Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0797

Zaaknummer

08-315H

Inhoudsindicatie

onderdeel 1 gegrond;

Inhoudsindicatie

onderdeel 2 ongegrond.

Inhoudsindicatie

In de situatie dat een cliënt zich tot een advocaat wendt met een beslagaankondiging door een schuldeiser en de advocaat duidelijk maakt dat hij absoluut niet wil dat beslag wordt gelegd, dient de advocaat alles in het werk te stellen om het aangekondigde beslag te voorkomen. Doet de advocaat dat niet, dan handelt hij klachtwaardig. Advocaat handelt ook klachtwaardig als hij en zijn cliënt van mening verschillen over de te volgen strategie en de advocaat zonder dat schriftelijk te bevestigen, de door zijn cliënt verzochte strategie niet volgt.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 9 februari 2009

in de zaak 08-315H

_______________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het op 4 november 2008 ontvangen bezwaar van: 

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem

mr.

ten aanzien van

de heer mr.

v e r w e e r d e r

1. Verloop van de procedure

1.1. Bij brief van 31 oktober 2008, door de raad ontvangen op 4 november 2008, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Haarlem een bezwaar ter kennis van de raad gebracht. 

1.2. Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 1 december 2008 in aanwezig-heid van partijen. Verweerder heeft zich ter zitting laten bijstaan door zijn gemach-tigde. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3. De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de stukken genummerd 1 t/m 27 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 31 oktober 2008 gevoegde inventarislijst, alsmede van de brieven die verweerder ter zitting van 1 december 2008 heeft overgelegd, die aan het proces-verbaal zijn gehecht.

2. Het bezwaar

2.1. Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet de heer X onvoldoende heeft bijgestaan en geadviseerd en bij de be-handeling van de zaak niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die hij als advo-caat ten opzichte van de heer X had behoren te betrachten. Voorts heeft verweerder zich in de correspondentie met de deken naar aanleiding van de door de heer X in-gediende klacht uitgelaten op een wijze die een advocaat niet betaamt. De deken doelt op de volgende uitingen:

"Mijn secretaresse was [de heer X] met zijn grote mond, meer dan zat".

"Tot slot: [de heer X] heeft uitsluitend uiting gegeven aan het feit dat hij slechts neemt en niets geeft en met iedereen de confrontatie zoekt."

"Ik spreek de hoop uit dat de laatste vakantie die hij heeft genoten met de kinderen, en dankzij mijn optreden is gerealiseerd, niet de laatste vakantie met zijn kinderen is geweest".

3. De feiten

3.1. Voor de beoordeling van het bezwaar kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2. De heer X en mevrouw Y hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie zijn twee nu nog minderjarige kinderen geboren. De kinderen woonden allebei bij me-vrouw Y. Krachtens een rechterlijke beschikking diende de heer X maandelijks aan mevrouw Y een bijdrage in de kosten van het levensonderhoud van de minderjarige te voldoen. Mevrouw Y ontving voor de beide kinderen kinderbijslag.

3.3. In september 2006 is de zoon bij de heer X komen wonen.

3.4. In oktober 2006 is de heer X gestopt met het betalen van alimentatie aan mevrouw Y voor zijn zoon.

3.5. Op 17 januari 2007 ontving de heer X een brief van het LBIO over de inmiddels ontstane alimentatieschuld voor de zoon. Het LBIO heeft de heer X tot betaling van de kinderalimentatie aan mevrouw Y gemaand. Hierop heeft de heer X zich tot ver-weerder gewend.

3.6. Verweerder heeft bij ongedateerde brief (volgens de heer X verzonden op 20 februa-ri 2007) het LBIO aangeschreven (brief bevindt zich niet bij de stukken).

3.7. De heer X heeft verweerder verzocht een procedure tot nihilstelling van de alimen-tatie voor de zoon te starten alsmede een procedure tot wijziging van zijn woon-plaats.

3.8. In mei 2007 heeft het LBIO aangekondigd loonbeslag te leggen ten laste van de heer X als deze zijn alimentatieschuld niet zou betalen. De heer X heeft verweerder ge-zegd dat een loonbeslag in ieder geval moest worden voorkomen omdat hij anders niet meer aan zijn verplichtingen jegens zijn nieuwe partner en zijn twee andere kin-deren kon voldoen. Verweerder heeft bij brief van (volgens de heer X) 17 juni 2007 aan het LBIO aangekondigd dat hij een verzoekschrift tot vermindering van alimen-tatie zou indienen (brief bevindt zich niet bij de stukken), maar hij heeft geen ver-zoek tot nihilstelling bij de rechtbank ingediend.

3.9. In juli 2007 is de heer X met zijn kinderen met vakantie geweest. Na de vakantie in juli 2007 is de zoon weer bij zijn moeder gaan wonen.

3.10. In september 2007 heeft het LBIO loonbeslag gelegd ten laste van de heer X. Ver-weerder heeft het LBIO gesommeerd het gelegde beslag op te heffen en heeft con-tact opgenomen met de raadsman van mevrouw Y om een oplossing te bespreken.

3.11. Op 5 februari 2008 heeft de rechtbank Haarlem namens de heer X een verzoek-schrift tot nihilstelling van de alimentatie ontvangen opgesteld door een andere ad-vocaat dan verweerder. Bij beschikking van 7 oktober 2008 heeft de rechtbank Haar-lem de alimentatie voor de zoon op nihil gesteld gedurende de periode dat de zoon bij de heer X verbleef.

4. Beoordeling van het bezwaar

4.1. Met betrekking tot de twee onderdelen van het bezwaar overweegt de raad als volgt.

4.2. Het eerste onderdeel van het dekenbezwaar, dat ziet op de door verweerder verleen-de rechtsbijstand en de communicatie over de strategie met de heer X, is gegrond. Vaststaat dat de heer X verweerder heeft verzocht een procedure aanhangig te ma-ken tot nihilstelling van de alimentatie ten behoeve van de zoon, alsmede een proce-dure tot wijziging van de woonplaats van de zoon. Verweerder heeft deze procedu-res niet aanhangig gemaakt. Naar eigen zeggen heeft verweerder met de heer X besproken dat de heer X de situatie eerst een aantal maanden zou aanzien en dat verweerder daarna de procedures aanhangig zou maken. De heer X heeft ontkend dat verweerder dit heeft besproken. Uit de stukken blijkt niet dat verweerder deze strategie met de heer X heeft besproken en ook niet dat de heer X hiermee heeft in-gestemd. Het had op de weg van verweerder gelegen zijn strategie, die niet in over-eenstemming was met de wensen van de heer X, schriftelijk te bevestigen.

4.3. Aan gegrondbevinding van het eerste klachtonderdeel draagt bij dat de heer X de hulp van verweerder heeft ingeroepen toen het LBIO aankondigde loonbeslag te zullen leggen. De heer X heeft verweerder uitdrukkelijk kenbaar gemaakt dat loon-beslag voorkomen moest worden in verband met zijn verplichtingen aan zijn andere twee kinderen. Hoewel verweerder heeft aangekondigd stappen te nemen ter voor-koming van het loonbeslag, is niet komen vast te staan dat verweerder deze stappen ook daadwerkelijk heeft ondernomen en heeft het LBIO in september 2007 loonbe-slag gelegd ten laste van de heer X. Ook hierbij heeft verweerder niet de zorg in acht genomen die de heer X van hem als advocaat mocht verwachten.

4.4. Het tweede onderdeel van het dekenbezwaar, dat betrekking heeft op de uitingen van verweerder over de heer X in zijn brief aan de deken, acht de raad ongegrond. Hoewel verweerder zich zorgvuldiger had kunnen uitdrukken, is de inhoud van de geciteerde uitingen niet zodanig grievend dat deze klachtwaardig zijn.

5. Maatregel

5.1. De raad acht de maatregel van een berisping passend en geboden, mede omdat ver-weerder noch in zijn correspondentie met de deken, noch ter zitting van de raad, er-van heeft blijk gegeven het klachtwaardige karakter van zijn handelen in te zien.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart:

- dekenbezwaaronderdeel 1 gegrond;

- dekenbezwaaronderdeel 2 ongegrond; en

- legt aan verweerder de maatregel van een berisping op.

Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, P.W.M. Huisman, B.C. Romijn, M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. L.C. Dufour als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2009.

 

De voorzitter is buiten staat       griffier

deze beslissing te ondertekenen

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.

Het beroep moet binnen een termijn van ¬30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het be-roep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zeven-voud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prin-senbeek.

b. Bezorging

 De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uit-sluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

 Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de in-diening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de grif-fie van Hof in het vereiste aantal.

d. Telefonische informatie

 076 – 548 4607.