Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-10-2009
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0123
Zaaknummer
09-106U
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. Behoorlijk behandelen van de zaak. Tijdig instellen Hoger Beroep? Klacht ongegrond.
Inhoudsindicatie
Uitspraak
RAAD VAN DISCIPLINE
in het ressort Amsterdam
BESLISSING d.d. 19 oktober 2009
in de zaak 09-106 U
---------------------------------------------------------------------------
De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 16 april 2009 binnengekomen klacht van:
De heer A.
k l a g e r
tegen:
De heer mr.
v e r w e e r d e r
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 14 april 2009, door de raad ontvangen op 16 april 2009, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 26 augustus 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van de in paragraaf 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 20 genoemd in de bij deze brief gevoegde inventarislijst.
2 Klacht
2.1 De klacht van klager houdt samengevat en zakelijk weergegeven in, dat verweerder in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld door de door klager aangebrachte zaak niet naar behoren te behandelen. Naar de mening van klager heeft verweerder in een procedure geen hoger beroep ingesteld waardoor tevens een gang naar de Europese rechter niet mogelijk is gebleken.
3 Feiten
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:
3.1 Verweerder heeft klager 9 jaar lang bijgestaan als advocaat, waaronder in een procedure omtrent een verzoek van klager tot verkrijging van een dubbele verblijfplaats van beide dochters van klager. De rechtbank Utrecht heeft dit verzoek van klager bij beschikking van 19 april 2006 afgewezen. Tegen deze beschikking kon tot medio juli 2006 hoger beroep worden ingesteld.
3.2 Verweerder heeft direct na genoemde beschikking van de rechtbank Utrecht aan klager medegedeeld dat hoger beroep tegen deze beschikking niet opportuun was, en dat hij een opdracht van klager tot het instellen van hoger beroep tegen deze beschikking daarom niet kon aanvaarden. Klager heeft hierin berust.
3.3 In het najaar van 2006 heeft verweerder met klager de mogelijkheid besproken tot het opnieuw aanhangig maken van een procedure tot verkrijging van een dubbele verblijfplaats van de kinderen, dit mits er sprake zou zijn van gewijzigde omstandigheden ten opzichte van de omstandigheden ten tijde van het wijzen van de beschikking van 19 april 2006.
3.4 Omdat volgens verweerder van dergelijke omstandigheden niet was gebleken, heeft verweerder de procedure niet opnieuw aanhangig gemaakt. Verweerder heeft klager vervolgens bij brief van 18 maart 2008 te kennen gegeven dat de procedure tot verkrijging van een dubbele verblijfplaats van de kinderen naar zijn mening alleen zou kunnen slagen indien de beide kinderen “zulks schriftelijk hebben kenbaar gemaakt aan beide ouders.” Omdat deze verzoeken niet waren gedaan heeft verweerder klager medegedeeld de zaak af te sluiten.
3.5 Nadat klager zich in verband met de onderhavige klacht tot de deken van het arrondissement Utrecht heeft gewend, heeft verweerder tijdens een bemiddelingsgesprek met de deken zich op verzoek van klager bereid verklaard de door klager gewenste procedure met betrekking tot de dubbele verblijfplaats van de twee kinderen te voeren, mits is voldaan aan door verweerder gestelde voorwaarden. Afgesproken werd dat verweerder die voorwaarden op schrift zou stellen, waarna klager kon zeggen in hoeverre hij aan deze voorwaarden wenste te voldoen. Klager heeft uiteindelijk afwijzend op deze voorwaarden gereageerd.
4 Beoordeling van de klacht
4.1 Het betreft een klacht tegen de eigen advocaat.
4.2 Voorop dient te worden gesteld dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
4.3 De raad neemt voorts tot uitgangspunt dat de advocaat vrij is om een (nieuwe) opdracht van een cliënt niet te aanvaarden, mits hij dat zo tijdig kenbaar maakt en de cliënt wijst op de mogelijke wegen om dit desgewenst alsnog te doen, dat de cliënt daardoor geen procedurele schade ondervindt.
4.4 Vaststaat dat verweerder klager direct na de beslissing van de rechtbank Utrecht van 19 april 2006 heeft medegedeeld niet in hoger beroep te zullen gaan, waardoor klager nog voldoende tijd had een andere advocaat te vinden die daartoe wel bereid was. Klager heeft dit om hem moverende redenen echter niet gedaan.
4.5 Vervolgens hebben klager en verweerder gesproken over de mogelijkheden van het opnieuw aanhangig maken van een procedure. Verweerder heeft hierbij gesteld daartoe slechts onder voorwaarden bereid te zijn. De gestelde voorwaarden voor het aanvaarden van de opdracht zijn, gemeten naar genoemde maatstaven, naar het oordeel van de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
4.6 De klacht is dan ook ongegrond.
BESLISSING:
De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mr. A. Gerritsen-Bosselaar, mr. M.A. le Belle, mr. B. Roodveldt, mr. D.J.S. Voorhoeve, leden, met bijstand van mr. S. Baks als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 oktober 2009.
voorzitter griffier
Deze beslissing is in afschrift op 20 oktober 2009 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht
- de deken van de Nederlandse orde van advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC
Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan
uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke
kantooruren.
c. Per fax
Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de
indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden
toegezonden aan de griffie van het hof.
d. Telefonische informatie
076 – 548 4607.