Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-11-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2009:YA0466
Zaaknummer
R. 3231/09.63
Inhoudsindicatie
Overlegging in rechte van brief van een voorgaande advocaat aan een partij in een nog niet aangevangen scheidingsbemiddeling. Niet klachtwaardig. Geen verplichting tot geheimhouding. Klacht ongegrond.
Uitspraak
PROCEDUREVERLOOP
1.1 Bij brief van 26 september 2008 heeft mr. D. een klacht ingediend tegen verweerster. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Deze heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 20 april 2009.
1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.
1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 7 september 2009. Ter zitting zijn mr. D. en verweerster verschenen. Verweerster werd bijgestaan door mr. R. Wybenga, advocaat te Rotterdam, die een pleitnota heeft overgelegd.
FEITEN
2.1 Verweerster verleent als opvolgend advocaat rechtsbijstand aan mevrouw S. terzake van geschillen in het kader van een echtscheidingsprocedure. De ex-echtgenoot van mevrouw S., klager, wordt bijgestaan door mr. D., die ook opvolgend advocaat is.
2.2 Tot augustus 2005 werd klager bijgestaan door mr. S.
2.3 Op 1 augustus 2005 heeft mr. S. op haar kantoor een bespreking gevoerd met mevrouw S. en klager Naar aanleiding hiervan heeft mr. S. per brief van 2 augustus 2005, hierna: “de Brief”, de inhoud van de bespreking bevestigd.
2.4 In de Brief deelt mr. S. onder meer het volgende mee:
“ Daarbij is gesproken over het gegeven dat ik optreed voor (klager, RvD) en hebben jullie aangegeven om het traject te vervolgen in een bemiddelingssituatie. Jullie hebben beiden aangegeven door te willen gaan met de bemiddeling, zodat ik de bemiddelingsovereenkomsten aan klager stuur met het verzoek deze door hem en door (mevrouw S, RvD) te laten ondertekenen en daarna aan mij te retourneren.”
Voorts heeft mr. S. in die brief een aantal tussen mevrouw S. en klager in onderling overleg al gemaakte afspraken samengevat.
2.5 Bij brief van 8 augustus 2005 heeft mevrouw S. aan mr. S. meegedeeld dat zij geen gebruik maakte van haar diensten als bemiddelaar/mediator. Zij deelde tevens mee dat zij met het door mr. S. opgestelde verslag van het gesprek niet akkoord ging.
2.6 Hierna heeft mevrouw S. zich achtereenvolgens gewend tot mr. Van Z., mr. K. en verweerster.
2.7 Mr. S. heeft zich als advocaat van klager teruggetrokken, waarna mr. D. diens belangen is gaan behartigen.
2.8 In september 2005 is door mevrouw S. en klager bij een andere advocaat (dan de hiervoor genoemde) een bemiddelingsovereenkomst getekend. Tot uitvoering daarvan is het niet gekomen omdat klager zich terugtrok.
2.9 In een procedure welke in hoger beroep bij het Gerechtshof Arnhem aanhangig is gemaakt, heeft verweerster de Brief in het geding gebracht.
2.10 Voorafgaande aan het in het geding brengen van de brief heeft verweerster het advies gevraagd van bovengenoemde Deken te Rotterdam. De Deken heeft bij brief van 4 september 2008 zijn standpunt aan verweerster en mr. D. meegedeeld.
KLACHT
3.1 De klacht behelst het volgende verwijt:
Verweerster heeft niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt door in een procedure bij het Hof Arnhem namens haar cliënte enkele documenten over te overleggen die betrekking hebben op een eerder door mevrouw S. en klager gevolgd bemiddelingstraject. Mevrouw S. en klager hadden zich in het kader van het bemiddelingstraject verbonden tot geheimhouding. Door de documenten in rechte over te overleggen is verweerster in haar verantwoordelijkheid als advocaat tekort geschoten.
VERWEER
4. Verweerster heeft zich gemotiveerd tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
BEOORDELING VAN DE KLACHT
5.1 Door verweerster is tijdens het dekenonderzoek aan de orde gesteld dat de klacht door mr. D. is ingediend en verweerster heeft een vraagteken gesteld bij het belang van mr. D. bij de klacht, daar zij niet had vermeld dat zij de klacht namens Klager indiende.
In de repliek heeft mr. D. uitdrukkelijk gesteld dat zij namens Klager klaagt onder verwijzing naar de tussen haar en verweerster gevoerde correspondentie.
In de dupliek is verweerster hier niet meer op ingegaan.
De Raad houdt het er daarom voor dat de klacht namens Klager is ingediend.
Klager heeft blijkens de onderbouwing van de klacht enig belang daarbij. Overigens heeft mr. D. dat ook, gelet op haar taak om de belangen van klager in de litigieuze kwestie te behartigen.
5.2 In het algemeen geldt dat slechts in uitzonderlijke gevallen een wederpartij (of diens advocaat) met succes kan klagen over de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn cliënt behartigt. Het tuchtrecht dient er niet toe de advocaat in het voordeel van de wederpartij te beperken in zijn vrijheid zijn cliënt bij te staan op een wijze die hem en de cliënt goeddunkt. Zo staat het een advocaat vrij in het belang van zijn cliënt, zoals die cliënt dat ziet, een bepaald standpunt in te nemen, ook indien dat standpunt achteraf feitelijk of juridisch onjuist zou blijken te zin. Die vrijheid is echter niet onbeperkt. Zo dient de advocaat, indien zijn cliënt en de wederpartij zich in het kader van een mediationovereenkomst hebben verbonden tot geheimhouding, deze geheimhouding te respecteren.
5.3 Bepalend voor de vraag of het verweerster vrij stond de Brief, die niet is aan te merken als confraternele correspondentie, in het geding te brengen is of tussen mevrouw S. en klager in het gesprek bij mr. S. vertrouwelijkheid of geheimhouding is overeengekomen met betrekking tot de inhoud van dat gesprek en de uitkomst ervan. Blijkens de stukken heeft mr. S. de Brief beschouwd als bevestiging van (de uitkomst van) het gesprek.
5.4 De Raad merkt op dat de Brief in dit dossier de enige bron van informatie over de inhoud van het gesprek van 1 augustus 2005 is. Mr. D. is er niet bij aanwezig geweest. Verweerster evenmin.
5.5 Uitgangspunt bij de beoordeling is dat, indien partijen, al dan niet in het bijzijn van hun raadslieden, hun bespreking voeren, zij niet tot geheimhouding van het besprokene verplicht zijn. Slechts dan zijn zij daartoe verplicht, indien geheimhouding voor, tijdens of na het gesprek wordt overeengekomen.
5.6 Een vFAS-bemiddelingsoverenkomst regelt uitdrukkelijk de vertrouwelijkheid en de geheimhouding met betrekking tot de inhoud van de bemiddeling.
Vaststaat dat mr. S. als bijlage bij de Brief aan klager een bemiddelingsovereenkomst heeft meegezonden. Mevrouw S. is echter niet tot ondertekening daarvan overgegaan en heeft uitdrukkelijk aan mr. S. te kennen gegeven geen gebruik te maken van haar diensten als bemiddelaar/mediator.
5.7 Over de aard van het gesprek van 1 augustus 2005 is in de brief vemeld dat gesproken is over het gegeven dat mr. S. optrad voor klager en dat klager en mevrouw S. hadden aangegeven om het traject te vervolgen in een bemiddelingssituatie. Tot dat doel heeft mr. S. bemiddelingsovereenkomsten aan klager gestuurd met het verzoek deze door hem en door mevrouw S. te laten ondertekenen en daarna aan mr. S. te retourneren.
5.8 Uit het voorgaande volgt dat niet is komen vast te staan dat in het gesprek van 1 augustus 2005 vertrouwelijkheid of geheimhouding is besproken en nog minder overeengekomen.
In dit verband acht de Raad van belang dat in de gedragsregels van de vFas (regel 3) is bepaald dat de mediator de mediation pas begint nadat die zich ervan heeft vergewist dat de partners van de mediationovereenkomst kennis hebben genomen en met de inhoud daarvan akkoord gaan.
5.9 Op grond hiervan moet ervan worden uitgegaan dat op mevrouw S. geen geheimhoudingsverplichting rust waar het gaat om het gesprek van 1 augustus 2005 of de bevestiging van (de uitkomst van) het gesprek in de Brief.
Dit leidt tot de slotsom dat het verweerster vrij stond de Brief in het geding te brengen zoals zij heeft gedaan.
5.10 De klacht is ongegrond.
BESLISSING
6.1 De Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen op 7 september 2009 door mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. J.H.M. Nijhuis, mr. A.A.J. Maat, mr. N.J. van der Giessen, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2009.
griffier voorzitter
Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.
U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.
Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.