Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-10-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0098

Zaaknummer

09-074A

Inhoudsindicatie

Door klager na uitgebreide advisering niet in de gelegenheid te stellen om zich te beraden en

Inhoudsindicatie

prompt daarop de relatie te verbreken heeft verweerder naar het oordeel van de raad

Inhoudsindicatie

gehandeld in strijd met de zorg die een advocaat jegens zijn cliënt behoort te betrachten en

Inhoudsindicatie

daarmee in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt. Klacht deels gegrond.

Uitspraak

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 27 oktober 2009

in de zaak 09-074 A

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van de op 12 maart 2009 binnengekomen klacht van:

De heer ir.

k l a g e r

tegen:

De heer mr.

v e r w e e r d e r

1 Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 10 maart 2009, bij de raad binnengekomen op 12 maart 2009 heeft de deken van de orde van advocaten van het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 31 augustus 2009 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad, van de stukken genummerd 1 t/m 11 in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 De klacht

2.1 De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder:

  

  a) zonder enige aanleiding de relatie met klager op 29 augustus 2008 heeft    verbroken;

 b) klager op onheuse wijze heeft bejegend.

2.2 Door aldus te handelen c.q. na te laten heeft verweerder volgens klager de norm vastgelegd in artikel 46 Advocatenwet overschreden.

3 Feiten:

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is

  verklaard, van het volgende worden uitgegaan:

3.1 Klager verkocht zijn onderneming in het jaar 2000. Een deel van de opbrengst gaf klager in beheer bij een vermogensbeheerder. Over dit beheer was klager niet tevreden. Klager stelt aanzienlijke schade te hebben geleden wegens tekortschieten van de vermogensbeheerder.

3.2 Klager heeft verweerder gevraagd zijn juridische positie te bepalen en hem te adviseren over de mogelijkheden om de vermogensbeheerder aan te spreken tot schadevergoeding.

3.3 Op 16 juli 2008 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerder. Naar aanleiding van deze bespreking heeft verweerder bij brief van 16 juli 2008 bevestigd dat klager opdracht heeft gegeven om een inventarisatie te maken van zijn juridische positie ten opzichte van de vermogensbeheerder. Voor deze inventarisatieperiode, waarvan de resultaten werden vastgelegd in een notitie, werd een vast honorarium afgesproken.

3.4 Op 12 augustus 2008 heeft klager met verweerder een door deze opgestelde concept notitie besproken. Verweerder heeft klager geadviseerd de definitieve versie van de notitie te bespreken met zijn accountant. Ter bevestiging van die bespreking heeft verweerder klager op 14 augustus 2008 een brief gestuurd waarin onder meer 2 honorariumvarianten zijn opgenomen. Verweerder heeft klager verzocht zijn keuze aan te kruisen en de brief ondertekend te retourneren. Aangezien de notitie zelf uitbleef, heeft klager bij e-mail van 19 augustus 2008 verweerder om deze notitie verzocht. In deze e-mail heeft klager melding gemaakt van het feit dat hij nog enkele dagen met vakantie zal gaan.

3.5 Op 27 augustus 2008 heeft verweerder geschreven:

 “Wij hebben uw zaak even stil gelegd totdat wij van u de intakebrief retour ontvangen. Ingeval wij uiterlijk 1 september a.s. niet meer van u vernemen, nemen wij aan, dat u op de verdere behandeling van uw zaak geen prijs stelt en sluiten wij uw dossier.

 De rapportage van de 1e fase zal ik u nog toezenden.”

3.6 Op dezelfde datum heeft klager als volgt gereageerd:

 “Ik begrijp uw reactie niet.

 Ik liet u reeds op 19 augustus weten dat ik de 1e fase rapportage graag tegemoet zie. Zodat ik i.o.m. mijn accountant (conform uw suggestie) een weloverwogen beslissing kan nemen hoe & of we verder gaan.

 Ik ga nog een paar dagen met vakantie, heb nog geen 1e fase rapportage ontvangen en moet mijn accountant nog spreken. Ik hoop dat u inziet dat dat niet allemaal vóór 1 september gaat lukken ……

 Om er zeker van te zijn dat er verder geen ‘ruis’ in onze communicatie is, bel ik u morgen nog even.”

3.7 Verweerder heeft de notitie eerst op 28 augustus 2008 aan klager gestuurd. Klager heeft verweerder op 29 augustus 2008 opgebeld en de inhoud van het gesprek per e-mail bevestigd. Verweerder heeft in het telefoongesprek klager laten weten niet langer bereid te zijn klager als cliënt te willen bijstaan. Direct daarna heeft verweerder in een e-mail bevestigd niet langer met klager verder te willen gaan, omdat deze zou twijfelen.

3.8 Op 4 september 2008 om 09.22 uur heeft klager op zijn – handsfree – telefoon in de auto de volgende boodschap ontvangen:

 “Zeg mijnheer Blesgraaf, u moet eens ophouden met die vervelende briefjes, anders ga ik u aanpakken, zeurpiet.”

4 Beoordeling

Ad klachtonderdeel a

4.1  Klager verwijt verweerder de relatie met hem op 29 augustus 2008 zonder enige aanleiding te hebben verbroken. In reactie daarop stelt verweerder dat klager in het telefoongesprek op 29 augustus 2008 zou hebben gezegd dat hij de procedure tegen de vermogensbeheerder somber inzag, waarop verweerder hem heeft gezegd dat hij het dan niet moest doen, althans dat verweerder hem dan niet zou bijstaan, omdat bij verlies van een dergelijke procedure klager verweerder zou verwijten dat hij hem die procedure zou hebben geadviseerd. Nu klager deze lezing van het telefoongesprek betwist, kan de raad niet vaststellen wat tijdens het telefoongesprek precies is besproken. Uit de stukken en uit hetgeen ter zitting is verklaard, is komen vast te staan dat verweerder klager heeft geadviseerd om zijn notitie met een accountant te bespreken. In verband daarmee heeft klager op 19 augustus 2008 verzocht om toezending van de notitie. Op 27 augustus 2008 heeft verweerder meegedeeld de zaak te hebben stil gelegd totdat hij de intakebrief retour zou hebben: daarbij heeft verweerder een termijn gesteld tot uiterlijk 1 september 2008. In reactie daarop heeft klager nogmaals om toezending van de notitie verzocht en nogmaals meegedeeld dat hij deze nog diende te bespreken met zijn accountant, zodat de termijn 1 september niet haalbaar was. Als klager verweerder twee dagen later belt, wordt de opdracht door verweerder beëindigd omdat klager zou twijfelen.

4.2 De raad acht klachtonderdeel a gegrond. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder op 27 augustus 2008 een onredelijke korte termijn gesteld waarbinnen klager zich tezamen met zijn accountant kon beraden op het advies van verweerder. Dit klemt temeer nu klager die tot tweemaal toe verweerder heeft moeten verzoeken om toezending van de op 12 augustus 2008 mondeling besproken notitie deze op het moment van het stellen van de termijn nog steeds niet had ontvangen. Nu verweerder bovendien klager zelf had geadviseerd om zijn offerte met een accountant te bespreken, had verweerder klager naar het oordeel van de raad voldoende gelegenheid moeten geven om zich te beraden. Door een dergelijke onredelijk korte termijn te stellen, heeft verweerder zich zijn verantwoordelijkheid onvoldoende aangetrokken. Door klager na uitgebreide advisering niet in de gelegenheid te stellen om zich te beraden en prompt daarop de relatie te verbreken heeft verweerder naar het oordeel van de raad gehandeld in strijd met de zorg die een advocaat jegens zijn cliënt behoort te betrachten en daarmee in strijd met wat een behoorlijk advocaat betaamt.

 Ad klachtonderdeel b

4.3 Nu partijen elkaar op dit onderdeel tegenspreken, kan de raad niet vaststellen of verweerder klager een zeurpiet heeft genoemd. Dit klachtonderdeel is mitsdien ongegrond.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. Th.J.M. Gijsberts, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, P.W.M. Huisman, J.M. van de Laar en B.C. Romijn leden, bijgestaan door mr. A. Lof als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 oktober 2009.

voorzitter       griffier

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 27 oktober 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het hof van discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgende op de dag van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het hof van discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het hof van discipline:

a. Per post

 Het postadres van de griffie van het hof van discipline is: Postbus 132, 4840 AC 

  Prinsenbeek

b. Bezorging

  De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC  Prinsenbeek. Bezorging kan

  uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke

  kantooruren.

c. Per fax

  Het faxnummer van het hof van discipline is 076 0 548 4608. Tegelijkertijd met de

  indiening per fax dienen de originele stukken in het vereiste aantal per post te worden

  toegezonden aan de griffie van het hof.

d.  Telefonische informatie

  076 – 548 4607.