Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-09-2009
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2009:YA0034
Zaaknummer
5417
Inhoudsindicatie
Verweerder had zich als deken uit instructie moeten terugtrekken toen zijn rol in achterliggende procedure als rechter plaatsvervanger hem bekend werd.
Uitspraak
11 september 2009
No. 5417
Hof van Discipline
Beslissing
Naar aanleiding van het hoger beroep van
klager,
tegen:
verweerder.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 9 februari 2009, onder nummer B122-2008, aan partijen toegezonden op 10 februari 2009, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen is op 24 februari 2009 ter griffie van het hof ontvangen.
2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- de stukken van de eerste aanleg.
2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 19 juni 2009, waar klager en verweerder zijn verschenen.
3. De klacht
3.1 De raad heeft de klacht als volgt omschreven:
1. Verweerder heeft een dubbelrol gespeeld, doordat hij enerzijds als rechter betrokken is geweest bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving van klager en anderzijds als Deken betrokken is geweest bij de klachten die hieruit zijn voortgekomen;
2. Verweerder heeft aan klager verzocht voorafgaand aan de zitting een pleitnota toe te zenden, met als gevolg dat de verwerende partij zich beter kon voorbereiden op de zitting dan klager.
3.2 Het hof verstaat dat in klachtonderdeel 2 met ‘de zitting’ is bedoeld de zitting van de raad, waarop een eerder door klager tegen een andere advocaat ingediende klacht zou worden behandeld.
3.3 Tegen de hiervoor in 3.1 vermelde klachtomschrijving is door geen van de partijen bezwaar gemaakt.
4. De feiten
4.1 Het volgende is komen vast te staan:
Een door klager tegen mevrouw mr. X. ingediende klacht is door verweerder als Deken onderzocht, in welk kader hij om toezending van de pleitnota van klager heeft gevraagd.
De tegen mevrouw mr. X. ingediende klacht zag op haar optreden, als advocaat van klager, bij de rechter-commissaris die de door de Officier van Justitie jegens klager ingediende vordering tot inbewaringstelling heeft behandeld. De rechter-commissaris heeft die vordering toegewezen en vervolgens heeft de raadkamer van de rechtbank te 's Hertogenbosch op 14 april 2004 de vordering tot gevangenhouding toegewezen. Verweerder heeft indertijd als plaatsvervangend rechter deel uitgemaakt van de raadkamer van de rechtbank te 's Hertogenbosch die de vordering op 14 april 2004 heeft toegewezen.
4.2 Klager heeft in het kader van het onderzoek door verweerder als Deken naar de klacht die klager had ingediend tegen mr. van de X. bij brief van 6 juli 2007 aan verweerder gevraagd of hij op 14 april 2004 deel uitmaakte van de raadkamer die toen besliste over de vordering tot gevangenhouding van klager. Klager stelde in zijn brief:
"Indien Uw antwoord mijn vrees bevestigt, verzoek en adviseer ik U het dossier over te dragen aan een onafhankelijke deken."
4.3 Bij brief van 9 juli 2007 bevestigde verweerder de ontvangst van de brief van klager en deelde hem mee, dat hij eerst zou reageren zodra hij de eerder reeds aan klager gevraagde pleitnota zou hebben ontvangen.
4.4 Bij brief van 24 augustus 2007 zond klager verweerder zijn pleitnota (die in totaal uit 96 pagina's bestond) en voegde daaraan toe:
"Tevens dien ik middels dit schrijven een klacht in tegen uw persoon. In mijn pleitnota is uw dubbelrol meer dan duidelijk weergegeven".
4.5 Bij brief van 30 augustus 2007 schreef een stafjurist van het bureau van de orde namens verweerder :
"Hierbij bevestig ik u de goede ontvangst van uw brief van 24 augustus 2007 met de pleitnota.
Conform uw verzoek worden de klachtdossiers ter behandeling doorgestuurd aan de Raad van Discipline. U ontvangt hierover nader bericht."
4.6 Het hof gaat uit van deze feiten die in hoger beroep niet zijn bestreden.
5. De beoordeling
5.1 In zijn appelmemorie verzoekt klager het hof om een volledige heroverweging aan de hand van het dossier.
5.2 Centraal in de klacht staat – zakelijk weergegeven - dat verweerder, zodra hij door middel van de brief van klager van 6 juli 2007 er kennis van kreeg dat hij in april 2004 (vóór de aanvang van zijn dekenaat) als rechter-plaatsvervanger deel uitgemaakt had van de raadkamer die besliste over de gevorderde gevangenhouding van klager, zich aan de verdere behandeling van klagers klacht had dienen te onttrekken.
5.3 Zoals de raad met juistheid heeft overwogen staat volgens vaste tuchtrechtspraak het handelen van een Deken in beginsel niet ter beoordeling van de tuchtrechter. Uitzondering hierop is dat de Deken bij het uitoefenen van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen van derden in de rechtshulp door de Deken of het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen wordt geschaad. In zulke gevallen zal sprake kunnen zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.4 Verweerder was als rechter-plaatsvervanger werkzaam vóór de aanvang van zijn dekenaat en in die periode was er voor hem geen beletsel als rechter-plaatsvervanger op te treden. Het hof acht aannemelijk en alleszins begrijpelijk – mede gezien het tijdsverloop tussen de beslissing tot gevangenhouding en het indienen van de klacht - dat verweerder zich niet terstond heeft gerealiseerd dat hij vóór de klacht bij een beslissing ten aanzien van klager betrokken was geweest.
5.5 Het hof acht het echter wel tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder zich niet onmiddellijk na de ontvangst van de brief van klager van 6 juli 2007 aan de verdere behandeling van de klacht heeft onttrokken, doch verkoos zijn reactie op die brief uit te stellen tot na de ontvangst van de aan klager gevraagde pleitnota. Uit geen enkel stuk blijkt dat verweerder op enig moment het onderzoek naar de klacht heeft overgedragen aan een ander lid van de raad van toezicht terwijl uit het herhaald opvragen van de pleitnota van klager en uit de namens verweerder aan klager geschreven brief van 30 augustus 2007 eerder het tegendeel zou kunnen worden afgeleid.
5.6 De advocaat die een functie vervult bij enig college dat met rechtspraak of beslechting van geschillen op andere wijze is belast, onthoudt zich van elke bemoeienis met een zaak waarin hij in die functie werkzaam is, is geweest of zal worden. Zodra verweerder door klager erop opmerkzaam was gemaakt dat hij eerder als rechter-plaatsvervanger was opgetreden in een zaak waaruit de onderhavige klacht was voortgekomen, had verweerder de behandeling van de klacht van klager direct moeten overdragen aan een ander lid van de raad van toezicht en dit aan klager moeten melden. Door dit na te laten heeft verweerder de schijn gewekt dat van een onafhankelijk onderzoek door verweerder van de klacht geen sprake was, waardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. In zoverre acht het hof klachtonderdeel 1 gegrond en zal het de beslissing van de raad vernietigen.
5.7 Met betrekking tot klachtonderdeel 2 heeft het onderzoek in hoger beroep niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad waarmee het hof zich verenigt.
5.8 Nu het onderzoek van verweerder naar de klacht zich heeft beperkt tot het opvragen van een pleitnota van klager en doorzending van de klacht aan de raad en niet is gebleken dat klager enig nadeel heeft ondervonden van het (summiere) onderzoek door verweerder, ziet het hof geen aanleiding aan verweerder een maatregel op te leggen.
6. De beslissing
Het hof:
- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort 'sHertogenbosch van 9 februari 2009, gewezen onder nummer B112-2008 voorzover daarbij klachtonderdeel 1 ongegrond is bevonden;
en in zoverre opnieuw beslissende:
- verklaart klachtonderdeel 1 alsnog gegrond;
- bekrachtigt de beslissing van de raad voor het overige.