Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-07-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0017
Zaaknummer
09-066A en 09-067A
Inhoudsindicatie
Betreft klacht eigen client en dekenbezwaar. Stelselmatige schending van communicatieplicht met client, verzuim terugbetalen voorschot aan client, niet nakomen toezeggingen aan cliënt en deken, onbereikbaarheid, niet in staat praktijk uit te oefenenen. De klacht + bezwaar is gegrond en als maatregel: wordt opgelegd schrapping van tableau
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 28 juli 2009
in de zaak 09-066A en 09-067A
________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 11 juli 2008 binnengekomen klacht van
Mevrouw
k l a a g s t e r,
en het dekenbezwaar van
tegen
De heer mr.
v e r w e e r d e r .
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 3 maart 2009, bij de raad binnengekomen op 5 maart 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht en het dekenbezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht en het dekenbezwaar zijn behandeld ter zitting van de raad van 26 mei 2009 in aanwezigheid van klaagster, verweerder, de deken en de heer P., die krachtens de beslissing 09-078A van de raad van discipline van het ressort Amsterdam de bevoegdheid heeft gekregen, kort samengevat, maatregelen te nemen in het belang van cliënten van verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1. bedoelde brief van de deken aan de raad en van de in die brief genoemde stukken, genummerd 1 t/m 16.
2. De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld doordat verweerder ondanks zijn toezeggingen niet is overgegaan tot uitbetaling van het aan klaagster toekomende bedrag.
2.2 Het dekenbezwaar houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder het vertrouwen in de stand van de advocatuur beschaamt door niet stipt uitvoering te geven aan zijn schriftelijke en herhaalde toezeggingen om de vordering van klaagster te voldoen en door niet te reageren op het verzoek van de deken om een reactie waardoor verweerder het tuchtrechtelijk onderzoek frustreert.
2.3 Aldus heeft verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet gehandeld.
3. Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klaagster heeft in april 2007 verweerder ingeschakeld in verband met een vreemdelin¬genkwestie. Zij heeft op basis van voorschotten verschillende declaraties voldaan. De laatste factuur ad € 148,98 heeft klaagster niet voldaan omdat deze volgens haar verre¬kend diende te worden met een betaald voorschot.
3.3 Verweerder was op het moment dat hij klaagster bijstond werkzaam als zelfstandig ad¬vocaat bij het Advocatenkantoor X. Dit kantoor is op 23 mei 2008 failliet ge¬gaan. Klaagster heeft jegens verweerder aanspraak gemaakt op terugbetaling van een door haar betaald voorschot, totaal € 660,22. Nadat verweerder niet reageerde op verschillende verzoeken van klaagster om een definitieve afrekening, heeft verweerder een klacht ingediend bij de deken.
3.4 De deken heeft verweerder bij brief van 15 juli 2008 in de gelegenheid gesteld op de klacht in te gaan. Bij brieven van 6 augustus en 22 augus¬tus 2008 heeft de deken dit verzoek herhaald.
3.5 Bij brief van 9 september 2008 heeft de deken verweerder verantwoordelijk gehouden voor de afrekening van het door klaagster betaalde voorschot en hem bericht het onfatsoenlijk te achten dat verweerder nalatig bleef om inzicht te geven in de verrekening van het voorschot en niet overging tot terugbetaling van het aan klaagster toekomende bedrag.
3.6 Verweerder heeft bij brief van 24 september 2008 geantwoord dat hij voor eigen reke¬ning op het kantoor van Advocatenkantoor X kantoor hield. De facturering liep via Advocatenkantoor X en door het faillissement had hij niet meer de beschikking over het betaalde voorschot. Verweerder heeft in voornoemde brief toegezegd het aan klaagster toekomende resterend bedrag van € 660,22 aan klaagster te restitueren.
3.7 Ondanks zijn toezegging dat hij het bedrag aan klaagster zou terugbetalen, heeft klaag¬ster niets ontvangen.
3.8 Op 9 oktober 2008 heeft de deken telefonisch contact gehad met het kantoor van verweerder en is de deken geïnformeerd dat het bedrag nog niet was voldaan omdat de financiële middelen van verweerder niet toereikend waren. Namens verweerder heeft een medewerker van het kantoor voorgesteld het bedrag in drie termijnen aan klaagster uit te betalen. Nadien is door verweerder een bedrag van € 250 overgemaakt maar het resterende bedrag is in tegenstelling tot de gemaakte afspraak niet tijdig aan klaagster voldaan.
3.9 Klaagster heeft verweerder nadien via een door haar ingeschakelde deurwaarder drie maal aangemaand tot betaling, maar verweerder liet niets meer van zich horen.
3.10 De deken heeft verweerder vervolgens op 4 februari 2009 aangezegd een dekenbezwaar tegen hem in te dienen. De deken heeft verweerder voorts in de gelegenheid gesteld te reageren. Verweerder heeft echter niet gereageerd.
3.11 In aanvulling op deze feiten, heeft de deken ter zitting aangevoerd - en heeft verweerder niet betwist - dat in het afgelopen jaar tenminste tien klachten zijn ingediend tegen verweerder. Gebleken is dat verweerder op een stelselmatige wijze zijn praktijk niet en in ieder geval zeer onbehoorlijk heeft uitgevoerd. Steeds zou verweerder zich niet gehouden hebben aan zijn (betalings)toezeggingen tegenover zijn cliënten en ook zou hij ernstig tekort zijn geschoten in zijn communicatie met cliënten en de deken. De inhoud van deze klachten zou grotendeels overeenkomen met de inhoud van de onderhavig klacht. Ook zou sprake zijn van het onbetaald laten van procureurs die door verweerder zijn ingeschakeld en het onbetaald laten van verschuldigde griffierechten in procedures waarin verweerder als advocaat optrad. Verweerder zou tot slot verzuimd hebben om toevoegingen op juiste wijze af te rekenen. Verweerder heeft deze aanvullende feiten niet weersproken.
4. Beoordeling
4.1 De klachten en het dekenbezwaar lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2 Verweerder heeft geen verweer gevoerd tegen de klachten en tegen het dekenbezwaar. Hij heeft de betreffende bezwaren erkend en excuses aangeboden voor zijn handelingen. Hiermee is komen vast te staan dat de klachten en het dekenbezwaar gegrond zijn. In aanvulling daarop merkt de raad het volgende op.
4.3 Klaagster heeft verweerder verschillende keren gebeld en gemaild. Verweerder heeft daar stelselmatig niet op gereageerd en is zelfs van kantooradres veranderd zonder klaagster te informeren. Voornoemde gedragingen moeten als zeer ernstig worden aangemerkt nu van een advocaat verwacht mag worden dat hij reageert op berichten van zijn cliënt en dat hij - in beginsel - bereikbaar is.
4.4 Verweerder heeft zich voorts stelselmatig niet gehouden aan zijn (betalings)toezeggingen tegenover klaagster en de deken. Ook deze gedragingen moeten als zeer ernstig worden aangemerkt omdat een cliënt op het woord van zijn advocaat moet kunnen afgaan en er op moet kunnen vertrouwen dat teveel betaalde voorschotten direct worden terugbetaald. Verweerder heeft ter zitting weliswaar aangeboden om binnen twee weken na de zitting alsnog zijn betalingstoezeggingen jegens klaagster na te komen, maar deze toezegging is naar het oordeel van de raad te laat en bovendien is de raad niet overtuigt geraakt van de betrouwbaarheid van deze toezegging. In dit verband merkt de raad op dat verweerder in het verleden evenmin in staat is gebleken zijn toezeggingen na te komen en verweerder ter zitting niet heeft kunnen concretiseren waarom hij daartoe over twee weken na de zitting wel in staat zou zijn.
4.5 Verweerder heeft daarnaast niet gereageerd op herhaalde verzoeken om informatie of opheldering van de deken. Artikel 37 van de gedragsregels bepaalt in dit verband dat een advocaat verplicht is de deken te antwoorden op verzoeken om informatie verband houdend met zijn taak als deken. De ratio van die regel is dat de deken de in het kader van het tuchtrecht door de wetgever aan hem opgedragen taken niet naar behoren kan vervullen indien een advocaat zijn verplichting verzaakt om aanstonds op verzoeken van de deken te reageren. Het stelselmatig niet reageren door verweerder op herhaalde verzoeken van de deken moet eveneens als zeer ernstig worden aangemerkt, omdat verweerder daarmee de werking van het tuchtrecht heeft gefrustreerd. De raad stelt vast dat verweerder geen relevante omstandigheden heeft aangevoerd die zijn handelwijze kunnen rechtvaardigen.
4.6 Verweerder heeft naar aanleiding van de klachten en het dekenbezwaar zich op het standpunt gesteld dat de hem verweten handelingen hun uiteindelijke oorzaak vinden in het faillissement van Advocatenkantoor X en in persoonlijke omstandigheden waardoor hij niet meer in staat was de advocatenpraktijk uit te oefenen. Weliswaar zou bij de beoordeling van tuchtrechtelijke klachten in het algemeen begrip kunnen worden getoond voor bepaalde onvoorziene persoonlijke omstandigheden van een advocaat maar dat doet niet af aan de verantwoordelijkheden die het beroep van advocaat met zich brengt. In dit verband geldt dat de advocaat in beginsel de verantwoordelijkheid heeft om zijn praktijk op die wijze in te richten dat onvoorziene persoonlijke omstandigheden door de praktijkinrichting kunnen worden opgevangen en/of dat de advocaat in beginsel de verantwoordelijkheid heeft om binnen zijn macht liggende maatregelen te treffen die eventuele nadelige gevolgen van dergelijke omstandigheden voor zijn praktijkvoering ongedaan maken.
4.7 Vast is komen te staan dat de inrichting van de praktijk van de verweerder niet opgewassen was tegen de gevolgen van de persoonlijke omstandigheden van verweerder. Voorts is vast komen te staan dat verweerder geen enkele actie heeft ondernomen om vorenbedoelde maatregelen te treffen. Ook het feit dat verweerder in de aanloop naar de mondelinge behandeling van de onderhavige klacht geen zichtbare acties heeft ondernomen om de hem verweten gedragingen te (trachten te) corrigeren, duidt er op dat verweerder niet in staat is uitvoering te geven aan de verantwoordelijkheden die het beroep van advocaat met zich brengt.
4.8 Eveneens is vast komen te staan dat in het afgelopen jaar tenminste tien andere klachten tegen verweerder zijn ingediend. De achtergrond van deze klachten is dezelfde als in de onderhavige klachtzaak en verweerder heeft (de gegrondheid van) deze klachten niet weersproken. Verweerder heeft ter zitting kenbaar gemaakt in de betreffende periode waarover de onderhavige klacht en genoemde andere klachten zijn ingediend, niet in staat te zijn geweest zijn praktijk uit te oefenen. Verweerder heeft daarnaast ter zitting te kennen gegeven ook nu nog niet in staat te zijn om zijn praktijk uit te oefenen. Het feit dat ter zitting overigens is gebleken dat verweerder aan de verordening op de permanente opleiding noch aan de verordening op de beroepsaansprakelijkheid heeft voldaan, bevestigen dit naar het oordeel van de raad.
4.9 De klachten zijn derhalve gegrond.
5. Maatregel
5.1 Met het voorgaande is komen vast te staan dat verweerder bij herhaling stelselmatig en structureel heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Met betrekking tot de aan verweerder op te leggen maatregel zijn de volgende omstandigheden onder meer van belang:
- de heden door de raad in de zaken met nummers 09-075A, 09-076A en 09-104A gegeven beslissingen;
- de aard en de ernst van de in deze zaak en in de hiervoor genoemde zaken aan verweerderde verweten feiten, die ontoelaatbaar maken dat aan verweerder als advocaat nog (financiële) belangen van rechtzoekenden worden toevertrouwd; en
- de omstandigheid dat de aan verweerder verweten gedragingen op stelselmatige en structurele wijze plaatsvinden.
5.2 Hoewel wellicht (mede) persoonlijke omstandigheden als oorzaak zijn aan te wijzen voor de aan verweerder verweten handelingen, acht de raad vorenstaande dusdanig ernstig dat de raad de maatregel van schrapping van het tableau van verweerder gerechtvaardigd en geboden acht.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart alle onderdelen van het bezwaar gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van schrapping van het tableau.
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2009 door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. A. de Groot, M.L.F.J. Schyns, J.J. Trap, D.J.S. Voorhoeve, met bijstand van mr. W.A. Westenbroek als griffier.
Voorzitter Griffier
Deze beslissing is in afschrift op 28 juli 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607