Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-02-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0796
Zaaknummer
08-166U
Inhoudsindicatie
Advocaat handelt niet in strijd met art. 46 Advocatenwet door zijn cliënt toestemming te geven zijn kantooradres door te geven aan het GBA als correspondentieadres voor het eenmalig verstrekken van een uittreksel door die Gemeente. Ook het gebruik door cliënt in deze situatie van het kantooradres van zijn advocaat als correspondentieadres in brieven aan een wederpartij, is zonder dat de advocaat daar weet van heeft of toestemming daarvoor heeft gegeven, niet klachtwaardig.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 9 februari 2009
in de zaak 08-166U
_______________________________________________________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 9 juni 2008 bin-nengekomen klacht van:
de heer
k l a g e r
tegen
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1. Verloop van de procedure
1.1. Bij brief van 6 juni 2008, door de raad ontvangen op 9 juni 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2. De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 december 2008 in aanwezigheid van verweerder en klager, die werd bijgestaan door zijn raadsman. Van de behande-ling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3. De raad heeft kennisgenomen van de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en de stukken genummerd 1 t/m 8 met bijlagen, zoals vermeld in de bij de brief van 6 juni 2008 gevoegde inventarislijst, alsmede van de brief van verweerder van 19 augustus 2008 en de brief van de voormalig raadsman van klager aan de deken van 20 augustus 2008.
2. De klacht
2.1. De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder in strijd met art. 46 Advo-catenwet (i) ermee heeft ingestemd dat zijn cliënt in het GBA staat ingeschreven op het kantooradres van verweerder en (ii) zijn instemming heeft verleend aan verzen-ding door zijn cliënt van lasterbrieven met gebruikmaking van zijn kantoornaam en kantooradres.
3. De feiten
3.1. Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2. Een aantal vennootschappen van de cliënt van verweerder zijn in 2006 failliet ge-gaan. Hierna heeft hij de gemeente waar hij woonachtig is, verzocht om geheimhou-ding van zijn adres.
3.3. Klager heeft een geschil met de cliënt van verweerder en heeft op 22 september 2006 een dagvaarding laten betekenen aan het privéadres van de cliënt van verweer-der.
3.4. In november 2006 heeft de toenmalig raadsman van klager een uitreksel uit het GBA opgevraagd van de gemeente waar de cliënt van verweerder op dat moment woonachtig was.
3.5. De gemeente heeft de toenmalig raadsman van klager bij brief van 7 november 2006 geschreven dat zij de gevraagde gegevens zal verstrekken maar dat de gemeente met een wettelijke termijn van zes weken rekening moet houden die zij in dit geval in acht neemt waarna zij de gevraagde gegevens zullen verstrekken.
3.6. Bij brief van gelijke datum heeft de gemeente aan de cliënt van verweerder geschre-ven
“Onlangs stuurden wij u een brief omdat [voormalig raadsman klager] een uitreksel van uw persoonsgegevens bij ons had aangevraagd. Wij stelden u toen in de gelegenheid om uw
zienswijze hierover kenbaar te maken. U reageerde hierop door kenbaar te maken dat u niet wilde dat uw adresgegevens aan genoemd advocatenkantoor gegeven zouden worden”
“…”
“Om uw adres niet vrij te geven heeft u de mogelijkheid om woonplaats ten
kantore van uw advocaat te kiezen (domiciliekeuze). Op deze manier komt op een uitreksel uw naam, maar het adres van uw advocaat te staan, waardoor uw persoonlijke levenssfeer
onzer inziens niet onevenredig geschaad wordt.”
3.7. Op 18 december 2006 heeft de gemeente een uitreksel basisadministratie opgesteld met vermelding van naam, voornaam, geboortedatum en geboorteplaats van de cli-ent van verweerder. Als adres heeft de gemeente het kantooradres van verweerder vermeld zonder vermelding van de naam van het kantoor van verweerder met daar-achter “(Domicilie)”.
3.8. In oktober 2007 heeft de cliënt van verweerder per aangetekende post een brief aan klager op vier verschillende adressen verstuurd. In deze brieven heeft de cliënt als "correspondentieadres" de kantoornaam, verweerder's naam en zijn kantooradres vermeld. Verweerder was niet op de hoogte van het gebruik door zijn cliënt van zijn naam, kantoornaam en kantooradres en verweerder was ook niet op de hoogte van de inhoud van deze brief.
3.9. Bij brief van 19 oktober 2007 heeft de toenmalige raadsman van klager aan verweer-der geschreven:
“Uw cliënt, [X] heeft cliënt, [Y], op 4 verschillende adressen een brief gezonden waarin hij zeer ernstige beschuldigingen aan het adres van cliënt uit, en dreigt deze beschuldigingen (verder)
publiek te maken.
Uw cliënt gebruikt daarbij, met Uw kennelijke instemming, Uw kantooradres, en zelfs Uw kantoornaam, waardoor voor de buitenwacht de indruk wordt gewekt dat de brieven van Uw kantoor c.q. van U afkomstig zijn
(…)
Het is cliënt (en ondergetekende) reeds bekend dat Uw cliënt bij U domicilie heeft gekozen, wat al niet al te doen gebruikelijk is, doch het laten gebruiken van Uw kantoornaam en Uw eigen naam voor correspondentie tussen Uw cliënt en derden gaat, dunkt mij, veel te ver. Ik wijs U in dat kader op de gedragsregels 1 en 29”.
3.10. Verweerder heeft per brief van 22 oktober 2007 geantwoord op de brief van de voormalig raadsman van klager met de mededeling dat ook hij geen reden ziet waar-om zijn cliënt voor het verzenden van zijn brief aan klager gebruik maakt van zijn naam en adres en dat hij zijn cliënt daarop zal aanspreken.
3.11. De toenmalig raadsman van klager heeft vervolgens bij brief van 22 november 2007 de klacht tegen verweerder bij de Deken ingediend. Tijdens de procedure bij de de-ken heeft verweerder aan de toenmalig raadsman van klager per brief van 27 februa-ri 2008 het volgende geschreven:
“De afgelopen tijd heb ik nagedacht over de door u (namens uw cliënt) tegen mij ingediende klacht. Ook heb ik daarover van gedachten gewisseld met enkele verstandige beroepsgenoten.
Naar aanleiding daarvan ben ik tot de conclusie gekomen dat de vermelding van mijn adres in Gemeentelijke Basis Administratie van de gemeente [A] aanleiding kan geven voor verwarring omtrent mijn positie en tot vragen over de professionele distantie tot mijn cliënt. Ik geef toe, dat dit niet wenselijk is.
In verband daarmee heb ik cliënt inmiddels verzocht om mijn adres niet meer als zijn
correspondentie-adres te hanteren (waarvoor ik overigens nooit toestemming heb gegeven) en om de gemeente [A] te vragen mijn adres niet langer als zijn briefadres/domicilie te vermelden.
Voor zover mijn eerdere reactie de indruk heeft gewekt dat ik uw klacht niet serieus heb
genomen, bied ik daarvoor mijn verontschuldigingen aan. U had gewoon gelijk met de
opmerking dat deze situatie niet gebruikelijk en niet wenselijk is.
Hoewel mijn voortschrijdend inzicht geen invloed heeft op de vraag of de klacht terecht is
ingediend, zal ik een kopie van deze brief zenden aan de Deken, zodat deze brief aan het
dossier kan worden toegevoegd”.
3.12. De Deken heeft de toenmalig raadsman van klager per brief van 10 april 2008 ver-zocht of zij naar aanleiding van de brief van verweerder van 27 februari 2008 over kon gaan tot sluiting en archivering van het dossier. De reactie hierop kwam bij brief van 21 april 2008 waarin de toenmalig raadsman van klager de Deken berichtte geen toestemming van klager te hebben gekregen om de klacht in te trekken.
3.13. Per brief van 19 augustus 2008 heeft verweerder aan de raad kopie gestuurd van een aantal brieven van de gemeente [A] over de domicilie-inschrijving waaruit blijkt dat eenmalig melding is gemaakt van de domiciliekeus op het kantooradres van ver-weerder en dat het idee hiertoe van de gemeente [A] zelf afkomstig was.
4. Beoordeling van de klacht
4.1. Met betrekking tot het eerste klachtonderdeel, inhoudend dat verweerder kennelijk ermee in heeft gestemd dat zijn cliënt op zijn kantooradres stond ingeschreven, overweegt de raad het volgende. Niet aannemelijk is geworden dat de toestemming van verweerder aan zijn cliënt om melding te maken van zijn kantooradres, een ver-dere strekking heeft gehad dan voor eenmalig gebruik, te weten voor het verstrekken door de gemeente van een uitreksel aan de toenmalig raadsman van klager. Ook de omstandigheid dat het voorstel tot vermelding van het adres van verweerder op het uitreksel afkomstig was van de betreffende gemeente en niet van verweerder, maakt dat de raad tot het oordeel komt dat verweerder met het verlenen van zijn toestem-ming hiervoor niet klachtwaardig heeft gehandeld.
4.2. Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel, het met instemming van verweerder gebruiken van zijn kantoornaam en kantooradres voor het verzenden van corres-pondentie door zijn cliënt, overweegt de raad het volgende. Niet is gebleken dat de cliënt van verweerder meer of andere brieven heeft verzonden met gebruikmaking van de kantoornaam en het kantooradres van verweerder dan de ongedateerde brief die ter zitting van de raad is overhandigd en aan het proces-verbaal is gehecht. Deze brief was gericht aan klager en verzonden naar (in totaal) vier zakelijke en privé-adressen van klager. Niet is gebleken dat verweerder betrokken was bij het opstellen van deze brief, kennis had van de inhoud van deze brief voordat deze werd verzon-den noch dat hij hiervoor toestemming had verleend. Ook is niet gebleken dat aan het kantooradres van verweerder zogenaamde “berichten van ontvangst” zijn terug-gestuurd, waaruit verweerder eerder kennis had kunnen dragen van het gebruik van zijn kantoornaam en adres door zijn cliënt. Vast staat dat verweerder, zodra hij via de toenmalig raadsman van klager kennis nam van de door zijn cliënt verzonden brief en het gebruik door cliënt van zijn kantoornaam en kantooradres, zijn cliënt daarop heeft aangesproken waarna cliënt niet meer op deze wijze gebruik heeft ge-maakt van het kantooradres en de kantoornaam van verweerder. Nu verweerder ook niet betrokken was bij de verzending van de brief kan hem niet verweten worden geen afstand te hebben genomen van de inhoud van deze brief. Nu de handelwijze van verweerder geen overtreding van artikel 46 Advocatenwet of enige gedragsregel oplevert, is ook dit klachtonderdeel ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in zijn beide onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. A. Gerritsen-Bosselaar, P.W.M. Huisman, B.C. Romijn, M.J. Westhoff, leden, met bijstand van mr. L.C. Dufour als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2009.
De voorzitter is buiten staat griffier
deze beslissing te ondertekenen
Deze beslissing is in afschrift op 9 februari 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het beroep moet binnen een termijn van ¬30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het be-roep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zeven-voud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prin-senbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uit-sluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 4608. Tegelijkertijd met de in-diening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de grif-fie van Hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607.