Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-03-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0770
Zaaknummer
08-251U
Inhoudsindicatie
Verzet ongegrond. Kwaliteit van dienstverlening. Tegenover de verwijten van klager m.b.t de advisering van verweerder over de te treffen beëindigingsregeling heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet waarom hij de zaak heeft aangepakt zoals hij heeft gedaan. Deze aanpak komt de raad niet kennelijk onjuist voor. Verweerder heeft voorts de door hem de nemen stappen in het onderhandelingstraject met de werkgever van klager in diverse besprekingen met klager en per e-mail aan klager uiteengezet.
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 2 maart 2009
in de zaak 08-251 U
___________________________
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad op de klacht van:
de heer drs.
k l a g e r
tegen:
de heer mr.
v e r w e e r d e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 15 september 2008, door de raad ontvangen op 16 september 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 9 oktober 2008 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing eveneens op 9 oktober 2008 aan klager is verzonden.
1.3 Bij brief van 11 oktober 2008, door de raad ontvangen op 13 oktober 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter. Klager heeft de gronden van het verzet bij brief van 17 oktober 2008, door de raad ontvangen op 20 oktober 2008, aangevuld.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2008 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter en van de stukken waarop deze blijkens de tekst daarvan is gewezen en van het verzetschrift van klager van 11 oktober 2008, aangevuld bij brief van 17 oktober 2008.
2 Klacht/het verzet
2.1 De klacht, die ter zitting is teruggebracht tot drie onderdelen, houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:
a) ondanks het uitdrukkelijk verzoek daartoe van klager niet is verschenen bij de bespreking tussen klager en diens werkgever op dinsdag 19 september 2006;
b) klager onjuist heeft geadviseerd m.b.t. de hoogte van de ontbindingsvergoeding, die klager in een arbeidsgeschil met diens werkgever van zijn werkgever zou moeten eisen;
c) met de echtgenote van klager telefonisch heeft gesproken over het arbeidsconflict tussen klager en diens werkgever.
2.2 Door aldus te handelen dan wel na te laten heeft verweerder, aldus klager, de norm neergelegd in artikel 46 Advocatenwet overtreden en heeft hij niet die zorg betracht die jegens de cliёnt in acht diende te worden genomen, althans heeft hij gehandeld op een wijze die een behoorlijk advocaat niet betaamt.
2.3 Het verzet houdt, zakelijk weergegeven, in dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht ten onrechte ongegrond heeft verklaard.
3 Feiten
Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.
3.1 Verweerder is als advocaat werkzaam bij de juridische dienst van een vakbond, waarvan klager lid is. Verweerder heeft klager vanaf september 2006 bijgestaan in een arbeidsconflict tussen klager en diens werkgever. Op 19 september 2006 heeft er tussen klager en diens werkgever een gesprek plaatsgevonden. Dit gesprek was reeds gepland voordat verweerder bij de zaak betrokken raakte. Verweerder was niet aanwezig bij het gesprek. Klager heeft zich tijdens dit gesprek laten bijstaan door een andere advocaat.
3.2 Verweerder heeft - in overleg met klager - met de werkgever van klager onderhandelingen gevoerd over een beëindigingsregeling. In dat kader hebben er verschillende besprekingen met klager en diens werkgever plaatsgevonden. Verweerder heeft op enig moment telefonisch contact gezocht met klager teneinde te overleggen over door klager aan hem gestuurde berekeningen betreffende een financiële regeling. Klager was niet thuis, zodat verweerder de echtgenote van klager aan de telefoon kreeg.
3.3 Klager heeft zich op 8 februari 2007 bij het hoofd van de juridische dienst beklaagd over de wijze waarop verweerder zijn belangen tot dan toe had behandeld. Aan klager is vervolgens aangeboden dat de zaak aan een andere jurist van de juridische afdeling zou worden overgedragen. Klager heeft van dit aanbod geen gebruik gemaakt en heeft zich tot een andere advocaat gewend.
4 Beoordeling van het verzet/de klacht
4.1 Verweerder heeft tegen het verwijt van klager dat hij aanwezig had moeten zijn bij de bespreking tussen klager en diens werkgever op 19 september 2006 ingebracht dat hij klager heeft laten weten dat hij op die datum verhinderd was en dat klager in goed overleg heeft besloten een andere advocaat in de arm te nemen, die de bespreking zou bijwonen. De raad is (net als de plaatsvervangend voorzitter) gelet op deze gemotiveerde weerlegging en bij gebreke van bewijsstukken ter ondersteuning van het standpunt van klager niet in staat te beoordelen of verweerder, zoals klager hem verwijt, ondanks het verzoek van klager niet aanwezig was bij de bewuste bespreking. In die omstandigheden kan niet geconcludeerd worden dat verweerder in dit opzicht een tuchtrechtelijk verwijt valt te maken.
4.2 Ten aanzien van de klacht dat verweerder met de echtgenote van klager telefonisch heeft gesproken over het arbeidsconflict tussen klager en diens werkgever overweegt de raad dat hij gelet op de tegengestelde verklaringen van verweerder en klager hieromtrent niet kan vaststellen wat er tijdens dit telefoongesprek precies is gezegd. De raad kan dan ook niet tot het oordeel komen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
4.3 Terecht heeft de plaatsvervangend voorzitter tot uitgangspunt genomen dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat de cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel en niet bereid is. Van tuchtrechtelijk laakbaar handelen is in het algemeen pas sprake als een advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
4.4 Tegenover de verwijten van klager m.b.t de advisering van verweerder over de te treffen beëindigingsregeling heeft verweerder gemotiveerd uiteengezet waarom hij de zaak heeft aangepakt zoals hij heeft gedaan. Deze aanpak komt de raad niet kennelijk onjuist voor. Verweerder heeft voorts de door hem de nemen stappen in het onderhandelingstraject met de werkgever van klager in diverse besprekingen met klager en per e-mail aan klager uiteengezet.
4.5 Met de plaatsvervangend voorzitter is de raad derhalve van oordeel dat het dossier geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat verweerder de belangen van klager kennelijk onjuist heeft behartigd.
4.6 Op basis van het voorgaande is de raad van oordeel dat het door klager ingestelde verzet niet kan slagen en dat de plaatsvervangend voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond heeft bevonden.
4.7 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klachten en moet het verzet dan ook ongegrond worden verklaard.
BESLISSING:
De raad van discipline:
- verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mr. A. de Groot, mr. B.E. van der Molen, mr. H.B. de Regt en mr. J.J. Trap, leden, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 maart 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld.