Rechtspraak
Uitspraakdatum
20-01-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0409
Zaaknummer
07-307A
Inhoudsindicatie
Klaagster verwijt verweerder dat hij het medisch dossier van klaagster naar een zenuwarts heeft gezonden, zich jegens klaagster onjuist en onnodig grievend en kwetsend heeft geuit, en de rechtbank onjuiste informatie heeft verstrekt. De raad is van oordeel dat verweerder niet klachtwaardig heeft gehandeld door het medisch dossier ter beoordeling naar een zenuwarts te sturen. Daarbij heeft verweerder zich niet schuldig gemaakt aan nodeloos grievende uitlatingen dan wel aan het anderszins onnodig of onevenredig schaden van de belangen van klaagster door het rapport vervolgens in het geding te brengen. Ten slotte kan niet worden gesteld dat verweerder de rechtbank onjuist heeft voorgelicht. De klacht is ongegrond.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 20 januari 2009
in de zaak 07-307A
____________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 25 oktober 2007 binnengekomen klacht van:
Mevrouw mr. drs.
k l a a g s t e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 9 december 2006 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend.
1.2 Bij brief van 23 oktober 2007, welke door de raad is ontvangen op 25 oktober 2007, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement te Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam van 17 november 2008 in aanwezigheid van partijen. Verweerder werd bijgestaan door mr. X en klaagster door mr. Y.
1.4 Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.2 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 13, genoemd in de bij die brief gevoegde inventarislijst.
De klacht
2.1 De klacht houdt in dat door verweerder in strijd met artikel 46 van de Advocatenwet is gehandeld door:
1a) het medisch dossier van klaagster, zonder daartoe gerechtigd te zijn, te zenden naar een zenuwarts. Deze zenuwarts heeft een slechte reputatie en een klacht van klaagster jegens hem is door het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gegrond bevonden. De uitspraak is gepubliceerd is Medisch Contact.
1b) aan het rapport van deze zenuwarts, die dit binnen negen dagen opstelde, verspreiding te geven, hoewel verweerder wist – aldus klaagster – dat dit rapport niet deugde.
2) zich jegens en over klaagster onjuist en onnodig grievend en kwetsend te uiten.
3) de Rechtbank onjuiste informatie te verstrekken.
Feiten
3.1 Voor de beoordeling van de klacht, kan gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.2 Klaagster is in 1989 het slachtoffer geworden van een medische (operatie-)fout. Zonder noodzaak – althans op dat moment – heeft de medisch specialist een totaalextirpatie uitgevoerd. Daarover was met klaagster geen overleg gevoerd en klaagster had daarvoor geen toestemming gegeven. Het gevolg van de ingreep is geweest dat klaagster geen kinderen meer kon krijgen. Dit heeft bij haar geleid tot lichamelijke en geestelijke klachten.
3.3 De behandelend medisch specialist was tegen de gevolgen van beroepsaansprakelijkheid verzekerd bij Centraal Beheer. Met het oog op de procedure heeft klaagster de medische adviseur van Centraal Beheer gemachtigd kennis te nemen van de informatie van haar behandelend artsen.
3.4 Ter vaststelling van het causaal verband tussen de gemaakte fout en de gevolgen voor klaagster heeft klaagster op verzoek van de medisch adviseur van Centraal Beheer een medisch deskundigenonderzoek ondergaan. Over de persoon van deze deskundige, over de aan deze te verstrekken medische stukken en over de voor te leggen vragen is met klaagster overleg gepleegd. De deskundige rapporteerde op 3 juni 1996 dat er causaal verband bestond tussen de operatiefout en de door klaagster ondervonden gevolgen.
3.5 Van medio 2000 tot medio 2006 zijn de medisch specialist en Centraal Beheer bijgestaan door verweerder. Partijen hebben geruime tijd onderhandeld over vergoeding van de door klaagster geleden schade. Centraal Beheer is gedurende deze onderhandelingen overgegaan tot het betalen van aanzienlijke voorschotbedragen. Nadat de onderhandelingen op niets waren uitgelopen, is klaagster in januari 2003 een gerechtelijke procedure begonnen. In deze procedure werd pleidooi bepaald op 21 oktober 2004. Ter voorbereiding op dit pleidooi heeft verweerder een zenuwarts om een nadere toelichting op het deskundigenrapport verzocht. Het rapport van deze zenuwarts is door verweerder in de procedure gebracht.
De beoordeling van de klacht
4.1 De raad stelt voorop dat de advocaat een grote mate van vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid vindt alleen zijn begrenzing erin dat (1) de advocaat zich niet nodeloos grievend dient uit te laten over de wederpartij, (2) zich dient te onthouden van het poneren van stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen en (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend.
4.2 Met betrekking tot klachtonderdeel 1a is de raad van oordeel dat verweerder niet klachtwaardig heeft gehandeld door het medisch dossier ter beoordeling of het rapport lege artis was opgesteld naar een zenuwarts te sturen. Ter zitting is door klaagster ook bevestigd dat verweerder het deskundigenrapport door de zenuwarts mocht laten toetsen. Klachtonderdeel 1a is ongegrond.
4.3 Met betrekking tot klachtonderdeel 1b merkt de raad op dat het niet zorgvuldig is van verweerder dat hij de fouten in het rapport van de zenuwarts niet heeft onderkend. De raad is echter van oordeel dat verweerder zich niet schuldig heeft gemaakt aan nodeloos grievende uitlatingen dan wel aan het anderszins onnodig of onevenredig schaden van de belangen van klaagster door het rapport in het geding te brengen. Daarbij is de raad van mening dat enkel wanneer het voor verweerder evident zou zijn geweest, dat het rapport onbruikbaar was vanwege feitelijke onjuistheden, hem verweten zou kunnen worden dat hij het rapport in het geding heeft gebracht. Dit is niet komen vast te staan. Voor wat betreft de stelling dat het aan verweerder kan worden verweten is dat het rapport onder het bereik is gekomen van medewerkers op diverse afdelingen van het kantoor van verweerder, van de rechtbank, van het kantoor van de advocaat van klaagster, van Centraal Beheer en van de door Centraal Beheer ingeschakelde externe adviseurs, is de raad van oordeel dat dit niet aan verweerder te wijten is. Ook hierbij geldt dat verweerder een grote vrijheid heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen, ook als hiervan de consequentie is dat een dergelijk rapport onder het bereik van verschillende partijen komt. Daarbij komt dat verweerder het rapport niet rechtstreeks onder het bereik van deze partijen heeft gebracht. Klachtonderdeel 1b is ongegrond.
4.4 Klachtonderdeel 2 houdt in dat verweerder zich onnodig grievend en kwetsend over klaagster heeft geuit, niet alleen door het rapport van de zenuwarts in het geding te brengen maar ook door de standpunten die verweerder in de procedure heeft ingenomen. De raad is van oordeel in het kader van de grote vrijheid die verweerder heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen, hem niet kan worden verweten dat hij heeft getracht de rechter te overtuigen van het standpunt van zijn cliënt. De raad is van mening dat verweerder zich daarbij niet nodeloos grievend over klaagster heeft uitgelaten zodat klachtonderdeel 2 ongegrond is.
4.5 Klachtonderdeel 3 houdt in dat klaagster zich op het standpunt stelt dat verweerder door tijdens het pleidooi te hebben betoogd dat zijn cliënte er voor heeft gekozen om onder voorbehoud van rechten aan klaagster betalingen te doen onjuiste gegevens aan de rechter te hebben verstrekt. De raad is echter van oordeel dat de aan de rechtbank verstrekte informatie reeds besloten lag in de tussen partijen gevoerde correspondentie. Dit leidt er toe dat niet kan worden gesteld dat verweerder de rechtbank onjuist heeft voorgelicht door zich op het standpunt te stellen dat onder voorbehoud van rechten betalingen aan klaagster zijn gedaan. Klachtonderdeel 3 is ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen 1 tot en met 3 ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. H.F. Doeleman, mr. A. de Groot, mr. B.E. van der Molen en mr. H.B. de Regt, leden, met bijstand van mr. I.J. de Laat als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 januari 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2009 per aangete¬kende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline door:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076 – 548 46 08. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
d. Telefonische informatie
076 – 548 46 07