Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2009

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2009:YA0674

Zaaknummer

08-192A

Inhoudsindicatie

Verzet. Klager heeft de termijn van artikel 46h Advocatenwet overschreden. Verzet niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

RAAD VAN DISCIPLINE

in het ressort Amsterdam

BESLISSING d.d. 18 mei 2009

in de zaak 08-192A

___________________________________________________________________________

De raad heeft het volgende overwogen en beslist naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad op de klacht van:

De heer mr.

klager

tegen:

Mevrouw mr.

verweerster

 

1. Verloop van de procedure

1.1 Bij brief van 15 juli 2008, door de raad ontvangen op 17 juli 2008, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij beslissing van 22 juli 2008 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 24 juli 2008 is verzonden aan klager.

1.3 Bij brief gedateerd 5 augustus 2008, bij de raad per fax binnengekomen op 12 augustus 2008, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter.

1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad op 10 maart 2009 in aanwezigheid van verweerster.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van:

- de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop die beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

- het verzetschrift van klager van 5 augustus 2008.

2. Klacht/verzet

2.1. De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster in strijd met artikel 46 Advocatenwet heeft gehandeld omdat zij:

a) ondanks herhaald verzoek weigert om aan klager een volmacht te over te leggen waaruit blijkt dat zij bevoegd is namens mevrouw H. op te treden bij de afwikkeling van de ontbonden maatschap;

b) tegenover klager heeft verklaard zich niet gebonden te achten aan eerder tussen partijen gemaakte afspraken;

c) zich in correspondentie rechtstreeks tot klager heeft gericht, terwijl de advocaat, die klager bijstond, inmiddels bekend was bij verweerster.

2.2. Het verzet houdt zakelijk weergegeven in dat de (plaatsvervangend) voorzitter ten onrechte de klacht kennelijk ongegrond heeft verklaard waarbij hij voorbij gegaan is aan het oordeel van de Ombudsman dat een advocaat wel degelijk om een volmacht kan worden gevraagd, aan het feit dat verweerster de belangen van de wederpartij niet in het oog heeft gehouden, en aan het feit dat het onbegrijpelijk is dat verweerster zich direct tot klager heeft gewend en niet tot diens advocaat.

3. Feiten

3.1. Voor de beoordeling van het verzet en de daaraan ten grondslag liggende klacht kan, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van het volgende worden uitgegaan.

3.2. Klager is sinds  mei 2007 met mevrouw H. in onderhandeling over de afwikkeling van de ontbonden maatschap die klager tot en met maart 2007 met haar heeft gevormd.

3.3. Mevrouw H. is achtereenvolgens door verschillende gemachtigden bijgestaan, laatstelijk door verweerster.

3.4. Tussen klager en verweerster is correspondentie gevoerd. In het kader daarvan heeft klager verweerster diverse malen verzocht om hem een ondertekende volmacht te doen toekomen, waaruit blijkt dat zij bevoegd om is namens mevrouw H. op te treden bij de afwikkeling van de ontbonden maatschap. Verweerster maakte kenbaar dat niet noodzakelijk te vinden, omdat zij advocaat is.

3.5. Tevens is gecorrespondeerd over de vraag of eerder gedane voorstellen c.q. gemaakte afspraken door verweerster zouden worden gerespecteerd. Verweerster heeft aan klager gemeld dat er nog geen definitieve afspraken over (deel)onderwerpen waren gemaakt, maar dat wel zoveel mogelijk zou worden aangehaakt bij hetgeen eerder was besproken.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 Het door klager opgestelde verzetschrift tegen de op 24 juli 2008 aan partijen verzonden beslissing is op 12 augustus 2008 door de raad ontvangen. Blijkens artikel 46h Advocatenwet dient het verzet binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van de beslissing te worden ingesteld, zodat klager het verzet tegen de beslissing van 22 juli 2008, die op 24 juli 2008 aan partijen werd verzonden, niet tijdig heeft ingesteld.

4.1. De inhoud van deze bepaling uit de Advocatenwet, alsmede de mededeling dat het verzet binnen de bovengenoemde termijn bij de raad van discipline moet worden ingediend is vermeld onder de beslissing van de (plaatsvervangend) voorzitter van 22 juli 2008. Een en ander leidt tot de conclusie dat klager het verzet te laat heeft ingesteld, zodat het niet ontvankelijk is.

 

4.2. De raad voegt aan het vorenstaande ten overvloede toe dat – in het geval het verzet  ontvankelijk was geweest – het verzet ongegrond zou zijn verklaard, aangezien de (plaatsvervangend) voorzitter op goede gronden tot zijn beslissing is gekomen.

BESLISSING:

De raad van discipline:

- verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. D.J. Markx, voorzitter, mr. B. ten Doesschate. mr. A. de Groot, mr. D.J.S. Voorhoeve, mr. M.G.F. van Voorst tot Voorst, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 mei 2009.

voorzitter             griffier

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2009 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.