Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-03-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0738

Zaaknummer

08-247 U

Inhoudsindicatie

Een advocaat is niet verplicht om de instructies van zijn cliënt uit te voeren. Wel moet de advocaat tijdig en zorgvuldig kenbaar maken waartoe hij wel en niet bereid is.

Uitspraak

 

BESLISSING op verzet d.d. 24 maart 2009

in de zaak 08-247U

________________________

 

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad op de klacht van:

de heer

k l a g e r

tegen:

mr.

v e r w e e r s t e r 

1.  Verloop van de procedure

1.1   Bij brief van 11 september 2008, door de raad ontvangen op 12 september 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2.  Bij beslissing van 13 oktober 2008 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 16 oktober 2008 aan klager is verzonden.

1.3 Bij brief van 20 oktober 2008 aan de raad, door de raad ontvangen op 21 oktober 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4  Het verzet is behandeld ter zitting van 19 januari 2009 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5 De raad heeft kennis genomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van:

-  het verzetschrift van klager d.d. 20 oktober 2008 (met als bijlage een notitie van klager genaamd "verantwoording en repliek" van eveneens 20 oktober 2008, met drie producties),

-  de brief van klager d.d. 26 december 2008, door de raad ontvangen op 30 december 2008, waarmee klager zeven producties ter kennis van de raad heeft gebracht,

-  een e-mailbericht van verweerster aan de raad d.d. 9 januari 2009 waarmee zes producties ter kennis van de raad zijn gebracht,

2  Klacht/verzet

2.1  De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met art. 46 van de advocatenwet heeft gehandeld doordat zij weigert op verzoek van klager handelingen uit te voeren die voortvloeien uit of voortbouwen op de volgens klager bestaande vaststellingsovereenkomst tussen hem en zijn verhuurder.

3  Feiten

3.1 Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.2 Klager is al enige jaren verwikkeld in een conflict met zijn verhuurder, een woningbouwvereniging. Van 2003 tot juli 2004 hebben klager en verhuurder een mediationtraject doorlopen. Dit traject is afgesloten met een door de mediator opgestelde concept vaststellingsovereenkomst. De verhuurder heeft dit ondertekend. Klager heeft dit concept niet ondertekend en een aantal wijzigingen op dit concept voorgesteld.

3.3 In december 2007 heeft klager zich voor bijstand tot verweerster gewend. Bij brief van 3 januari 2008 heeft verweerster aan klager bevestigd dat zij hebben afgesproken dat verweerster telefonisch contact zou opnemen met de huurcommissie, waarbij verweerster onder meer zou aangeven dat klager overweegt om aan de huurcommissie een uitspraak te vragen nu de mediation geen schikking tussen partijen heeft opgeleverd. Naar aanleiding van die brief heeft klager per fax verweerster bericht dat deze weergave niet juist is. Klager meent dat er wel overeenstemming is bereikt met zijn verhuurder in de vorm van een vaststellingsovereenkomst en klager wenst slechts dat de huurcommissie een onderzoek zal instellen zoals, volgens klager, is afgesproken met de verhuurder.

3.4  Vervolgens heeft verweerster klager op 4 januari 2008 aangeschreven met de mededeling dat zij nog geen contact heeft opgenomen met de huurcommissie zoals in haar brief van 3 januari was aangekondigd en dat zij overleg zal plegen met een kantoorgenoot door wie klager eerder werd bijgestaan.

3.5 Op 15 januari 2008 heeft verweerster klager per brief bericht dat er naar haar mening geen vaststellingsovereenkomst is gesloten tussen klager en zijn verhuurder en dat zij om die reden niet het door klager gewenste onderzoek zal aanvragen. Bij brief van 18 januari 2008 heeft verweerster klager medegedeeld niet op de door klager gewenste manier voor hem te kunnen optreden en hem aangeboden dit ook aan de huurcommissie te zullen berichten en de huurcommissie te verzoeken om rechtstreeks contact met klager op te nemen.

3.6 Per fax van 20 januari 2008 heeft klager op die brief gereageerd met de mededeling dat hij zelf naar aanleiding van verweersters brief van 18 januari 2008 de huurcommissie al had geïnformeerd en dat de zaak daarmee voor verweerster is afgesloten.

4 Beoordeling van het verzet

4.1 Voorop staat dat een advocaat de leiding heeft bij de behandeling van een zaak en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen op welke wijze de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet een advocaat zijn cliënt tijdig en op zorgvuldige wijze kenbaar maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel en niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor geschaad worden en kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan die maatstaf worden getoetst.

4.2 Uit de stukken en in het bijzonder uit de hiervoor in 1.5 genoemde correspondentie, blijken klagers instructies aan verweerster uitsluitend gebaseerd op diens standpunt over de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst tussen hem en zijn verhuurder. Ook blijkt hieruit dat verweerster zowel mondeling als schriftelijk aan klager heeft toegelicht waarom zij zich niet kon vinden in dit standpunt en daarom de daaruit voortvloeiende opdrachten niet wilde uitvoeren. De raad is daarom van oordeel dat de voorzitter op juiste gronden heeft geoordeeld dat verweerster aan voornoemde maatstaf heeft voldaan en van tuchtrechtelijk laakbaar handelen geen sprake is.

4.3 Het verzet heeft overigens geen nieuwe gezichtspunten opgeleverd, waardoor uit het voorgaande volgt dat de voorzitter de klacht terecht kennelijk ongegrond heeft verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

-  verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door Mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mr. E.J. Ferman, mr. S.M. Gaasbeek-Wielinga, mr. A. de Groot en Mr. L.D.H. Hamer, leden, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2009.

 

voorzitter                                                                        griffier

 

 

De beslissing is in afschrift op 24 maart 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Utrecht

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

 

Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open.