l a g e r
tegen:
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure:
1.1 Bij brief van 14 augustus 2008, door de raad ontvangen op 15 augustus 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 21 april 2009. Klager en verweerder zijn in persoon verschenen.
1.3 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken genummerd 1 t/m 19 zoals vermeld op de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2. De klacht:
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet:
a. twee toevoegingen heeft aangevraagd terwijl klager geen prijs stelde op gefinancierde rechtsbijstand en tussen hen was afgesproken dat verweerder klager op betalende basis zou bijstaan;
b. onvoldoende zorg heeft betracht in de behartiging van de belangen van klager; hem niet op de hoogte heeft gehouden van ontwikkelingen, en geen hoger beroepsprocedure aanhangig heeft gemaakt;
c. klager niet tijdig op de hoogte heeft gesteld van het vonnis van 3 oktober 2007 en van de termijn om daarvan in hoger beroep te komen, en vervolgens niet binnen een redelijke termijn heeft voldaan aan het verzoek van de opvolgende advocaat van klager om het dossier aan hem over te dragen;
d. het heeft doen voorkomen dat de handtekening onder de brief van 23 oktober 2007 van klager afkomstig is.
3. Feiten:
3.1 Voor de beoordeling van de klacht zal, gelet op de stukken en op hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klager was bij vonnis van de voorzieningenrechter van 19 december 2005 veroordeeld tot betaling van achterstallige huur. Klager verzocht verweerder in oktober 2006 om rechtsbijstand in de bodemzaak van die huurkwestie, waarbij ook ontruiming werd gevorderd. Klager heeft bij aanvang van de rechtsbijstand door verweerder te kennen gegeven dat hij slechte ervaringen had opgedaan met een advocaat die op toevoegingbasis werkte. Om die reden wilde hij een opdracht geven op betalende basis. Afgesproken werd een (vast?) honorarium van € 750. Klager heeft een voorschot betaald van € 250. Verweerder heeft, zo blijkt uit onderzoek van de deken, drie toevoegingen aangevraagd. Niet gebleken is dat verweerder dit heeft meegedeeld aan klager of schriftelijk heeft vastgelegd; verweerder erkent de met klager gemaakte prijsafspraak.
3.3 Over de kansen van de zaak en de consequenties van het staken van huurbetaling heeft verweerder vooraf geen schriftelijke uitleg gegeven.
3.4 Bij vonnis van 9 augustus 2007 in de bodemzaak werd de huurovereenkomst ontbonden en werd klager veroordeeld tot ontruiming en betaling van de huurachterstand. In het klachtdossier bevindt zich een brief van verweerder aan klager van 21 augustus 2007 met een negatief advies ten aanzien van eventueel hoger beroep. Verweerder schrijft aan het slot: “ik zal dan ook overgaan tot sluiting van uw dossier. “ Klager wenste hoger beroep in te stellen. Verweerder heeft bij dagvaarding van 28 september 2007 (pagina 92 klachtdossier) hoger beroep ingesteld van dat vonnis. De wederpartij werd gedagvaard tegen 18 oktober 2007. Tevens heeft verweerder bij de voorzieningenrechter schorsing van de executie gevorderd. Dit is afgewezen bij vonnis van 3 oktober 2007.
Verweerder heeft bij brief van 17 oktober 2007 aan de gemachtigde van de tegenpartij geschreven: “ …. bevestig ik u hierbij dat ik het in bovenvermelde zaak ingestelde hoger beroep zal intrekken.” (pagina 96 klachtdossier). Niet gebleken is dat verweerder een afschrift van deze brief aan klager heeft gezonden.
3.5 Door verweerder is overgelegd zijn brief aan klager van 23 oktober 2008 waarin valt te lezen: “tegen het vonnis met rolnummer.... staat nog hoger beroep open tot 31 oktober 2007“. Het betreft hier een hoger beroep van een kort geding.Voorts schrijft verweerder: “tegen het vonnis van... is reeds op uw verzoek hoger beroep ingesteld.“
3.6 Voor het eerst bij brief van 26 oktober 2007 heeft de opvolgend advocaat van klager verweerder om overdracht van het dossier verzocht. Uit de brief van deze advocaat aan verweerder van 16 november 2007 (pagina 31 klachtdossier) blijkt dat klager noch deze advocaat toen beschikte over zijn dossier. Op 20 november 2007 is het dossier door verweerder aan deze advocaat overgedragen.
3.7 Verweerder heeft zich ingaande 1 januari 2009 van het tableau laten schrappen.
4. Beoordeling van de klacht:
Ad klachtonderdeel a
4.1 Verweerder betwist niet dat klager en hij op verzoek van klager de afspraak hebben gemaakt dat hij de zaak van klager als betalende advocaat zou behandelen. Niettemin heeft verweerder toch toevoegingen aangevraagd zonder dit te melden aan klager. Verweerder heeft aangevoerd dat hij dat deed om klager tegen zichzelf te beschermen. Wat daarvan ook zij, verweerder handelde aldus in strijd met de met klager gemaakte afspraak en met de bij klager levende verwachtingen. Naar het oordeel van de raad had het op de weg van verweerder gelegen klager voor te houden hetzij dat verweerder de zaak toegevoegd wenste te behandelen, nu klager daarvoor in aanmerking kwam en dat in zijn belang was, dan wel had verweerder de zaak op betalende basis moeten behandelen zonder toevoegingen aan te vragen. Nu verweerder klager echter in de veronderstelling liet dat de zaak betalend zou worden behandeld terwijl toch toevoegingen zijn aangevraagd is hij afgeweken van gemaakte afspraken, hetgeen een advocaat niet betaamt. Dat verweerder de toevoegingen niet heeft gedeclareerd doet aan het voorgaande niet af. Klachtonderdeel a is mitsdien gegrond.
Ad klachtonderdelen b en c
4.2 De raad stelt vast dat de door verweerder in deze zaak overgelegde stukken onvoldoende steun geven aan zijn verweer op deze klachtonderdelen, mede gezien het feit dat klager de door verweerder geschetste gang van zaken gemotiveerd wordt betwist. Wat er zij van verweerders brief aan klager van 22 augustus 2007, verweerder heeft zijn bemoeiingen voor klager toen niet daadwerkelijk beëindigd.
Hij heeft immers nadien nog een kort geding tot schorsing van de executie voor klager gevoerd en hij heeft op 28 september 2007 de appeldagvaarding in de bodemzaak laten uitbrengen. Het appel heeft hij voor de eerst dienende dag ingetrokken zonder dat gebleken is dat hij klager op de hoogte heeft gesteld. Mede op grond van de inhoud van de brief van klagers opvolgend advocaat aan verweerder van 27 november 2007 (pagina 35 klachtdossier) concludeert de raad dat verweerder klagers zaak – in elk geval vanaf augustus 2007 - niet zorgvuldig heeft behandeld en klager niet adequaat heeft geïnformeerd over de beroepstermijnen. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder klager bij aanvang van zijn bijstand voldoende heeft voorgelicht omtrent de consequenties van het staken van huurbetaling en omtrent de kansen van de zaak, nu daaromtrent niets schriftelijk is vastgelegd, ook niet in de na twee negatieve vonnissen opgestelde brief van 23 oktober 2007, waarvan klager stelt dat de handtekening onder die brief niet de zijne is. Het had op de weg van verweerder gelegen om aan klager duidelijke schriftelijke uitleg vooraf te geven. Ook niet in de na twee negatieve vonnissen door verweerder opgestelde brief van 23 oktober 2007, welke voor akkoord is ondertekend door klager, doch waarvan klager stelt dat de handtekening onder dt akkoord niet de zijne is.
4.3 De raad verwerpt de stelling van verweerder dat hij tijdig heeft voldaan aan het verzoek van de opvolgende advocaat het dossier over te dragen. Zoals hiervoor overwogen heeft verweerder het dossier op 20 november 2007 overgedragen, derhalve na afloop van beide termijnen voor hoger beroep, terwijl het eerste verzoek door die advocaat gedaan is op 26 oktober 2007. Op de datum van overdracht waren de beide lopende hoger beroepstermijnen reeds verstreken hetgeen niet het geval was geweest bij onmiddellijke overdracht van het dossier aan de opvolgende advocaat. Nu verweerder zelf stelt in de brief aan klager van 23 oktober 2007 gewezen te hebben op de lopende, zeer korte termijn tot 31 oktober, terwijl verweerder reeds bij brief van 26 oktober 2007 het verzoek tot overdracht van de opvolgende advocaat ontving, lag het op zijn weg direct te reageren op het verzoek tot overdracht en niet te dralen tot 16 november 2007, na het verstrijken van de termijnen.
4.4 Dat verweerder het dossier op 23 oktober 2007 heeft meegegeven aan klager, zoals verweerder stelt maar klager betwist, is niet komen vast te staan. Klachtonderdelen b en c zijn derhalve gegrond.
Ad klachtonderdeel d
4.5 Gelijk al overwogen kan de raad in deze procedure niet vaststellen of de handtekening onder de brief van 23 oktober 2007 van klager afkomstig is, nu partijen elkaar op dit punt tegenspreken. Dit klachtonderdeel wordt dan ook ongegrond verklaard.
Maatregel:
5. De klachten zijn overwegend gegrond. Met betrekking tot de op te leggen maatregel houdt de raad rekening met de andere ter zitting van 21 april 2009 behandelde klachtzaken, die eveneens overwegend gegrond worden verklaard, terwijl deze klachten telkens worden gekenmerkt door dezelfde patronen. Op grond van de ernst van de overtredingen acht de raad de maatregel van schorsing gedurende drie maanden aangewezen.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a, b en c gegrond;
- verklaart de klachtonderdeel d ongegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;
- bepaalt dat de schorsing ingaat veertien dagen nadat deze beslissing in kracht van gewijsde zal zijn gegaan;
- verstaat dat de schorsing zal ingaan na afloop van alle voorafgaande schorsingen en niet ten uitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven.
Aldus gewezen door Mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. M. le Belle, mr. H.C.M.J. Karskens, mr. B.C. Romijn, mr. M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juni 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 29 juni 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan ten aanzien van het ongegrond verklaarde onderdeel hoger beroep worden ingesteld bij het hof van discipline door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
en ten aanzien van de gegrond verklaarde onderdelen door
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post :
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is : Postbus132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging :
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax :
Het faxnummer van het hof van discipline is 076-548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof van discipline.
d. Telefonische informatie : 076- 548 46 07