Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-07-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0010
Zaaknummer
09-050d H
Inhoudsindicatie
Door willens en wetens onjuiste c.q. onvolledige informatie aan derden te verstrekken, heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager. Klacht gegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 28 juli 2009
in de zaak 09-050d H
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 19 februari 2009 binnengekomen klacht van:
k l a g e r
tegen:
mr.
v e r w e e r d e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 9 januari 2009 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Den Haag de klacht ter kennis gebracht van de raad van discipline in het ressort ’s-Gravenhage. Bij brief van 19 januari 2009 heeft de griffier van de raad het hof van discipline verzocht een andere raad aan te wijzen voor de behandeling van de klacht, aangezien de griffier en haar kantoor gemachtigde zijn van klager in de procedure waar de onderhavige klacht betrekking op heeft. Bij beslissing d.d. 17 februari 2009 heeft het hof van discipline, bij deze raad binnengekomen op 19 februari 2009, deze raad aangewezen voor behandeling van de klacht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 11 mei 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 9 in de bij die brief gevoegde inventarislijst alsmede van de brief met bijlage van klager aan de raad d.d. 6 mei 2009.
2 De klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder als raadsman van de voormalige echtgenote van klager bij de incassering van partneralimentatie willens en wetens onjuiste informatie aan een derde heeft verstrekt, waardoor klager schade heeft geleden, welke schade verweerder heeft geweigerd te vergoeden.
2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.
3 Feiten:
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is
verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Bij beschikking voorlopige voorzieningen d.d. 17 augustus 2006, gewijzigd bij beschikking d.d. 16 mei 2007 heeft de rechtbank Den Haag een door klager te betalen bedrag aan partneralimentatie vastgesteld.
3.2 Bij beschikking d.d. 16 mei 2007 heeft de rechtbank Den Haag de echtscheiding tussen klager en zijn (ex) echtgenote uitgesproken en een door klager te betalen bedrag aan partneralimentatie vastgesteld. De echtscheiding is op 26 september 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3 De (ex) echtgenote van klager heeft op 25 januari 2007 en op 7 februari 2007 executoriaal derdenbeslag laten leggen onder verzekeringsmaatschappij X en notariskantoor Y ter zake van achterstallige partneralimentatie op basis van de beschikking voorlopige voorzieningen d.d. 17 augustus 2006.
3.4 In februari 2008 zijn klagers aanspraken jegens verzekeringsmaatschappij X voor een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheidsverzekering met die maatschappij vastgesteld, welke uitkering viel onder genoemd derdenbeslag.
3.5 Bij brief van 7 maart 2008 heeft de toenmalige advocaat van klager, mr. V., verweerder meegedeeld dat het bedrag waarvoor ter zake van achterstallige alimentatie onder verzekeringsmaatschappij X beslag is gelegd, reeds op 25 januari 2007 vanuit het depot van de notaris is voldaan.
3.6 Bij brief van 7 maart 2008 aan verzekeringsmaatschappij X schrijft mr. V. onder meer:
“Onder verwijzing naar ons telefoongesprek van hedenmiddag doe ik u bijgaand toekomen een fotokopie van mijn brief aan [verweerder] van heden (bijl. 1). Tevens voeg ik bij een overzicht van betalingen uit het depot bij de notaris d.d. 12 oktober 2007 (bijl. 2). Daaruit kunt u afleiden dat op 25 januari 2007 een bedrag van € 44.428,83 is betaald aan Van Mastrigt en Partners. Voormeld bedrag ziet op de alimentatieberekening waarvoor op 25 januari 2007 beslag is gelegd onder [verzekerings¬maatschappij X].”
3.7 Bij brief van 20 maart 2008 heeft mr. V. verweerder onder meer het volgende geschreven:
“Tot op heden heb ik geen brief van u mogen ontvangen waarin u [verzekeringsmaatschappij X] meedeelt dat het beslag is opgeheven. Zoals u bekend is het bedrag van € 44.099,00 reeds op 25 januari 2007 volledig door uw cliënte verhaald op cliënt. Zover ik heb begrepen van cliënt zijn ook de overige termijnen uit het depot bij de notaris betaald. Met andere woorden er bestaat geen achterstand in de alimentatieverplichtingen. Handhaving van dit beslag, zonder valide reden is onrechtmatig. Cliënt houdt uw cliënt daarvoor aansprakelijk. Ik verzoek en zonodig sommeer uw cliënte dan ook het beslag per ommegaande op te heffen.”
3.8 Bij brief van 20 maart 2008 schrijft mr. V. verzekeringsmaatschappij X het volgende:
“Ik moge u verzoeken mij te bevestigen wanneer [verweerder] het derdenbeslag heeft opgeheven. Verder ga ik er vanuit dat [verzekeringsmaatschappij X] niet overgaat tot uitkering van de gelden aan mevrouw [R.] gelet op de inhoud van mijn schrijven aan u van 7 maart 2008 en mijn brief aan [verweerder] van 20 maart 2008.”
3.9 Blijkens een overzicht d.d. 3 april 2008 van deurwaarderskantoor Van Mastrigt en Partners aan het kantoor van de advocaat van klager is op 18 maart 2008 een bedrag van € 8.972,99 ter zake achterstallige alimentatie en betekenings- en executiekosten uit het saldo depot bij de notaris voldaan en resteert er op 18 maart 2008 een schuld aan alimentatie c.a. aan de (ex) echtgenoot van klager tot en met april 2008 van € 2.192,19.
3.10 Bij brief van 3 april 2008 van verzekeringsmaatschappij X aan klagers advocaat heeft verzekeringsmaatschappij X op 31 maart 2008 een bedrag van € 36.803,28 overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerders kantoor.
3.11 Bij brief van 10 april 2008 schrijft verzekeringsmaatschappij X aan klagers advocaat:
“Op 17 maart heb ik telefonisch contact gehad met GMW Advocaten. Mij is toen meegedeeld dat de vordering van mevrouw [R.] niet voldaan was en dat het beslag nog van kracht was.”
3.12 In zijn brief van 22 augustus 2008 erkent verweerder dat hetgeen zijn kantoorgenote
mr. K. heeft gedaan, onder zijn verantwoordelijkheid valt.
4 Beoordeling
4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.2 Desgevraagd heeft verweerder ter zitting de juistheid van het overzicht van deurwaarderskantoor Van Mastrigt en Partners erkend. Uit dat overzicht bleek dat de achterstand aan alimentatie op 17 maart 2008 een bedrag van € 11.165,18 bedroeg. Blijkens hetzelfde overzicht is op 18 maart 2008 een bedrag van € 8.972,99 uit het depot van de notaris voldaan. Gesteld noch gebleken is dat verweerder of zijn kantoorgenote verzekeringsmaatschappij X van deze laatste betaling op de hoogte heeft gesteld. Per 31 maart 2008 bedroeg de vordering terzake alimentatie derhalve maximaal een bedrag van
€ 2.192,10 en een bedrag van € 1.758,25 aan kosten. Op 31 maart 2008 heeft verzekeringsmaat¬schappij X op basis van het executoriaal derdenbeslag een bedrag van € 36.803,28 overgemaakt op de derdengeldrekening van verweerders kantoor.
4.3 Uit het klachtdossier en uit hetgeen ter zitting naar voren is gekomen is de raad van oordeel dat de mededeling van of namens verweerder op 17 maart 2008 aan verzekeringsmaatschappij X dat “de vordering van mevrouw [R.] niet voldaan was” zo niet onjuist was, dan wel onvolledig. Verweerder wist, althans had op 17 maart 2008 behoren te weten dat de vordering van zijn cliënte op dat moment niet meer bedroeg dan
€ 11.165,18, welk bedrag (aanmerkelijk) lager is dan het bedrag waarvoor onder verzekerings¬maatschappij X derdenbeslag was gelegd. Vervolgens is op 18 maart 2008 nog een bedrag van € 8.972,99 betaald, van welke betaling verweerder verzekerings¬maatschappij X evenmin op de hoogte heft gesteld. Voorts blijkt uit de zich in het klachtdossier bevindende correspondentie dat verweerder niet heeft gereageerd op schriftelijke verzoeken van klagers advocaat d.d. 7 en 20 maart 2008 om verzekerings¬maatschappij X over de gedane betalingen te informeren en het derdenbeslag op te heffen. Ten slotte is komen vast te staan dat verweerder de ten onrechte onder het beslag geïncasseerde gelden pas heeft teruggestort nadat hij aansprakelijk is gesteld. Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van de raad de conclusie gerechtvaardigd dat verweerder willens en wetens onjuiste c.q. onvolledige informatie aan derden heeft verstrekt. Door aldus te handelen heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de gerechtvaardigde belangen van klager en daarmee tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld.
Maatregel
Bij het opleggen van een maatregel overweegt de raad mede dat verweerder ter zitting geen enkele blijk heeft gegeven enig inzicht te hebben in het onjuiste van zijn handelen. De raad acht in verband daarmee de maatregel van berisping passend en geboden.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van berisping.
Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, E.J. Ferman,
J.R. Goppel, B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 juli 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 28 juli 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Den Haag
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC
Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan
uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke
kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de
indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden
toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607.