Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-03-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0777
Zaaknummer
08-273Alk
Inhoudsindicatie
Klager verwijt verweerder een door klager gestelde beroepsfout niet te hebben gemeld aan zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar; klacht ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 2 maart 2009
in de zaak 08-273Alk
______________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 3 oktober 2008 bij de raad binnengekomen klacht van:
De heer
k l a g e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 30 september 2008, door de raad ontvangen op 3 oktober 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 6 januari 2009 in aanwezigheid van partijen. Klager is bijgestaan door Mr., advocaat te Amstelveen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1. genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 tot en met 7, genoemd in de bij die brief ingevoegde inventarislijst en van de fax van verweerder, met bijlage, aan de raad gedateerd en ontvangen op 5 januari 2009.
2. Klacht
2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Ad-vocatenwet:
(a) na aansprakelijk te zijn gesteld door klager wegens het maken van een beroepsfout, heeft geweigerd de schade (tijdig) te melden aan zijn verzekeraar;
(b) ook een tweede schade, ondanks een verzoek van klagers gemachtigde, niet (tij-dig) aan zijn verzekeraar heeft gemeld.
3. Feiten
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1. Verweerder heeft voor klager een letselschadezaak behandeld en afgewikkeld. Op 16 december 1996 is terzake een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen klager en verzekeraar X.
3.2. De WAO-uitkering die klager ten tijde van de door verweerder behandelde zaak ontving, is bij besluit van 28 februari 2005 verlaagd.
3.3. Bij brief van 23 november 2005 heeft een opvolgend advocaat van klager, zijn gemachtigde in deze klachtprocedure, verweerder aansprakelijk gesteld voor het feit dat hij in de vaststellingsovereenkomst geen zogenoemde “WAO-clausule” had op-genomen.
3.4. Verweerder heeft bij brief van 28 februari 2006 gereageerd. Daarna is er tussen de gemachtigde van klager en verweerder telefonisch contact geweest. Vervolgens heeft de gemachtigde van klager verweerder bij brief van 9 maart 2006 nogmaals aansprakelijk gesteld, en hem daarbij geadviseerd die aansprakelijkstelling door te leiden naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.
3.5. Op 3 april 2006 heeft verweerder een brief van verzekeraar Y gedateerd 28 maart 2006 aan klagers gemachtigde gezonden. In die brief heeft verzekeraar Y aan ver-weerder bericht geen dekking te bieden omdat de bij die verzekeraar afgesloten be-roepsaansprakelijkheidsverzekering is ingegaan op 16 november 2001, en - kort gezegd - geen inloopdekking kent.
3.6. Bij brief van 5 april 2006 heeft de gemachtigde van klager bij verweerder geïnfor-meerd of hij in 1996 beschikte over een beroepsaansprakelijkheidsverzekering bij een andere verzekeraar dan verzekeraar Y. Bij diezelfde brief heeft de gemachtigde van klager verweerder erop gewezen dat, indien dat niet het geval zou zijn, verweer-der de schade in privé zou moeten dragen. Bij brief van 12 april 2006 heeft verweer-der hierop gereageerd en gemeld dat de verzekering die dekking bood in 1996 is overgenomen door een ander advocatenkantoor.
3.7. Bij brief van 12 oktober 2006 heeft klagers gemachtigde verweerder bericht over (een deel van) de door klager geleden schade. Daarbij is voorgesteld de schade van klager af te doen tegen betaling van een bedrag van € 7.606,- door verweerder. Ver-weerder heeft daarop niet gereageerd.
3.8. Bij brief van 14 mei 2007 heeft klagers gemachtigde verweerder, in aanvulling op de eerder gestelde schade van € 7.606,- , eveneens aansprakelijk gesteld voor schade die klager, naar hij heeft gesteld, zou hebben geleden als gevolg van het feit dat de fi-nanciering voor een door hem geplande verbouwing niet is rondgekomen. Dit was volgens klager het gevolg van het niet opnemen door verweerder van een WAO-clausule in de met verzekeraar X gesloten vaststellingsovereenkomst.
3.9. Bij brief van 23 mei 2007 heeft verweerder de door klager gestelde schadeposten gemeld aan verzekeraar Z. Verzekeraar Z heeft bij brief van 5 juni 2007 aan ver-weerder bericht dat de polis waaronder in 1996 dekking bestond in 2002 is beëin-digd, en dat er geen dekking is voor meldingen na de beëindigingsdatum. Bij brief van 4 juni 2007 heeft klagers gemachtigde de onderhavige klacht ingediend bij de deken.
4. Beoordeling klacht onderdeel (a):
4.1 Dit klachtonderdeel mist naar het oordeel van de raad feitelijke grondslag. Daarbij is van belang dat vast is komen te staan dat verweerder, zij het later dan door klagers gemachtigde gevraagd, de aansprakelijkheidsstelling namens klager aan zowel verze-keraar Y als verzekeraar Z heeft gemeld.
4.2 Ten overvloede wordt in dit kader nog het volgende opgemerkt. Uit het verhandelde ter zitting is de raad gebleken dat het klager te doen is om het verkrijgen van dekking door een verzekeraar van de beweerdelijk door hem geleden schade. Naar het oor-deel van de raad kan die bedoeling van klager - wat daar overigens ook van zij - bij de beoordeling van dit klachtonderdeel geen rol spelen.
5. Beoordeling klachtonderdeel (b):
5.1 Voor de opvatting dat het verweerder tuchtrechtelijk kan worden verweten dat hij gedurende de periode 14 mei tot en met 4 juni 2007 niet bevestigend heeft geant-woord op de bij brief van de gemachtigde van klager van 14 mei 2007 gestelde vraag, namelijk of de aansprakelijkheidsstelling was doorgezonden aan een verzekeraar, be-staat geen grond. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
6. Beslissing
De raad van discipline: verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door: mr. W.J. van Bennekom, voorzitter, mr. H.F. Doeleman, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. H.B. de Regt, mr. M.G.F. van Voorst tot Voorst, leden, met bijstand van mr. P.J. Mijnssen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2009.
voorzitter griffier
De beslissing is in afschrift op 3 maart 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Alkmaar
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in ze-venvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus132, 4840 AC Prin-senbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kan-tooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 – 548 46 07